Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 35 — Habakuk

Bijbelboek nummer 35 — Habakuk

Bijbelboek nummer 35 — Habakuk

Schrijver: Habakuk

Waar geschreven: Juda

Geschrift voltooid: ca. 628 v.G.T.(?)

1. Op welke schitterende waarheden wordt in Habakuks profetie de aandacht gevestigd?

HABAKUK is nog een van de zogenoemde kleine profeten van de Hebreeuwse Geschriften. Zijn visioen en door God geïnspireerde formele uitspraak zijn voor Gods volk echter geenszins van geringe betekenis. Omdat zijn profetie zowel aanmoedigend als versterkend is, worden Gods dienstknechten er in een tijd van druk door geschraagd. Het boek vestigt de aandacht op twee schitterende waarheden: Jehovah God is de Universele Soeverein, en de rechtvaardigen leven door een getrouw geloof. Het geschrift vormt ook een waarschuwing voor tegenstanders van Gods dienstknechten en voor hen die huichelachtig belijden zijn volk te zijn. Het verschaft een voorbeeld van een krachtig geloof in Jehovah, die alle lofliederen waardig is.

2. Wat wordt over de schrijver, Habakuk, vermeld?

2 Het boek Habakuk begint met de woorden: „De formele uitspraak die de profeet Habakuk geschouwd heeft” (Hab. 1:1). Wie was deze profeet Habakuk (Hebreeuws: Chavaq·qoeqʹ), wiens naam „Innige omhelzing” betekent? Er wordt niet vermeld wie Habakuks ouders waren, uit welke stam hij kwam, wat zijn levensomstandigheden waren of wanneer hij gestorven is. Of hij een levitische tempelmusicus was, kan niet met zekerheid worden gezegd, hoewel men dit wel meent op te maken uit het onderschrift aan het eind van het boek: „Aan de leider, op mijn snaarinstrumenten.”

3. Welke omstandigheden in verband met Juda helpen ons vast te stellen wanneer Habakuk geschreven is?

3 Wanneer heeft Habakuk zijn profetische formele uitspraken gedaan? Het bovengenoemde onderschrift en de woorden „Jehovah is in zijn heilige tempel” duiden erop dat de tempel in Jeruzalem nog bestond (2:20). Dit, te zamen met de inhoud van de profetie, doet veronderstellen dat ze niet lang voor Jeruzalems verwoesting in 607 v.G.T. werd uitgesproken. Maar hoeveel jaar daarvoor? Het moet na de regering van de godvrezende koning Josia, 659–629 v.G.T., zijn geweest. De profetie zelf verschaft de sleutel door een activiteit te voorzeggen die de bewoners van Juda niet zullen geloven, ook al wordt erover verteld. Wat dan wel? Dat de Chaldeeën (Babyloniërs) door God worden verwekt om het trouweloze Juda te straffen (1:5, 6). Dit zou passen bij de beginperiode van de regering van de afgodische koning Jojakim, een tijd waarin ongeloof en onrecht hoogtij vierden in Juda. Jojakim was door farao Necho op de troon geplaatst, en de natie bevond zich binnen de invloedssfeer van Egypte. Onder die omstandigheden zou het volk kunnen denken dat het reden had elke mogelijkheid van een vijandelijke inval van Babylon in twijfel te trekken. Nebukadnezar versloeg farao Necho echter in 625 v.G.T. in de strijd bij Karkemis, waarmee Egyptes macht gebroken werd. De profetie moet daarom vóór die gebeurtenis uitgesproken zijn. De aanwijzingen duiden dus op het begin van Jojakims regering (die in 628 v.G.T. begon), waaruit blijkt dat Habakuk een tijdgenoot van Jeremia moet zijn geweest.

