Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Studie nummer 6 — De christelijke Griekse tekst van de Heilige Schrift

Studie nummer 6 — De christelijke Griekse tekst van de Heilige Schrift

Studies over de geïnspireerde geschriften en hun achtergrond

Studie nummer 6 — De christelijke Griekse tekst van de Heilige Schrift

Het afschrijven van de tekst der Griekse Geschriften; de overlevering ervan in het Grieks en in andere talen tot op deze tijd; de betrouwbaarheid van de huidige tekst

1. Hoe kwam het christelijke onderwijsprogramma op gang?

DE eerste christenen traden over de hele wereld als leraren en verkondigers van het geschreven ’woord van Jehovah’ op. Zij vatten de woorden die Jezus vlak voor zijn hemelvaart had uitgesproken ernstig op: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Jes. 40:8; Hand. 1:8). Zoals Jezus had voorzegd, ontvingen de eerste 120 discipelen de heilige geest met zijn activerende kracht. Dat was op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. Op diezelfde dag nam Petrus de leiding in het nieuwe onderwijsprogramma door een grondig getuigenis te geven, met als resultaat dat velen de boodschap van harte aanvaardden en ongeveer 3000 personen aan de pas opgerichte christelijke gemeente werden toegevoegd. — Hand. 2:14-42.

2. Welk goede nieuws werd er nu bekendgemaakt, en waarvan was dit getuigeniswerk een demonstratie?

2 Tot actie aangespoord als geen andere groep in de hele geschiedenis zetten deze discipelen van Jezus Christus een onderwijsprogramma op touw dat uiteindelijk tot in alle hoeken van de destijds bekende wereld doordrong (Kol. 1:23). Ja, deze toegewijde getuigen van Jehovah gebruikten ijverig hun voeten om van huis tot huis, van stad tot stad en van land tot land „goed nieuws over goede dingen” bekend te maken (Rom. 10:15). Dit goede nieuws handelde over Christus’ losprijsvoorziening, de opstandingshoop en het beloofde koninkrijk Gods (1 Kor. 15:1-3, 20-22, 50; Jak. 2:5). Nimmer tevoren was er zulk een getuigenis betreffende dingen die niet te zien zijn, aan de mensheid gegeven. Voor de velen die nu op basis van Jezus’ slachtoffer Jehovah als hun Soevereine Heer aanvaardden, werd het een „duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien”, een tentoonspreiding van geloof. — Hebr. 11:1; Hand. 4:24; 1 Tim. 1:14-17.

3. Wat kenmerkte de christelijke predikers uit de eerste eeuw G.T.?

3 Deze christelijke predikers — mannen en vrouwen — waren als dienaren van God goed onderlegd. Zij konden lezen en schrijven. Zij waren onderwezen in de Heilige Schrift. Zij wisten wat er in de wereld gebeurde. Zij waren gewend te reizen. Zij waren met sprinkhanen te vergelijken omdat zij niet toelieten dat welke hindernis maar ook hun opmars in de verbreiding van het goede nieuws belemmerde (Hand. 2:7-11, 41; Joël 2:7-11, 25). In die eerste eeuw van de gewone tijdrekening werkten zij onder mensen die in velerlei opzicht grote overeenkomst vertoonden met de mensen in deze tijd.

4. Wat werd er in de dagen van de vroege christelijke gemeente onder goddelijke inspiratie en leiding geschreven?

4 Als vooruitstrevende predikers van „het woord des levens” maakten de eerste christenen een goed gebruik van alle bijbelrollen die zij konden bemachtigen (Fil. 2:15, 16; 2 Tim. 4:13). Vier van hen, namelijk Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes, werden er door Jehovah toe geïnspireerd „het goede nieuws over Jezus Christus” op schrift te stellen (Mark. 1:1; Matth. 1:1). Sommigen van hen, zoals Petrus, Paulus, Johannes, Jakobus en Judas, schreven onder inspiratie brieven (2 Petr. 3:15, 16). Anderen hielden zich bezig met het afschrijven van deze geïnspireerde boodschappen, die men tot nut van de in aantal toenemende gemeenten onder elkaar uitwisselde (Kol. 4:16). Bovendien namen „de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem” onder leiding van Gods geest beslissingen op leerstellig gebied, en deze werden voor later gebruik opgetekend. Dit centrale besturende lichaam zond ook instructiebrieven uit naar de wijdverspreid liggende gemeenten (Hand. 5:29-32; 15:2, 6, 22-29; 16:4). En hiervoor moesten zij in hun eigen postdienst voorzien.

