Jeremia 47:1-7
47 Dit is het woord van Jehovah tot de profeet Jeremia over de Filistijnen,+ voordat de farao Gaza versloeg.
2 Dit zegt Jehovah:
‘Kijk! Waterstromen komen opzetten uit het noorden.
Ze zullen een kolkende watervloed wordenen het land en alles erin overstromen,de stad en haar inwoners.
De mensen zullen schreeuwenen alle bewoners van het land zullen jammeren.
3 Bij het horen van stampende paardenhoeven,bij het geratel van zijn strijdwagensen het gedreun van zijn wielen,zullen vaders niet eens omkijken naar hun zonen,want hun handen zijn slap geworden.
4 De dag komt om alle Filistijnen te vernietigen,+om elke overgebleven bondgenoot van Tyrus+ en Sidon+ te verwijderen.
Jehovah zal de Filistijnen vernietigen,degenen die zijn overgebleven van het eiland Ka̱ftor.*+
5 Er zal kaalheid* over Gaza komen.
A̱skelon is tot zwijgen gebracht.+
O overgeblevenen van hun vallei,*hoelang zullen jullie nog insnijdingen bij jezelf maken?+
6 Ach, zwaard van Jehovah!+
Wanneer kom je tot rust?
Ga terug in je schede.
Word rustig en houd je stil.
7 Hoe kan het tot rust komenals Jehovah het een bevel heeft gegeven?
Tegen A̱skelon en de zeekust,+daar heeft hij het op af gestuurd.’
Voetnoten
^ D.w.z. Kreta.
^ D.w.z. het hoofd kaalscheren als teken van rouw en schande.
^ Of ‘laagvlakte’.