Volgens Mattheüs 6:1-34

6  Pas op dat je je goede daden niet doet* voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden,+ anders zul je geen beloning krijgen van je hemelse Vader. 2  Als je giften aan de armen geeft,+ moet je het niet rondbazuinen. Want dat doen de huichelaars in de synagogen en op de straten om eer van mensen te krijgen.+ Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 3  Maar als jij giften aan de armen geeft, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet, 4  zodat niemand het verder ziet.* Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen.+ 5  En als je bidt, doe dan niet als de huichelaars,+ want die staan graag in de synagogen en op de hoeken van de brede straten te bidden om door de mensen gezien te worden.+ Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 6  Maar als jij bidt, ga dan naar je binnenkamer, doe de deur dicht en bid tot je Vader, die niet gezien wordt.+ Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen. 7  Zeg tijdens het bidden niet steeds dezelfde dingen zoals de heidenen doen, want zij denken dat hun gebeden verhoord zullen worden als ze maar veel woorden gebruiken. 8  Wees niet zoals zij, want je Vader weet al wat je nodig hebt+ voordat je hem erom vraagt. 9  Bid dus op deze manier:+ “Onze Vader in de hemel, laat uw naam+ geheiligd worden.+ 10  Laat uw Koninkrijk+ komen. Laat uw wil+ gedaan worden op aarde+ net zoals in de hemel. 11  Geef ons het brood dat we vandaag nodig hebben.+ 12  En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij anderen hun schulden hebben vergeven.+ 13  En breng ons niet in beproeving,+ maar red* ons van de goddeloze.”*+ 14  Want als je andere mensen hun fouten vergeeft, zal je hemelse Vader ook jou vergeven.+ 15  Maar als je andere mensen hun fouten niet vergeeft, zal je Vader ook jouw fouten niet vergeven.+ 16  Als jullie vasten,+ zet dan geen* somber gezicht zoals de huichelaars, want die verwaarlozen hun uiterlijk zodat de mensen kunnen zien dat ze vasten.+ Ik verzeker jullie: zij hebben hun volledige beloning al gekregen. 17  Maar als jij vast, wrijf je hoofd dan in met olie en was je gezicht, 18  zodat het de mensen niet opvalt dat je vast, maar alleen je Vader, die niet gezien wordt. Dan zal je Vader, die ongezien toekijkt, je ervoor belonen. 19  Houd ermee op schatten op aarde te verzamelen,+ waar ze aangetast worden door motten en roest, en waar dieven inbreken en stelen. 20  Verzamel in plaats daarvan schatten in de hemel,+ waar ze niet aangetast worden door motten en roest,+ en waar dieven niet inbreken en stelen. 21  Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. 22  Het oog is de lamp van het lichaam.+ Dus als je oog op één punt gericht is, zal je hele lichaam verlicht* zijn.+ 23  Maar als je oog hebzuchtig rondkijkt,+ zal je hele lichaam in duisternis zijn. Als het licht dat in je is, duisternis blijkt te zijn, dan is die duisternis wel heel groot! 24  Niemand kan twee meesters dienen: óf hij zal de een haten en van de ander houden,+ óf hij zal juist aan de eerste gehecht zijn en de ander verachten. Je kunt niet God én de Rijkdom dienen.+ 25  Daarom zeg ik jullie: Maak je niet langer zorgen+ over je leven en wat je zult eten en drinken of over je lichaam en wat je zult aantrekken.+ Is het leven niet belangrijker dan voedsel en het lichaam niet belangrijker dan kleding?+ 26  Kijk goed naar de vogels in de lucht.+ Ze zaaien niet en oogsten niet en ze leggen geen voorraden aan in schuren, en toch geeft jullie hemelse Vader ze te eten. Zijn jullie niet meer waard dan vogels? 27  Wie kan zijn leven met ook maar één el verlengen+ door zich zorgen te maken? 28  En waarom maken jullie je zorgen over kleding? Leer een les van de lelies op het veld. Kijk hoe ze groeien: ze zwoegen niet en spinnen niet, 29  en toch zeg ik jullie dat zelfs Salomo+ met al zijn pracht en praal niet zo mooi gekleed was als een van deze lelies. 30  Als God nu de planten op het veld die er vandaag zijn en morgen in de oven worden gegooid, zo mooi kleedt, dan zal hij jullie toch zeker ook kleden? Wat is jullie geloof toch klein! 31  Maak je dus nooit zorgen+ en zeg niet: “Wat moeten we eten?” of: “Wat moeten we drinken?” of: “Wat moeten we aantrekken?”+ 32  Want dat zijn allemaal dingen waar de andere volken heel druk mee bezig zijn. Jullie hemelse Vader weet dat jullie al die dingen nodig hebben. 33  Blijf eerst het Koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, dan zullen al die andere dingen je ook gegeven worden.+ 34  Maak je dus nooit zorgen over de dag van morgen,+ want de volgende dag heeft zijn eigen zorgen. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen problemen.

