Daniël 12:1-13

12  In die tijd zal Michaël*+ opstaan, de grote vorst+ die staat ten behoeve van jouw volk.* Er zal een moeilijke tijd aanbreken zoals er niet is geweest sinds er een volk is ontstaan tot die tijd. In die tijd zal jouw volk ontkomen,+ iedereen die geschreven blijkt te staan in het boek.+ 2  Velen van hen die in het stof van de aarde slapen, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven en anderen tot schande en eeuwige verachting. 3  Degenen die inzicht hebben, zullen zo helder stralen als het uitspansel van de hemel, en degenen die de velen tot rechtvaardigheid brengen als de sterren, voor altijd en eeuwig. 4  Houd de woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de tijd van het einde.+ Velen zullen het grondig onderzoeken,* en de ware kennis zal overvloedig worden.’+ 5  Ik, Daniël, keek en zag daar twee anderen staan, de ene aan deze oever van de rivier en de andere aan de overkant van de rivier.+ 6  Een van hen zei tegen de man in de linnen kleding+ die zich boven het water van de rivier bevond: ‘Hoelang zal het duren tot het einde van deze wonderbare dingen?’ 7  Toen hoorde ik de man in de linnen kleding die zich boven het water van de rivier bevond spreken. Hij hief zijn rechter- en zijn linkerhand op naar de hemel en zwoer bij Hem die eeuwig leeft:+ ‘Het zal zijn voor een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een halve tijd.* Zodra het verpletteren van de macht van het heilige volk eindigt,+ zal er aan al deze dingen een eind komen.’ 8  Ik hoorde het, maar ik kon het niet begrijpen.+ Daarom zei ik: ‘Mijn heer, wat zal de afloop zijn van deze dingen?’ 9  Toen zei hij: ‘Ga, Daniël, want de woorden moeten geheim en verzegeld blijven tot de tijd van het einde.+ 10  Velen zullen zich reinigen en zich wit maken en gelouterd worden.+ Slechte mensen zullen zich slecht gedragen, en geen van de slechte mensen zal het begrijpen. Maar degenen die inzicht hebben, zullen het begrijpen.+ 11  En vanaf de tijd dat het vaste kenmerk*+ verwijderd is en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt is opgericht,+ zullen er 1290 dagen zijn. 12  Gelukkig is hij die blijft verwachten* en die de 1335 dagen bereikt! 13  Maar jij moet tot het einde doorgaan. Je zult rusten, maar je zult opstaan tot je bestemming* aan het einde van de dagen.’+

Voetnoten

Bet.: ‘wie is als God?’
Lett.: ‘de zonen van je volk’.
Of ‘her- en derwaarts gaan’.
D.w.z. drieënhalve tijd.
Of ‘vaste slachtoffer’.
Of ‘die vol verlangen wacht’.
Of ‘op je toegewezen plaats’.

Aantekeningen

Media