Waarom wij Gods naam moeten kennen
Waarom wij Gods naam moeten kennen
„EEN ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered” (Romeinen 10:13). Met deze woorden beklemtoonde de apostel Paulus hoe uiterst belangrijk het is dat wij Gods naam kennen. Zijn uitspraak voert ons terug naar onze oorspronkelijke vraag: Waarom vermeldde Jezus het ’heiligen’ van Gods naam in zijn Modelgebed als eerste, nog vóór zoveel andere belangrijke zaken? Om dit te begrijpen, moeten wij wat dieper op de betekenis van twee sleutelwoorden ingaan.
Ten eerste: Wat betekent het woord ’heiligen’ in feite? Letterlijk betekent het „heilig maken”. Maar is Gods naam al niet heilig? Ja, natuurlijk. Wanneer wij Gods naam heiligen, maken wij die niet nog heiliger dan hij al is. Wij erkennen de naam dan veeleer als heilig, zonderen deze naam af en hebben er de hoogste achting voor. Wanneer wij bidden om de heiliging van Gods naam, zien wij uit naar de tijd dat de gehele schepping de naam als heilig zal eerbiedigen.
Ten tweede: Wat ligt er precies in het woordje „naam” opgesloten? Wij hebben gezien dat God een naam heeft, Jehovah, en dat zijn naam duizenden malen in de bijbel voorkomt. Wij hebben ook besproken hoe belangrijk het is die naam op zijn rechtmatige plaats in de tekst van de bijbel te herstellen. Als de naam er niet staat, hoe kunnen dan de woorden van de psalmist bewaarheid worden: „Zij die uw naam kennen, zullen op u vertrouwen, want gij zult hen die u zoeken, stellig niet verlaten, o Jehovah”? — Psalm 9:10.
Maar is het ’kennen van Gods naam’ louter een kwestie van verstandelijk weten dat Gods naam in het Hebreeuws JHWH is, of in het Nederlands Jehovah? Neen, het betekent meer dan dat. Toen Mozes zich op de berg Sinaï bevond, „daalde Jehovah neer in de wolk en stelde zich daar bij [Mozes] en riep de naam van Jehovah uit”. Wat hield dit uitroepen van de naam van Jehovah in? Een beschrijving van zijn eigenschappen: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” (Exodus 34:5, 6). En kort voor zijn dood zei Mozes tot de Israëlieten: „Ik zal de naam van Jehovah uitroepen.” Wat volgde daarop? Een vermelding van enkele van Zijn voortreffelijke hoedanigheden, en vervolgens een overzicht van wat God ter wille van Zijn naam voor Israël tot stand had gebracht (Deuteronomium 32:3-43). Gods naam kennen, betekent derhalve te weten komen wat die naam vertegenwoordigt en de God aanbidden die deze naam draagt.
Daar Jehovah zijn naam verbonden heeft aan zijn eigenschappen, voornemens en daden, kunnen wij begrijpen waarom de bijbel zegt dat Gods naam heilig is (Leviticus 22:32). Zijn naam is majestueus, groot, vrees inboezemend en onbereikbaar hoog (Psalm 8:1; 99:3; 148:13). Ja, Gods naam is meer dan alleen maar een etiket. Zijn naam vertegenwoordigt hem als persoon. Het was niet slechts een voorlopige naam die een tijdlang gebruikt zou worden en dan plaats zou moeten maken voor een titel zoals „Heer”. Jehovah zelf zei tot Mozes: „’Jehovah . . .’ Dit is mijn naam tot onbepaalde tijd, en dit is de gedachtenis aan mij van geslacht tot geslacht.” — Exodus 3:15.
Wat de mens ook zal proberen, nooit zal hij erin slagen Gods naam van de aarde weg te vagen. „’Van de opgang der zon, ja, tot aan haar ondergang zal mijn naam groot zijn onder de natiën, en op elke plaats zal offerrook worden gebracht, zal mijn naam een geschenk worden aangeboden, ja, een rein geschenk; want mijn naam zal groot zijn onder de natiën’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” — Maleachi 1:11; Exodus 9:16; Ezechiël 36:23.
De heiliging van Gods naam is dan ook van veel groter belang dan enige andere kwestie. Al Gods voornemens zijn onafscheidelijk met zijn naam verbonden. De problemen van de mensheid begonnen toen Satan Jehovah’s naam voor het eerst ontheiligde door Hem in feite een leugenaar te noemen en onbekwaam om over het mensdom te regeren (Genesis 3:1-6; Johannes 8:44). Pas wanneer Gods naam op juiste wijze is gerechtvaardigd, zal de mensheid volkomen verlost zijn van de rampzalige gevolgen van Satans leugen. Dat is de reden waarom christenen zo vurig om de heiliging van Gods naam bidden. Maar er zijn ook dingen die zij kunnen doen om de naam te heiligen.