Voetnoten

Lett.: ‘je rechtvaardigheid niet beoefent’.
Of ‘je gaven van barmhartigheid ongezien blijven’.
Of ‘bevrijd’.
Of mogelijk ‘van wat goddeloos is’.
Of ‘zet dan niet langer een’.
Of ‘helder’.

Aantekeningen

giften aan de armen: Of ‘gaven van barmhartigheid’. Het Griekse woord eleemosune, traditioneel vertaald met ‘aalmoes’, is verwant aan de Griekse woorden voor ‘barmhartigheid’ en ‘barmhartigheid tonen’. Het duidt op geld of voedsel dat uit vrije wil werd gegeven om de armen te ondersteunen.

rondbazuinen: Het blazen op een trompet of bazuin zou de aandacht trekken. Kennelijk is het hier figuurlijk bedoeld in de zin dat iemand zijn eigen liefdadigheid niet overal moet rondvertellen.

huichelaars: Het Griekse woord hupokrites duidde oorspronkelijk op Griekse (en later Romeinse) toneelspelers die grote maskers droegen om hun stem te versterken. In de loop van de tijd werd de term als metafoor gebruikt voor iemand die zijn ware bedoelingen of aard verbergt door een oneerlijk spel te spelen of door te veinzen. Jezus noemt de Joodse religieuze leiders hier huichelaars of hypocrieten (Mt 6:5, 16).

Ik verzeker jullie: Zie aantekening bij Mt 5:18.

zij hebben hun volledige beloning al gekregen: Het Griekse woord apecho, dat ‘ten volle hebben’ betekent, kwam vaak op kwitanties voor in de betekenis ‘voldaan’, ‘volledig betaald’. De huichelaars gaven om door de mensen gezien te worden, en de mensen zagen hun liefdadigheid en gaven hun daar eer voor. Zo kregen ze al de volledige beloning die ze zouden krijgen. Ze hoefden niets meer van God te verwachten.

laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet: Een stijlfiguur waarmee uiterste discretie of geheimhouding wordt aangeduid. Jezus’ volgelingen mogen hun goede daden zelfs niet rondvertellen aan degenen die zo dicht bij hen zijn als de linkerhand bij de rechterhand is, dat wil zeggen aan hun beste vrienden.

Zeg (...) niet steeds dezelfde dingen: Of ‘brabbel niet’, ‘uit geen lege herhalingen’. Jezus waarschuwde zijn volgelingen om niet te bidden zonder erbij na te denken. Hij bedoelt niet dat het verkeerd is om verzoeken te herhalen (Mt 26:36-45). Maar het zou verkeerd zijn om de gebeden van de heidenen (niet-Joden) te imiteren, die de gewoonte hadden om gedachteloos steeds weer dezelfde uit het hoofd geleerde zinnen op te zeggen.

je Vader: In enkele oude manuscripten staat ‘God je Vader’, maar de kortere variant ‘je Vader’ wordt beter door de manuscripten ondersteund.

Bid: Jezus spreekt de aanwezigen hier rechtstreeks aan om onderscheid te maken met de huichelaars over wie hij het eerder had (Mt 6:5).

op deze manier: Oftewel in contrast met de gewoonte van degenen die ‘steeds dezelfde dingen’ zeiden (Mt 6:7).