5. (a) Wat is een codex? (b) In welke mate gebruikten de vroege christenen de codex, en wat waren de voordelen ervan?

5 Teneinde de verspreiding van de Schrift te versnellen en deze ook te verschaffen in een vorm die het opzoeken van teksten zou vergemakkelijken, begonnen de vroege christenen al gauw in plaats van boekrollen handschriften in codexvorm te gebruiken. De codex komt in vorm overeen met het hedendaagse boek, waarin de bladzijden vlot omgeslagen kunnen worden om een bepaalde plaats op te zoeken, terwijl een boekrol hiervoor dikwijls ver afgerold moest worden. Bovendien maakte de codexvorm het mogelijk canonieke geschriften samen te binden, terwijl handschriften in rolvorm gewoonlijk in aparte rollen bewaard werden. De vroege christenen waren baanbrekers in het gebruik van de codex. Het kan zelfs zijn dat zij die hebben uitgevonden. Terwijl de codex slechts traag ingang vond bij niet-christelijke schrijvers, zijn de meeste christelijke papyri uit de tweede en derde eeuw in codexvorm. *

6. (a) Wanneer was de periode van het klassieke Grieks, waardoor werd die periode gekenmerkt, en wanneer ontwikkelde zich de Koine of het algemene Grieks? (b) Hoe en in welke mate kwam de Koine in zwang?

6 De Koine (het algemene Grieks) als communicatiemiddel. De zogenoemde klassieke periode van het Grieks strekte zich van de negende tot de vierde eeuw v.G.T. uit. Dit was de periode van het Attische en het Ionische dialect. Die tijd, en vooral de vijfde en vierde eeuw v.G.T., was de bloeiperiode van veel Griekse toneelschrijvers, dichters, redenaars, geschiedschrijvers, filosofen en geleerden, van wie Homerus, Herodotus, Socrates, Plato en anderen beroemd werden. De periode van omstreeks de vierde eeuw v.G.T. tot omstreeks de zesde eeuw G.T. was het tijdperk van de Koine of het algemene Grieks. De Koine kwam voornamelijk tot ontwikkeling door de veldtochten van Alexander de Grote. Tot zijn leger behoorden soldaten uit alle delen van Griekenland. Zij spraken verschillende Griekse dialecten, en toen deze zich vermengden, ontstond er één algemeen dialect, de Koine, een taal die vervolgens in zwang kwam. Doordat Alexander Egypte en een groot deel van Azië, tot aan India toe, veroverde, verbreidde de Koine zich onder veel volken, zodat het de internationale taal werd en dit vele eeuwen bleef. Het Grieks van de Septuaginta was de Koine die in de derde en tweede eeuw v.G.T. in Alexandrië (Egypte) gesproken werd.

7. (a) Hoe bevestigt de bijbel dat er ten tijde van Jezus en zijn apostelen Koine werd gesproken? (b) Waarom leende de Koine zich zo goed voor de verbreiding van Gods Woord?

7 In de dagen van Jezus en zijn apostelen was de Koine de internationale taal van het Romeinse Rijk. De bijbel zelf getuigt van dit feit. Toen Jezus aan de paal werd genageld, moest het opschrift dat boven zijn hoofd zou worden aangebracht, niet alleen in het Hebreeuws, de taal van de joden, worden gesteld, maar ook in het Latijn, de officiële landstaal, en in het Grieks, dat in de straten van Jeruzalem haast even veelvuldig werd gesproken als in Rome, Alexandrië of Athene zelf (Joh. 19:19, 20; Hand. 6:1). Uit Handelingen 9:29 blijkt dat Paulus in Jeruzalem het goede nieuws tot joden predikte die Grieks spraken. De Koine was tegen die tijd een dynamische, levende, goed ontwikkelde taal — een taal die gemakkelijk beschikbaar was en zich goed leende voor Jehovah’s verheven voornemen om het goddelijke Woord verder te verbreiden.

