„Uw naam worde geheiligd” — Welke naam?
„Uw naam worde geheiligd” — Welke naam?
BENT u godsdienstig? Dan gelooft u ongetwijfeld, net als vele anderen, in een Opperwezen. En dan hebt u waarschijnlijk ook grote eerbied voor het bekende tot Hem gerichte gebed dat Jezus zijn volgelingen leerde en dat bekendstaat als het Gebed des Heren, of het Onze Vader. Het gebed begint aldus: „Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd.” — Matthéüs 6:9, Groot Nieuws Bijbel.
Hebt u zich wel eens afgevraagd waarom Jezus het ’heiligen’ van Gods naam in dit gebed als eerste vermeldde? Daarna noemde hij andere dingen, zoals de komst van Gods koninkrijk, het geschieden van Gods wil op aarde en de vergeving van onze zonden. De verwezenlijking van deze andere dingen waar hij om bad, zal uiteindelijk blijvende vrede op aarde en eeuwig leven voor de mensheid betekenen. Kunt u zich iets belangrijkers indenken? Niettemin zei Jezus ons, allereerst om de heiliging van Gods naam te bidden.
Het was niet louter toeval dat Jezus zijn volgelingen leerde in hun gebeden de eerste plaats toe te kennen aan Gods naam. Die naam was voor hem duidelijk van het allerhoogste belang, want hij noemde deze naam herhaaldelijk in zijn eigen gebeden. Toen hij bij een zekere gelegenheid in het openbaar tot God bad, hoorde men hem zeggen: „Vader, verheerlijk uw Naam!” En God zelf antwoordde: „Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.” — Johannes 12:28, Willibrordvertaling.
De avond voordat Jezus stierf, bad hij ten aanhoren van zijn discipelen tot God, en opnieuw hoorden zij hem de belangrijkheid van Gods naam beklemtonen. Hij zei: „Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt.” Later herhaalde hij: „Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen.” — Johannes 17:6, 26, WV.
Waarom was Gods naam zo belangrijk voor Jezus? Waarom maakte hij duidelijk dat die naam ook voor ons belangrijk is, door ons te zeggen dat wij om de heiliging van Gods naam moeten bidden? Om dit te begrijpen, moeten wij beseffen hoe men in bijbelse tijden namen bezag.
Namen in bijbelse tijden
Klaarblijkelijk heeft Jehovah God in de mens de drang gelegd om dingen een naam te geven. De eerste mens had een naam, Adam. Volgens het scheppingsverhaal was een van de eerste dingen die Adam deed, de dieren een naam geven. Toen God Adam een vrouw gaf, noemde Adam haar onmiddellijk „Mannin” (ʼIsj·sjahʹ in het Hebreeuws). Later gaf hij haar de naam Eva, wat „Levende” betekent, omdat „zij de moeder moest worden van een ieder die leeft” (Genesis 2:19, 23; 3:20). Ook in deze tijd volgen wij de gewoonte mensen een naam te geven. Het is zelfs moeilijk ons in te denken hoe wij het zonder namen zouden moeten stellen.
In de dagen van het oude Israël was een naam echter niet alleen maar een etiket. Namen hadden een betekenis. De naam Isaäk bijvoorbeeld betekende „Lachen” en herinnerde aan het feit dat Genesis 17:17, 19; 18:12). Esau’s naam betekende „Behaard”, ter aanduiding van een fysiek kenmerk. Zijn andere naam, Edom, wat „Rood” of „Rossig” betekent, was een herinnering aan het feit dat hij zijn eerstgeboorterecht had verkocht voor een rood linzengerecht (Genesis 25:25, 30-34; 27:11; 36:1). Jakob, ofschoon maar iets jonger dan zijn tweelingbroer Esau, kocht het eerstgeboorterecht van Esau en ontving van zijn vader de zegen voor de eerstgeborene. De betekenis van Jakobs naam was vanaf zijn geboorte „Hij die de hiel beetpakt” of „Verdringer” (Genesis 27:36). Evenzo had Salomo’s naam, tijdens wiens regering Israël vrede en voorspoed genoot, een betekenis, namelijk „Vreedzaam”. — 1 Kronieken 22:9.
zijn bejaarde ouders gelachen hadden toen zij voor het eerst hoorden dat zij nog een kind zouden krijgen (De Illustrated Bible Dictionary (Deel 1, blz. 572) verklaart dan ook: „Een studie van het woord ’naam’ in het O[ude] T[estament] onthult hoeveel een naam in het Hebreeuws betekent. De naam is niet louter een etiket, maar is karakteristiek voor de persoonlijkheid van de drager van de naam.”
Dat God namen belangrijk vindt, blijkt uit het feit dat hij de toekomstige moeders van Johannes de Doper en Jezus via een engel liet weten hoe hun zoon moest heten (Lukas 1:13, 31). En soms veranderde hij een naam, of gaf hij mensen er een naam bij, om te tonen welke plaats zij in zijn voornemen zouden innemen. Toen God bijvoorbeeld voorzei dat zijn dienstknecht Abram („Verheven vader”) de vader van vele naties zou worden, veranderde Hij zijn naam in Abraham („Vader van een menigte”). En hij veranderde de naam van Abrahams vrouw, Sarai („Strijdbaar”), in Sara („Vorstin”), daar zij de moeder van Abrahams zaad zou worden. — Genesis 17:5, 15, 16; vergelijk Genesis 32:28; 2 Samuël 12:24, 25.
Ook Jezus erkende de belangrijkheid van namen en hij bracht de betekenis van Petrus’ naam in verband met een dienstvoorrecht dat hij hem gaf (Matthéüs 16:16-19). Zelfs geestelijke schepselen hebben een naam. Twee worden er in de bijbel genoemd: Gabriël en Michaël (Lukas 1:26; Judas 9). En als de mens levenloze dingen zoals sterren, planeten, steden, bergen en rivieren een naam geeft, handelt hij alleen maar naar het voorbeeld van zijn Schepper. Zo vertelt de bijbel ons dat God alle sterren bij name roept. — Jesaja 40:26.