Hoe kunnen wij Gods naam heiligen?
Eén manier waarop wij dit kunnen doen, is door met anderen over Jehovah te spreken en op zijn koninkrijk in handen van Christus Jezus te wijzen als de enige hoop voor de mensheid (Openbaring 12:10). Velen doen dit, zodat zij in deze tijd de woorden van Jesaja’s profetie vervullen: „Op die dag zult gij stellig zeggen: ’Dankt Jehovah! Roept zijn naam aan. Maakt onder de volken zijn handelingen bekend. Vermeldt dat zijn naam hoog verheven dient te worden. Bezingt Jehovah met melodieën, want alles overtreffend is hetgeen hij heeft gedaan. Dit dient op de gehele aarde te worden bekendgemaakt.’” — Jesaja 12:4, 5.
Nog een manier is, door Gods wetten en geboden te gehoorzamen. Jehovah zei tot de natie Israël: „Gij moet mijn geboden onderhouden en ze volbrengen. Ik ben Jehovah. En gij moogt mijn heilige naam niet ontheiligen, en ik moet te midden van de zonen van Israël geheiligd worden. Ik ben Jehovah, die u heilig.” — Leviticus 22:31, 32.
Hoe werd Jehovah’s naam geheiligd doordat de Israëlieten zijn Wet onderhielden? De Wet werd op basis van zijn naam aan de Israëlieten gegeven (Exodus 20:2-17). Als zij de Wet onderhielden, toonden zij dus gepaste eer en achting voor die naam. Bovendien rustte Jehovah’s naam op de Israëlieten als natie (Deuteronomium 28:10; 2 Kronieken 7:14). Als zij juist handelden, bracht dit hem lof, net zoals het een vader tot eer strekt als zijn kind juist handelt.
Toen de Israëlieten daarentegen in gebreke bleven Gods Wet te onderhouden, ontheiligden zij zijn naam. Vandaar dat zonden zoals het offeren aan afgoden, het zweren op een leugen, het onderdrukken van de armen en het bedrijven van hoererij, in de bijbel als ’een ontheiliging van Gods naam’ aangeduid worden. Leviticus 18:21; 19:12; Jeremia 34:16; Ezechiël 43:7.
—Christenen hebben eveneens in Gods naam geboden ontvangen (Johannes 8:28). En ook zijn zij verbonden met ’een volk voor Jehovah’s naam’ (Handelingen 15:14). Derhalve zal een christen die oprecht bidt „Uw naam worde geheiligd”, die naam in zijn eigen leven heiligen door al Gods geboden te gehoorzamen (1 Johannes 5:3). Dit zou tevens inhouden dat hij de geboden gehoorzaamt welke gegeven zijn door Gods Zoon, Jezus, die altijd zijn Vader heeft verheerlijkt. — Johannes 13:31, 34; Matthéüs 24:14; 28:19, 20.
Op de avond voordat Jezus ter dood werd gebracht, beklemtoonde hij de belangrijkheid van Gods naam voor christenen. Na tot zijn Vader gezegd te hebben: „Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en zal hem bekendmaken”, verklaart hij vervolgens: „opdat de liefde waarmee gij mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en ik in eendracht met hen” (Johannes 17:26). Dat de discipelen Gods naam leerden kennen, hield onder andere in dat zij persoonlijk Gods liefde leerden kennen. Jezus had het voor hen mogelijk gemaakt met God bekend te raken als hun liefdevolle Vader. — Johannes 17:3.
Hoe dit op u van invloed is
Op een eerste-eeuwse vergadering van de christelijke apostelen en oudere mannen in Jeruzalem zei de discipel Jakobus: „Simeon heeft nauwgezet verteld hoe God voor de eerste maal zijn aandacht op de natiën heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen.” Zou u vereenzelvigd kunnen worden met degenen die God tot een „volk voor zijn naam” neemt als u nalaat zijn naam te gebruiken of die naam niet draagt? — Handelingen 15:14.
Hoewel velen ongaarne de naam Jehovah gebruiken en veel bijbelvertalers de naam uit hun vertalingen weglaten, zijn er over de gehele wereld miljoenen mensen die vreugdevol het voorrecht hebben aanvaard Gods naam te dragen en deze niet alleen bij hun aanbidding maar ook in hun dagelijkse gesprekken te gebruiken en aan anderen bekend te maken. Als iemand met u over de God van de bijbel zou spreken en de naam Jehovah zou gebruiken, met welke religieuze groepering zou u hem dan in verband brengen? Er is maar één groepering ter wereld die net als Gods aanbidders uit de oudheid geregeld zijn naam bij de aanbidding gebruikt. Dat zijn Jehovah’s Getuigen.
