Psalmen 42:1-11

Voor de koorleider. Een maskil* van de zonen van Korach.+ 42  Zoals een hert verlangt naar stromend water,zo verlang ik* naar u, o God.  2  Mijn ziel* dorst naar God, naar de levende God.+ Wanneer mag ik komen en voor God verschijnen?+  3  Mijn tranen zijn mijn voedsel, dag en nacht. De hele dag zeggen mensen: ‘Waar is die God van je?’+  4  Ik stort mijn ziel* uit en denk hieraan terug:hoe ik ooit meeliep in de grote stoet. Ik schreed* voor hen uit naar het huis van Godmet het geluid van gejuich en dankzeggingvan een feestvierende menigte.+  5  Waarom ben ik* zo wanhopig?+ Waarom ben ik onrustig vanbinnen? Wacht op God,+want eens zal ik hem weer loven als mijn grote Redder.+  6  Mijn God, ik* ben wanhopig.+ Daarom denk ik aan u+in het land van de Jordaan en het He̱rmongebergte,op de berg Mi̱zar.*  7  Waterdiepte roept naar waterdieptebij het geluid van uw watervallen. Al uw woeste golven slaan over me heen.+  8  Overdag bewijst Jehovah me zijn loyale liefde. ’s Nachts zing ik een lied over hem, een gebed tot de God van mijn leven.+  9  Ik zeg tegen God, mijn rots: ‘Waarom bent u mij vergeten?+ Waarom loop ik bedroefd rond, onderdrukt door mijn vijand?’+ 10  Met dodelijke haat* bespotten mijn vijanden me. De hele dag zeggen ze: ‘Waar is die God van je?’+ 11  Waarom ben ik* zo wanhopig? Waarom ben ik onrustig vanbinnen? Wacht op God,+want eens zal ik hem weer loven als mijn grote Redder en mijn God.+

Voetnoten

Of ‘mijn ziel’.
Of ‘liep langzaam’.
Of ‘mijn ziel’.
Of ‘mijn ziel’.
Of ‘de kleine berg’.
Of mogelijk ‘alsof ze mijn botten verbrijzelen’.
Of ‘mijn ziel’.

Aantekeningen

Media