4. Waardoor wordt bewezen dat het boek Habakuk door God geïnspireerd is?

4 Hoe kunnen wij weten dat het boek door God geïnspireerd is? Oude catalogussen van de Hebreeuwse Geschriften bevestigen de canoniciteit van Habakuk. Hoewel het boek daarin niet met name wordt genoemd, was het klaarblijkelijk inbegrepen bij de verwijzingen naar de ’twaalf kleine profeten’, want zonder Habakuk zouden het er geen twaalf zijn. De apostel Paulus erkende de profetie als een deel van de geïnspireerde geschriften en doet een rechtstreekse aanhaling uit Habakuk 1:5, ernaar verwijzend als iets wat „in de Profeten is gezegd” (Hand. 13:40, 41). In zijn brieven verwees hij verscheidene malen naar het boek. De vervulling van Habakuks uitspraken tegen Juda en Babylon kenmerkt hem beslist als een ware profeet van Jehovah, in wiens naam en tot wiens heerlijkheid hij sprak.

5. Geef een korte samenvatting van de inhoud van Habakuk.

5 Het boek Habakuk bestaat uit drie hoofdstukken. De eerste twee hoofdstukken vormen een dialoog tussen de schrijver en Jehovah. Ze vertellen van de kracht van de Chaldeeën, alsook van de ellende die de Babylonische natie te wachten staat omdat ze vermenigvuldigt wat niet van haar is, vuil gewin voor haar huis maakt, een stad bouwt door bloedvergieten en het gesneden beeld aanbidt. Het derde hoofdstuk handelt over Jehovah’s luister op de dag van strijd, en wat de kracht en levendigheid van de dramatische stijl ervan betreft, is het zonder weerga. Dit hoofdstuk is een in de vorm van klaagliederen geuit gebed en is wel „een van de prachtigste en indrukwekkendste [gedichten] in het hele gamma der Hebreeuwse dichtkunst” genoemd. *

DE INHOUD VAN HABAKUK

6. Welke toestand heerst er in Juda, en welke verbazingwekkende activiteit zal Jehovah daarom ten uitvoer brengen?

6 De profeet roept tot Jehovah (1:1–2:1). De trouweloosheid in Juda heeft in Habakuks geest vragen doen rijzen. Hij vraagt: „Hoe lang, o Jehovah, moet ik om hulp schreeuwen, zonder dat gij hoort?” „Waarom zijn gewelddadige plundering en geweld voor mijn ogen?” (1:2, 3) De wet verliest haar kracht, de goddeloze omringt de rechtvaardige en het recht komt verdraaid te voorschijn. Daarom zal Jehovah een activiteit ten uitvoer brengen die verbazing zal wekken, iets wat het volk ’niet zal geloven ook al wordt het verhaald’. Ja, hij ’verwekt de Chaldeeën’! Werkelijk schrikwekkend is het visioen dat Jehovah van deze wrede natie in haar snelle nadering geeft. Ze is slechts uit op geweld, en ze vergadert gevangenen „net als het zand” (1:5, 6, 9). Niets zal haar in de weg staan, zelfs koningen en hoogwaardigheidsbekleders niet, want ze bespot hen allen. Ze neemt elke versterkte plaats in. Dit alles komt als een oordeel en een terechtwijzing van Jehovah, de „Heilige” (1:12). Habakuk wacht aandachtig totdat God spreekt.

7. Hoe vertroost Jehovah Habakuk?

7 Het visioen van de vijf weeën (2:2-20). Jehovah antwoordt: „Schrijf het visioen op en zet het duidelijk op tafelen.” Ook al schijnt het op zich te laten wachten, het zal zonder mankeren uitkomen. Jehovah vertroost Habakuk met de woorden: „Wat de rechtvaardige betreft, door zijn getrouwheid [geloof] zal hij blijven leven” (2:2, 4; Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). De aanmatigende vijand zal zijn doel niet bereiken, ook al blijft hij natiën en volken tot zich vergaderen. Juist die zullen tegen hem het spreekwoord van de vijf weeën aanheffen:

8, 9. Tegen wat voor personen zijn de vijf weeën van het visioen gericht?

8 „Wee hem die vermenigvuldigt wat niet van hem is.” Hij zal zelf iets om te plunderen worden. Hij zal gewelddadig geplunderd worden „wegens het vergieten van mensenbloed en het geweld tegen de aarde” (2:6, 8). „Wee degene die vuil gewin maakt voor zijn huis.” Dat hij vele volken afsnijdt, zal er de oorzaak van zijn dat zelfs de stenen en het houtwerk van zijn huis klagend roepen (2:9). „Wee degene die een stad bouwt door bloedvergieten.” Zijn volken zullen zich slechts voor vuur en voor niets aftobben, verklaart Jehovah. „Want de aarde zal vervuld zijn van het kennen van Jehovah’s heerlijkheid, ja, zoals de wateren de zee bedekken.” — 2:12, 14.