DE GRIEKSE TEKST EN HOE ZE WERD OVERGELEVERD

8. Waarom onderzoeken wij nu het reservoir van handschriften van de Griekse Geschriften?

8 In de vorige studie hebben wij geleerd dat Jehovah zijn waarheidswateren in een reservoir van geschreven documenten — de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften — heeft bewaard. Hoe staat het echter met de geschriften van de apostelen en andere discipelen van Jezus Christus? Zijn deze met dezelfde zorgvuldigheid voor ons bewaard? Dat dit het geval is, blijkt uit een onderzoek van het omvangrijke reservoir van handschriften die in het Grieks, alsook in andere talen, bewaard zijn gebleven. Zoals reeds is verklaard, omvat dit gedeelte van de bijbelcanon 27 boeken. Beschouw nu eens hoe de tekst van deze 27 boeken is overgeleverd, waardoor wordt aangetoond op welke wijze de oorspronkelijke Griekse tekst tot op de huidige dag bewaard is gebleven.

9. (a) In welke taal werden de christelijke Geschriften geschreven? (b) Hoe vormt het boek Mattheüs hierop een uitzondering?

9 De bron van Griekse handschriften. De 27 canonieke boeken van de christelijke Geschriften werden in het algemene Grieks van die tijd geschreven. Het boek Mattheüs werd ten behoeve van het joodse volk blijkbaar eerst in het bijbelse Hebreeuws geschreven. De bijbelvertaler Hiëronymus uit de vierde eeuw maakt hier melding van door te zeggen dat het later in het Grieks werd vertaald. * Waarschijnlijk heeft Mattheüs deze vertaling zelf vervaardigd, daar hij als voormalig Romeins staatsambtenaar — een belastinginner — ongetwijfeld Hebreeuws, Latijn en Grieks kende. — Mark. 2:14-17.

10. Hoe hebben de bijbelgeschriften ons bereikt?

10 De andere christelijke bijbelschrijvers, Markus, Lukas, Johannes, Paulus, Petrus, Jakobus en Judas, schreven allen hun geschriften in de Koine, de algemene, levende taal die door de christenen en de meeste andere mensen uit de eerste eeuw werd verstaan. Het laatste van de oorspronkelijke geschriften werd omstreeks 98 G.T. door Johannes opgetekend. Voor zover men weet, is geen van deze 27 oorspronkelijke handschriften in de Koine tot op heden bewaard gebleven. Uit deze oorspronkelijke bron hebben echter afschriften van de oorspronkelijke exemplaren, alsook afschriften van afschriften en hele families van afschriften ons bereikt, welke alle bij elkaar genomen een omvangrijk reservoir van handschriften van de christelijke Griekse Geschriften vormen.

11. (a) Welke enorme hoeveelheid afschriften staat ons thans ter beschikking? (b) Hoe laten ze zich wat aantal en ouderdom betreft met klassieke werken vergelijken?

11 Een reservoir van ruim 13.000 handschriften. Wij beschikken thans over een enorme hoeveelheid afschriften van alle 27 canonieke boeken. Enkele hiervan bevatten omvangrijke gedeelten van de Schrift; bij andere gaat het slechts om fragmenten. Volgens één berekening zijn er ruim 5000 handschriften in het oorspronkelijke Grieks. Daarnaast zijn er meer dan 8000 handschriften in diverse andere talen — alles bij elkaar ruim 13.000 handschriften. Daterend uit de 2de tot de 16de eeuw G.T., dragen al deze handschriften bij tot het vaststellen van de ware, oorspronkelijke tekst. Het oudste van deze vele handschriften is het als P52 bekendstaande papyrusfragment van het Evangelie van Johannes, dat zich in de John Rylands-bibliotheek in Manchester (Engeland) bevindt en in de eerste helft van de tweede eeuw, mogelijk omstreeks 125 G.T., wordt gedateerd. * Dit afschrift ontstond dus slechts ongeveer een kwart eeuw na het oorspronkelijke exemplaar. Wanneer wij in aanmerking nemen dat men voor het vaststellen van de tekst van de meeste klassieke auteurs slechts over een handvol handschriften beschikt, die bovendien slechts zelden uit dezelfde eeuw als de oorspronkelijke geschriften dateren, beseffen wij welk een schat aan bewijsmateriaal ons ter beschikking staat voor het samenstellen van een gezaghebbende tekst van de christelijke Griekse Geschriften.