De schriftuurlijke naam Jehovah’s Getuigen identificeert deze christenen als een ’volk voor Gods naam’. Zij zijn er trots op die naam te dragen, want het is een naam die Jehovah God zelf aan ware aanbidders heeft gegeven. In Jesaja 43:10 lezen wij: „’Gij zijt mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn knecht die ik verkozen heb.’” Over wie sprak God hier? Beschouw enkele van de voorafgaande verzen eens.
In de verzen 5 tot en met 7 van hetzelfde hoofdstuk zegt Jesaja: „Wees niet bevreesd, want ik ben met u. Van de opgang der zon zal ik uw zaad brengen, en van de ondergang der zon zal ik u bijeenbrengen. Ik zal zeggen tot het noorden: ’Geef!’ en tot het zuiden: ’Houd niet terug. Breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het uiteinde der aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is en die ik tot mijn eigen heerlijkheid geschapen heb, die ik geformeerd heb, ja, die ik gemaakt heb.’” In onze tijd hebben die verzen betrekking op Gods volk, dat hij uit alle naties heeft bijeengebracht om hem te loven en zijn getuigen te zijn. Gods naam identificeert derhalve niet alleen God zelf maar is ook een hulp om te weten te komen wie in deze tijd zijn ware dienstknechten op aarde zijn.
De zegeningen die uit het kennen van Gods naam voortvloeien
Jehovah beschermt personen die zijn naam liefhebben. De psalmist zei: „Omdat hij op mij zijn genegenheid heeft gezet, zal ik hem ook ontkoming verschaffen. Ik zal hem beschermen omdat hij mijn naam heeft leren kennen” (Psalm 91:14). Hij gedenkt hen ook: „In die tijd spraken degenen die Jehovah vreesden met elkaar, elkeen met zijn metgezel, en Jehovah bleef aandacht schenken en luisteren. En er werd voorts een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken.” — Maleachi 3:16.
De voordelen van het kennen en liefhebben van Gods naam zijn dan ook niet alleen tot dit leven beperkt. Aan de gehoorzame mensheid heeft Jehovah eeuwig leven in geluk op een paradijsaarde beloofd. David schreef onder inspiratie: „De boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, maar wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten. De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.” — Psalm 37:9, 11.
Hoe zal dit verwezenlijkt worden? Jezus gaf het antwoord. In hetzelfde Modelgebed waarin hij ons leerde bidden „Uw naam worde geheiligd”, zei hij vervolgens: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). Ja, Gods koninkrijk in handen van Jezus Christus zal Gods naam heiligen en ook goede toestanden op deze aarde teweegbrengen. Het zal goddeloosheid uitbannen en een eind maken aan oorlog, misdaad, hongersnood, ziekte en dood. — Psalm 46:8, 9; Jesaja 11:9; 25:6; 33:24; Openbaring 21:3, 4.
U kunt zich onder dat koninkrijk in eeuwig leven verheugen. Hoe? Door God te leren kennen. „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Jehovah’s Getuigen zullen u heel graag helpen die levengevende kennis in u op te nemen. — Handelingen 8:29-31.
Wij hopen dat de in deze brochure verschafte inlichtingen u ervan overtuigd hebben dat de Schepper een persoonlijke naam heeft die hem heel dierbaar is. Die naam dient ook u dierbaar te zijn. Moge u beseffen hoe belangrijk het is die naam te kennen en te gebruiken, vooral bij de aanbidding.
En moge het uw vaste besluit zijn om met de profeet Micha uit de oudheid vrijmoedig te zeggen: „Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen; maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” — Micha 4:5.
[Inzet op blz. 28]
’Gods naam kennen’ betekent meer dan alleen maar verstandelijk weten dat zijn naam Jehovah is
[Inzet op blz. 30]
Jehovah’s naam is ’majestueus, groot, vrees inboezemend en onbereikbaar hoog’. Al Gods voornemens zijn onafscheidelijk met zijn naam verbonden
[Kader op blz. 29]
In een artikel in de Anglican Theological Review (oktober 1959) beklemtoonde Dr. Walter Lowrie hoe noodzakelijk het is Gods naam te kennen. Hij schreef: „In menselijke verhoudingen is het erg belangrijk de eigennaam, de persoonlijke naam, te kennen van iemand die wij liefhebben, tot wie wij spreken of zelfs over wie wij spreken. In de verhouding van de mens tot God is dit evenzeer het geval. Iemand die God niet bij zijn naam kent, kent hem niet werkelijk als persoon, kent hem niet goed genoeg om hem aan te spreken (wat in feite met het gebed wordt bedoeld), en hij kan hem niet liefhebben als hij hem slechts als een onpersoonlijke kracht kent.”