9 ’Wee degene die in toorn zijn metgezel dronken maakt om zijn schaamdelen te zien.’ Jehovah zal hem uit de beker van Zijn rechterhand laten drinken, hem schande in plaats van heerlijkheid brengend „wegens het vergieten van mensenbloed en het geweld tegen de aarde”. Wat voor nut heeft een gesneden beeld voor zijn maker — zijn dergelijke goden die niets waard zijn niet stom? (2:15, 17) „Wee degene die tot het stuk hout zegt: ’O ontwaak toch!’, tot een stomme steen: ’O word wakker! Díe zal onderricht geven’!” In tegenstelling tot deze levenloze goden is „Jehovah . . . in zijn heilige tempel. Bewaar het stilzwijgen voor zijn aangezicht, heel de aarde!” — 2:19, 20.

10. Met welke vreeswekkende activiteit gaat Jehovah’s verschijning op de dag van strijd gepaard?

10 Jehovah op de dag van strijd (3:1-19). In een plechtig gebed brengt Habakuk zich op aanschouwelijke wijze Jehovah’s vreeswekkende activiteit te binnen. Bij Jehovah’s verschijning ’bedekte zijn waardigheid de hemel; en van zijn lof werd de aarde vervuld’ (3:3). Zijn glans was als het licht en de pest bleef voor hem uit gaan. Hij stond stil, schudde de aarde dooreen, deed de natiën opspringen en verpletterde de eeuwige bergen. Jehovah reed uit als een sterke krijgsman met ontblote boog en met wagens van redding. De bergen en de waterdiepte kwamen in beroering. Zon en maan stonden stil, en het licht van zijn pijlen en het bliksemen van zijn speer was te zien toen hij over de aarde trok en de natiën in toorn dorste. Hij is uitgetrokken tot de redding van zijn volk en zijn gezalfde en om het fundament van de goddeloze bloot te leggen, „ja, tot de hals toe”. — 3:13.

11. Welke uitwerking heeft het visioen op Habakuk, maar wat is zijn vaste besluit?

11 De profeet is overweldigd door dit visioen van de macht van Jehovah’s vroegere werk en van zijn komende wereldschokkende activiteit. „Ik hoorde het, en mijn buik kwam in beroering; bij het geluid trilden mijn lippen; verrotting drong voorts in mijn beenderen; en in mijn toestand was ik in beroering, dat ik rustig de dag der benauwdheid moest afwachten, wanneer hij optrekt tegen het volk, om een overval op hen te plegen” (3:16). Habakuk is echter vastbesloten om zich, ongeacht de slechte tijden die onder de ogen moeten worden gezien — geen bloesem aan de vijgeboom, geen opbrengst aan de wijnstokken, geen kleinvee in de kooi — toch uitbundig in Jehovah te verheugen en blij te zijn in de God van zijn redding. Hij besluit zijn opgetogen lied met de woorden: „Jehovah, de Soevereine Heer, is mijn vitale kracht; en hij zal mijn voeten maken als die van de hinden, en op mijn hoge plaatsen zal hij mij doen treden.” — 3:19.

WAAROM NUTTIG

12. Welke nuttige toepassingen van Habakuk 2:4 heeft Paulus gegeven?

12 Beseffend hoe nuttig Habakuks profetie is om te onderwijzen, deed Paulus bij drie verschillende gelegenheden een aanhaling uit hoofdstuk 2 vers 4. Toen Paulus beklemtoonde dat het goede nieuws Gods kracht tot redding is voor een ieder die geloof heeft, schreef hij aan de christenen in Rome: „Want daarin wordt Gods rechtvaardigheid geopenbaard op grond van geloof en tot geloof, zoals er staat geschreven: ’Maar de rechtvaardige — door middel van geloof zal hij leven.’” Toen Paulus aan de Galaten schreef, legde hij er de nadruk op dat zegening door middel van geloof komt: „Het [is] duidelijk dat door de wet niemand rechtvaardig verklaard wordt bij God, want ’de rechtvaardige zal wegens geloof leven’.” Paulus schreef ook in zijn brief aan de Hebreeën dat christenen blijk moeten geven van een levend geloof, waardoor de ziel wordt behouden, en opnieuw verwees hij naar de woorden die Jehovah tot Habakuk sprak. Hij haalt echter niet alleen Habakuks woorden „mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven” aan, maar ook zijn verdere woorden volgens de Griekse Septuaginta: „Indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem.” Als samenvatting zegt hij dan: Wij behoren tot „het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt”. — Rom. 1:17; Gal. 3:11; Hebr. 10:38, 39.