Ja, namen zijn belangrijk in Gods ogen, en hij heeft in de mens de drang gelegd om mensen en dingen door middel van een naam te identificeren. Derhalve hebben engelen, mensen, dieren, en ook sterren en andere levenloze dingen, een naam. Zou het logisch zijn als de Schepper van dit alles zichzelf geen naam had gegeven? Natuurlijk niet, vooral met het oog op de woorden van de psalmist: „Alle vlees zegene [Gods] heilige naam tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — Psalm 145:21.
De New International Dictionary of New Testament Theology (Deel 2, blz. 649) zegt: „Een van de meest fundamentele en essentiële facetten van de bijbelse openbaring is het feit dat God niet zonder naam is: hij heeft een persoonlijke naam, waarmee hij aangeroepen kan en moet worden.” Jezus had beslist die naam in gedachten toen hij zijn volgelingen leerde bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd.” — Matthéüs 6:9.
Dit alles in aanmerking genomen, is het klaarblijkelijk belangrijk dat wij weten hoe Gods naam luidt. Kent u Gods persoonlijke naam?
Hoe luidt Gods naam?
Verbazingwekkend genoeg zal de meerderheid van de honderden miljoenen lidmaten van de kerken der christenheid Johannes 17:6). Hij bad tot God in de hemel, als een zoon die tot zijn vader spreekt (Johannes 17:1). Het was de naam van zijn hemelse Vader die „geheiligd” moest worden.
het waarschijnlijk moeilijk vinden die vraag te beantwoorden. Sommigen zullen zeggen dat Gods naam Jezus Christus is. Toch bad Jezus tot iemand anders toen hij zei: „Ik heb uw naam openbaar gemaakt aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven” (Toch is in veel moderne bijbels de naam niet te vinden, en in de kerken wordt hij zelden gebruikt. Verre van „geheiligd” te worden, is de naam voor miljoenen bijbellezers derhalve verloren gegaan. Laten wij om te zien wat bijbelvertalers met Gods naam gedaan hebben, als voorbeeld eens één vers beschouwen waarin die naam voorkomt: Psalm 83:18 (in sommige vertalingen vers 19). Deze schriftplaats wordt in vier verschillende vertalingen als volgt weergegeven:
„Opdat zij weten, dat alleen uw naam is: HERE, de Allerhoogste over de ganse aarde” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap van 1951).
„Op dat zij erkennen dat Gij, Wiens naam is Eeuwige, Gij alléén, de hoogste over de geheele aarde zijt” (Het boek der Psalmen, vertaald door S. I. Mulder, uit 1838).
„Dan zullen ze weten, dat ’Jahweh’ uw Naam is; dat Gij de Allerhoogste zijt op heel de aarde, Gij alleen!” (Petrus-Canisiusvertaling van 1939)
„Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” (Van der Palm-bijbel uit 1822)
Waarom verschilt Gods naam zozeer in deze vertalingen? Is zijn naam HERE, Eeuwige, Jahweh of Jehova? Of zijn al deze aanduidingen aanvaardbaar?
Voor het antwoord op deze vragen moeten wij bedenken dat de bijbel oorspronkelijk niet in het Nederlands werd geschreven. De bijbelschrijvers waren Hebreeërs, en zij schreven hoofdzakelijk in het Hebreeuws en het Grieks van hun tijd. De meesten van ons spreken die oude talen niet. Maar de bijbel is in talrijke moderne talen vertaald, en wij kunnen die vertalingen gebruiken als wij Gods Woord willen lezen.
Christenen hebben grote eerbied voor de bijbel en geloven terecht dat ’de gehele Schrift door God geïnspireerd is’ (2 Timótheüs 3:16). Het vertalen van de bijbel is dan ook een zware verantwoordelijkheid. Als iemand opzettelijk de inhoud van de bijbel verandert of een gedeelte weglaat, knoeit hij met het geïnspireerde Woord. Op zo iemand zou de schriftuurlijk waarschuwing van toepassing zijn: „Indien iemand een toevoeging aan deze dingen maakt, zal God hem de plagen toevoegen die in deze boekrol beschreven zijn; en indien iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God zijn deel afnemen van de bomen des levens.” — Openbaring 22:18, 19; zie ook Deuteronomium 4:2.
De meeste bijbelvertalers hebben ongetwijfeld respect voor de bijbel en streven er oprecht naar de bijbel in deze moderne tijd begrijpelijk te maken. Maar vertalers zijn niet geïnspireerd. De meesten van hen hebben ook een uitgesproken mening over religieuze kwesties en kunnen beïnvloed zijn door eigen ideeën en persoonlijke voorkeur. Zij kunnen ook menselijke vergissingen begaan of beoordelingsfouten maken.
Vandaar dat wij het recht hebben enkele belangrijke vragen te stellen: Hoe luidt Gods werkelijke naam? En waarom gebruiken verschillende bijbelvertalingen verschillende namen voor God? Na het antwoord op deze vragen te hebben vastgesteld, kunnen wij terugkomen op ons oorspronkelijke probleem: Waarom is de heiliging van Gods naam zo belangrijk?
[Inzet op blz. 4]
Engelen, mensen, dieren, en ook sterren en andere levenloze dingen, hebben een naam. Zou het logisch zijn als de Schepper van dit alles geen naam had?
[Inzet op blz. 5]
Gods naam was voor Jezus duidelijk van het allerhoogste belang, want hij noemde deze naam herhaaldelijk in zijn gebeden