Onze Vader: Door het meervoudig voornaamwoord ‘onze’ te gebruiken, erkent de bidder dat anderen ook een goede band met God hebben en deel uitmaken van Zijn gezin van aanbidders. (Zie aantekening bij Mt 5:16.)

naam: De persoonlijke naam van God, die bestaat uit de vier Hebreeuwse letters יהוה (JHWH) en in het Nederlands wordt weergegeven als ‘Jehovah’. In de Nieuwewereldvertaling komt de naam 6979 keer voor in de Hebreeuwse Geschriften en 237 keer in de Griekse Geschriften. (Zie voor meer informatie over Gods naam in de Griekse Geschriften App. A5 en App. C.) In de Bijbel duidt het woord naam soms ook op de persoon zelf, zijn reputatie en alles wat hij zelf zegt dat hij is. (Vergelijk Ex 34:5, 6; Opb 3:4, vtn.)

geheiligd worden: Of ‘als heilig behandeld worden’. Dit is een verzoek of de hele schepping, inclusief mensen en engelen, Gods naam als heilig mag bezien. Het verzoek omvat ook de gedachte dat God actie zal ondernemen om zichzelf te heiligen door zijn naam te ontdoen van de smaad die erop is gebracht sinds het eerste mensenpaar in de tuin van Eden in opstand kwam.

Laat uw Koninkrijk komen: Gods Koninkrijk is een uiting van Jehovah’s soevereiniteit over de aarde. Dit is een verzoek aan God om in te grijpen en ervoor te zorgen dat zijn Koninkrijk, met de Messiaanse Koning en zijn mederegeerders, als enige regering over de aarde heerst. Jezus’ gelijkenis in Lu 19:11-27 bevestigt dat Gods Koninkrijk zal ‘komen’ in de zin dat het het oordeel zal voltrekken, alle vijanden ervan zal vernietigen en degenen die erop hopen zal belonen. (Zie Mt 24:42, 44.) Het zal een eind maken aan deze slechte wereld, met inbegrip van alle menselijke regeringen, en een rechtvaardige nieuwe wereld brengen (Da 2:44; 2Pe 3:13; Opb 16:14-16; 19:11-21).

Laat uw wil gedaan worden: Dit verzoek draait er niet in de eerste plaats om dat mensen Gods wil doen. Het draait erom dat God in actie komt om zijn wil voor de aarde en de mensen te realiseren. Het is een verzoek of God zijn macht wil gebruiken om zijn bekendgemaakte voornemen uit te voeren. De bidder laat ook uitkomen dat hij zelf voorrang geeft aan Gods wil en dat hij zich daaraan onderwerpt. (Vergelijk Mt 26:39.) In deze context kan de uitdrukking op aarde net zoals in de hemel op twee manieren worden opgevat. Het kan een verzoek zijn of Gods wil op aarde gedaan mag worden zoals dat al in de hemel gebeurt. Of het kan een verzoek zijn of Gods wil volledig gedaan mag worden, zowel op aarde als in de hemel.

het brood dat we vandaag nodig hebben: In veel contexten betekenen de Hebreeuwse en Griekse woorden voor brood ‘voedsel’ (Ge 3:19, vtn.). Op deze manier laat Jezus uitkomen dat aanbidders van God hem niet om een overvloed aan voorzieningen moeten vragen, maar dat ze wel vol vertrouwen kunnen vragen om voldoende voedsel voor elke dag. Dit verzoek is een herinnering aan de opdracht die God alle Israëlieten gaf om het manna te verzamelen waarin door een wonder voorzien werd, iedereen wat hij nodig had (Ex 16:4).

vergeef: Het Griekse woord betekent letterlijk ‘loslaten’, ‘laten gaan’ maar kan ook ‘een schuld kwijtschelden’ betekenen, zoals in Mt 18:27, 32.

schulden: Duidt op zonden. Als iemand tegen een ander zondigt, heeft hij een schuld of verplichting tegenover die persoon, en daarom moet hij hem om vergeving vragen. Of iemand door God vergeven wordt hangt ervan af of hij anderen hun schulden heeft vergeven, dat wil zeggen hun zonden tegen hem (Mt 6:14, 15; 18:35; Lu 11:4).

breng ons niet in beproeving: Of ‘laat niet toe dat we aan verleiding toegeven’. De Bijbel zegt soms dat God dingen veroorzaakt terwijl bedoeld wordt dat hij ze alleen maar toelaat (Ru 1:20, 21). Jezus zegt hier dus niet dat God mensen in de verleiding brengt om te zondigen (Jak 1:13). Hij spoort zijn volgelingen juist aan te bidden om Gods hulp om verleidingen te vermijden of beproevingen te doorstaan (1Kor 10:13).

fouten: Het Griekse woord voor fouten kan ook worden vertaald met ‘een misstap’ (Ga 6:1), een blunder, in contrast met iemand die oprecht wandelt of leeft in harmonie met Gods rechtvaardige vereisten.

