Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De belangrijkste vraag die er is

De belangrijkste vraag die er is

De belangrijkste vraag die er is

’KAN er in het menselijk bestaan een belangrijker vraag zijn dan de vraag „Is er een God?”’ Met deze woorden sneed de geneticus Francis S. Collins een cruciale kwestie aan. Als er geen God is, bestaat er namelijk geen hogere autoriteit, vooral als het om morele zaken gaat, en zijn we op onszelf aangewezen.

De reden waarom veel mensen aan het bestaan van God twijfelen, is dat veel wetenschappers niet in God geloven. Maar dat een idee populair is, betekent nog niet dat het waar is. Het volgende artikel gaat daar verder op in.

Helaas hebben veel religies tot de verwarring bijgedragen door dingen te leren die in strijd zijn met wetenschappelijke feiten. Een bekend voorbeeld is het onbijbelse idee dat God de wereld een paar duizend jaar geleden in zes dagen van 24 uur heeft geschapen.

Velen geven de zoektocht naar de waarheid over het bestaan van God op omdat ze geconfronteerd worden met tegenstrijdige theorieën en filosofieën. Maar wat zou zinvoller — en belangrijker — kunnen zijn dan een betrouwbaar antwoord te vinden op zo’n fundamentele vraag? Natuurlijk heeft niemand van ons God gezien en waren we er niet bij toen het heelal en het leven ontstonden. Dus wordt onze mening in zekere zin bepaald door geloof, of we nu wel in God geloven of niet. Maar om wat voor geloof gaat het dan?

Echt geloof is gebaseerd op bewijzen

Geloof maakt — in ieder geval tot op zekere hoogte — een belangrijk deel uit van ons leven. We nemen een baan aan en gaan ervan uit dat we ons salaris zullen krijgen. We zaaien in de zekerheid dat de zaden zullen ontkiemen. We hebben vertrouwen in onze vrienden. En we geloven in de wetten die het heelal besturen. Hierbij gaat het om een rationeel geloof dat op bewijzen gebaseerd is. Zo is ook het geloof dat God bestaat op bewijzen gebaseerd.

De Bijbel zegt in Hebreeën 11:1: ’Geloof is de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien.’ Ter illustratie: Stel dat u langs het strand wandelt en plotseling de grond voelt schudden. Vervolgens ziet u dat de zee zich snel terugtrekt. U weet wat dit betekent: er komt een tsunami aan. De aardbeving vormt samen met het water dat zich terugtrekt een „duidelijke demonstratie van werkelijkheden” die u nog niet ziet: de hoge golven die eraan komen. Dat rationele geloof zet u ertoe aan naar hoger gelegen terrein te vluchten.

Zo moet ook geloof in God een rationeel geloof zijn dat gebaseerd is op overtuigende bewijzen. Alleen dan kan God, hoewel hij onzichtbaar is, een realiteit voor u worden. Moet u een wetenschapper zijn om het bewijsmateriaal te kunnen onderzoeken en afwegen? De Nobelprijswinnaar Vladimir Prelog erkende dat zelfs „winnaars van de Nobelprijs niet meer over God, religie en leven na de dood weten dan andere mensen”.

Oprechtheid en een verlangen naar de waarheid zullen u ertoe aanzetten het bewijsmateriaal onbevooroordeeld te onderzoeken en u erdoor te laten leiden. Welk bewijsmateriaal is er?

[Illustratie op blz. 3]

Een boer is ervan overtuigd dat zaden zullen ontkiemen en groeien