13. Wat wordt door de nauwkeurige vervulling van Habakuks profetieën tegen Juda en Babylon beklemtoond ten aanzien van Gods oordelen?

13 Habakuks profetie is in deze tijd voor christenen, die vitale kracht nodig hebben, bijzonder nuttig. Ze leert ons op God te vertrouwen. De profetie is ook nuttig om anderen voor Gods oordelen te waarschuwen. De waarschuwende les is krachtig: Denk niet dat Gods oordelen te lang uitblijven; ze zullen „zonder mankeren uitkomen” (Hab. 2:3). De profetie dat Juda door Babylon zou worden verwoest, is zonder mankeren uitgekomen, en Babylon zelf werd zonder mankeren veroverd toen de Meden en Perzen de stad in 539 v.G.T. innamen. Wat een waarschuwing om Gods woorden te geloven! De apostel Paulus vond het daarom nuttig Habakuk aan te halen toen hij de joden in zijn dagen waarschuwde niet ongelovig te zijn: „Zorgt er . . . voor dat hetgeen in de Profeten is gezegd, u niet overkomt: ’Aanschouwt het, gij spotters, en verwondert u erover, en verdwijnt, want ik werk een werk in uw dagen, een werk dat gij geenszins zult geloven, zelfs al vertelt iemand het u in bijzonderheden’” (Hand. 13:40, 41; Hab. 1:5, LXX). De ongelovige joden sloegen geen acht op Paulus’ woorden, zoals zij ook geen geloof hechtten aan Jezus’ waarschuwing voor Jeruzalems verwoesting; zij ondervonden de consequenties van hun ongeloof toen Jeruzalem in 70 G.T. door de legers van Rome werd verwoest. — Luk. 19:41-44.

14. (a) Hoe worden christenen in deze tijd er door Habakuks profetie toe aangemoedigd een krachtig geloof te behouden? (b) Welk vreugdevolle vertrouwen kunnen zij die rechtvaardigheid liefhebben thans koesteren, zoals in de profetie vermeld staat?

14 Evenzo moedigt Habakuks profetie christenen er in deze tijd toe aan een krachtig geloof te behouden, terwijl zij in een wereld vol geweld leven. Dit geloof helpt hen anderen te onderwijzen en de vraag te beantwoorden die mensen overal ter wereld hebben gesteld: Zal God wraak oefenen aan de goddelozen? Merk opnieuw de woorden van de profetie op: „Blijf er vol verwachting naar uitzien; want het zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen” (Hab. 2:3). Welke beroeringen zich ook op aarde mogen voordoen, het gezalfde overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen roept zich Habakuks woorden betreffende Jehovah’s wraakoefeningen in het verleden te binnen: „Gij zijt uitgetrokken tot de redding van uw volk, om uw gezalfde te redden” (3:13). Jehovah is inderdaad hun „Heilige”, van oudsher, en de „Rots”, die de onrechtvaardigen zal terechtwijzen en degenen die hij in zijn liefde omhelst, leven zal schenken. Allen die rechtvaardigheid liefhebben, kunnen zich over zijn koninkrijk en soevereiniteit verheugen en zeggen: „Toch wil ik, wat mij betreft, mij uitbundig in Jehovah verheugen; ik wil blij zijn in de God van mijn redding. Jehovah, de Soevereine Heer, is mijn vitale kracht.” — 1:12; 3:18, 19.

[Voetnoten]

^ ¶5 The Book of the Twelve Minor Prophets, 1868, E. Henderson, blz. 285.

[Studievragen]