vasten: Zich een bepaalde periode onthouden van voedsel. (Zie Woordenlijst.) Jezus heeft zijn discipelen nooit opgedragen om te vasten, maar hij heeft ze ook niet gezegd dit gebruik volledig te mijden. Onder de wet van Mozes was vasten voor Joden met de juiste motivatie een manier om zich voor Jehovah te vernederen en te laten zien dat ze berouw hadden van hun zonden (1Sa 7:6; 2Kr 20:3).

verwaarlozen hun uiterlijk: Of ‘vertrekken hun gezicht’, ‘maken hun gezicht onaantrekkelijk (onherkenbaar)’. Misschien deden mensen dat door zich niet te wassen of te verzorgen en door as op hun hoofd te strooien of te smeren.

wrijf je hoofd in met olie en was je gezicht: Meestal verzorgden mensen zich tijdens het vasten niet, dus Jezus zegt hier tegen zijn discipelen dat niet aan iemand te zien moet zijn dat hij vast.

Het oog is de lamp van het lichaam: Een letterlijk oog dat goed functioneert is voor het lichaam als een lamp die schijnt in het donker. De hele persoon wordt dan verlicht. Het ‘oog’ wordt hier in figuurlijke zin gebruikt (Ef 1:18).

op één punt gericht: Of ‘gefocust’, ‘zuiver’, ‘gezond’. De grondbetekenis van het Griekse haplous is ‘enkelvoudig’, ‘eenvoudig’. Het kan de gedachte overbrengen van één doel voor ogen houden of doelgerichte toewijding. Wil een letterlijk oog goed kunnen functioneren, dan moet het op één punt kunnen focussen. Als iemands figuurlijke oog op het enige juiste ‘gericht’ is (Mt 6:33), zal dat een positieve uitwerking hebben op zijn hele persoonlijkheid.

hebzuchtig: Lett.: ‘boosaardig’. Een letterlijk oog dat slecht of ongezond is, ziet niet duidelijk. Zo kan ook een hebzuchtig oog zich niet richten op wat echt belangrijk is (Mt 6:33). Zo’n oog is ontevreden, inhalig en makkelijk afgeleid. Het leidt ertoe dat de eigenaar dingen verkeerd inschat en een zelfzuchtige leefwijze kiest. (Zie aantekening bij Mt 6:22.)

dienen: Het Griekse werkwoord duidt op werken als een slaaf, dat wil zeggen iemand die het bezit van één meester is. Jezus bedoelde hier dat een christen God niet de volledige toewijding kan geven die Hij verdient en tegelijk toegewijd kan zijn aan het vergaren van bezittingen.

Rijkdom: Het Griekse mamonas (van Semitische oorsprong) wordt traditioneel weergegeven met ‘de mammon’ en kan ook worden vertaald met ‘Geld’. ‘Rijkdom’ wordt hier gepersonifieerd als een meester of een valse god, maar er is geen bewijs dat het woord ooit gebruikt is als de naam van een specifieke god.

Maak je niet langer zorgen: De tijd van het Griekse werkwoord in dit verbod duidt op stoppen met een handeling die al aan de gang is. Deze Griekse term voor ‘je zorgen maken’ kan slaan op een bezorgdheid die iemands geest verdeelt en hem afleidt, waardoor hij zijn vreugde verliest. Hetzelfde woord komt voor in Mt 6:27, 28, 31, 34.

leven: Het Griekse psuche, dat traditioneel wordt weergegeven met ‘ziel’, duidt hier op het leven. De combinatie leven (ziel) en lichaam vertegenwoordigt de hele persoon.

één el: Jezus gebruikt hier een woord dat verwijst naar een korte lengtemaat (lett.: ‘een onderarm’) van zo’n 44,5 cm. (Zie Woordenlijst en App. B14.)

verlengen: Jezus stelt het leven hier blijkbaar voor als een reis. Hij laat uitkomen dat je zorgen maken je leven zelfs niet een beetje kan verlengen.

Leer een les: De Griekse werkwoordsvorm kan ook worden vertaald als ‘leer goed (grondig)’.

de lelies op het veld: Sommigen zeggen dat het anemonen waren, maar misschien ging het om allerlei lelieachtige bloemen, zoals tulpen, hyacinten, irissen en gladiolen. Anderen denken dat Jezus het gewoon had over de vele wilde bloemen die in de omgeving groeiden en vertalen het daarom met ‘de bloemen op het veld’. Dat is een mogelijke conclusie, want deze uitdrukking is in het Grieks parallel aan ‘planten op het veld’ (Mt 6:30; Lu 12:27, 28).

planten (...) oven: Tijdens de hete zomermaanden verdorren de planten in Israël soms al binnen twee dagen. Droge bloemstengels en gras werden van de velden verzameld als brandstof voor de bakovens.

Wat is jullie geloof toch klein!: Jezus paste deze woorden toe op zijn discipelen en gaf daarmee aan dat hun geloof of vertrouwen niet sterk was (Mt 8:26; 14:31; 16:8; Lu 12:28). Het duidt er niet op dat iemand geen geloof heeft maar dat hij te weinig geloof heeft.

Blijf (...) zoeken: De Griekse werkwoordsvorm duidt op het voortduren van een handeling en kan ook worden weergegeven als ‘zoek voortdurend’. Jezus’ ware volgelingen zouden niet een tijdlang het Koninkrijk zoeken en zich dan op andere dingen richten. Ze moesten het altijd op de eerste plaats in hun leven stellen.

het Koninkrijk: In sommige oude Griekse manuscripten wordt het weergegeven als ‘Gods Koninkrijk’.

Zijn: Verwijst naar God, de ‘hemelse Vader’ die in Mt 6:32 wordt genoemd.

rechtvaardigheid: Personen die Gods rechtvaardigheid zoeken doen graag zijn wil en leven naar zijn normen voor goed en kwaad. Dat vormde een groot contrast met wat de farizeeën deden, die hun eigen normen voor rechtvaardigheid vaststelden (Mt 5:20).

Maak je nooit zorgen over de dag van morgen: De Bijbel zegt dat het goed is om vooruit te plannen (Sp 21:5). Maar overdreven bezorgdheid over wat er in de toekomst kan gebeuren zou een negatieve uitwerking kunnen hebben op iemands band met God. Hij zou kunnen gaan vertrouwen op zijn eigen wijsheid in plaats van die van God (Sp 3:5, 6).

Media

Synagoge in de eerste eeuw
Synagoge in de eerste eeuw

In deze reconstructie zijn wat kenmerken verwerkt van de eerste-eeuwse synagoge in Gamla, zo’n 10 km ten noordoosten van het Meer van Galilea. De afbeelding geeft een idee van hoe een synagoge er toen misschien heeft uitgezien.

‘Jullie kleren zijn door motten aangevreten’
‘Jullie kleren zijn door motten aangevreten’

Op deze foto is te zien hoeveel schade motten bij kleding kunnen aanrichten. (De mot op de foto is de kleermot [Tineola bisselliella] met larven.) De Bijbelschrijver Jakobus gebruikt de schade die motten aanrichten om te illustreren hoe dom het is om op rijkdom te vertrouwen (Jak 5:2). In de eerste eeuw werd rijkdom vaak afgemeten aan het bezit van dingen als graan, olijfolie en kleding. Maar zelfs dure kleren konden makkelijk waardeloos worden als ze werden aangevreten door de larven (rupsen) van motten. Het zijn vooral de larven en niet de volgroeide motten die kleding aanvreten. De larven zijn heel vraatzuchtig, en in Bijbelse tijden konden ze alle materialen aanvreten waarvan kleding werd gemaakt, zoals wol, linnen, geitenhaar of kameelhaar, en zelfs leer. Ook schrijvers van de Hebreeuwse Geschriften hadden het over de verwoesting die motten konden aanrichten (Job 13:28; Jes 51:8). In de Bergrede gebruikte Jezus de schade die motten aanrichten om te illustreren hoe onverstandig het is om op materiële rijkdom te vertrouwen in plaats van ‘schatten in de hemel’ te verzamelen (Mt 6:19, 20).

Lelies op het veld
Lelies op het veld

Jezus zei tegen zijn discipelen dat ze moesten kijken ‘hoe de lelies groeiden’ en dat ze daar ‘een les van moesten leren’. Het oorspronkelijke woord dat in Bijbelvertalingen vaak met ‘lelies’ wordt weergegeven, kan op allerlei bloemen hebben geduid, zoals tulpen, anemonen, hyacinten, irissen en gladiolen. Sommige geleerden denken dat Jezus het over anemonen had. Maar het kan zijn dat Jezus het over lelieachtige bloemen in het algemeen had. Op de afbeelding zie je rode anemonen (Anemone coronaria), bloemen die in Israël veel voorkomen en ook in het blauw, paars, roze en wit worden aangetroffen.