12. Waarop werden de eerste handschriften geschreven?

12 Papyrushandschriften. Evenals de vroege afschriften van de Septuaginta, werden de eerste handschriften van de christelijke Griekse Geschriften op papyrus geschreven, en tot ongeveer de vierde eeuw G.T. bleef men dit schrijfmateriaal voor bijbelhandschriften gebruiken. Blijkbaar hebben de bijbelschrijvers voor hun brieven aan de christelijke gemeenten ook van papyrus gebruik gemaakt.

13. Aan welke belangrijke papyrusvondst werd in 1931 publiciteit gegeven?

13 Grote hoeveelheden papyrusgeschriften zijn in de provincie Fajoem (Egypte) gevonden. Aan het einde van de 19de eeuw werd een aantal bijbelpapyri aan het licht gebracht. Een van de belangrijkste van alle handschriftvondsten in recente tijd was die waaraan in 1931 publiciteit werd gegeven. Ze bestond uit delen van 11 codices die gedeelten van 8 verschillende boeken van de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften en 15 boeken van de christelijke Griekse Geschriften bevatten, alle in het Grieks. Deze papyri zijn geschreven tussen de tweede en de vierde eeuw van de gewone tijdrekening. Veel van de tot deze vondst behorende gedeelten van de christelijke Griekse Geschriften bevinden zich thans in de Chester Beatty-collectie en staan bekend als P45, P46 en P47, waarbij het symbool „P” voor „papyrus” staat.

14, 15. (a) Wat zijn enkele in de tabel op bladzijde 313 genoemde belangrijke papyrushandschriften van de christelijke Griekse Geschriften? (b) Laat zien hoe de Nieuwe-Wereldvertaling daarvan gebruik heeft gemaakt. (c) Wat bevestigen de vroege papyruscodices?

14 Papyri uit een andere opmerkelijke verzameling werden van 1956 tot 1961 in Genève (Zwitserland) gepubliceerd. Ze staan bekend als de Bodmer-papyri en omvatten de vroege tekst van twee evangeliën (P66 en P75), die uit het begin van de derde eeuw G.T. dateren. In de aan deze studie voorafgaande tabel worden enkele van de belangrijkste oude bijbelpapyri van de Hebreeuwse en de christelijke Griekse Geschriften vermeld. In de laatste kolom staan passages van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift vermeld waarvoor deze papyrushandschriften als ondersteuning van de gebezigde weergave hebben gediend, wat uit de voetnoten bij de genoemde verzen blijkt.

15 Deze papyrusvondsten leveren het bewijs dat de bijbelcanon op een heel vroeg tijdstip voltooid was. Onder de Chester Beatty-papyri bevinden zich twee codices — één bevat gedeelten van de vier evangeliën en Handelingen (P45) en een andere omvat 9 van de 14 brieven van Paulus (P46) — die aantonen dat de geïnspireerde christelijke Griekse Geschriften kort na de dood van de apostelen verzameld werden. Aangezien er tijd nodig geweest zal zijn om deze codices zo wijd en zijd in omloop te brengen dat ze zelfs Egypte bereikten, werden deze Geschriften klaarblijkelijk op zijn laatst in de tweede eeuw in hun standaardvorm bijeengebracht. Aan het einde van de tweede eeuw bestond er geen twijfel meer over dat de canon van de christelijke Griekse Geschriften afgesloten was, waarmee tevens de canon van de gehele bijbel voltooid was.

16. (a) Welke unciaalhandschriften van de christelijke Griekse Geschriften zijn tot op deze tijd bewaard gebleven? (b) In welke mate is er in de Nieuwe-Wereldvertaling gebruik gemaakt van de majuskel- of unciaalhandschriften, en waarom?

16 Handschriften op velijn en leer. Zoals wij in de voorgaande studie hebben geleerd, begon men vanaf omstreeks de vierde eeuw G.T. in plaats van papyrus het duurzamer velijn, een fijne kwaliteit perkament, meestal uit kalfs-, lams- of geitehuid vervaardigd, als schrijfmateriaal voor handschriften te gebruiken. Enkele zeer belangrijke bijbelhandschriften die nu nog bestaan, zijn op velijn geschreven. Wij hebben de op velijn en leer geschreven handschriften van de Hebreeuwse Geschriften reeds besproken. De tabel op bladzijde 314 vermeldt enkele van de belangrijke handschriften op velijn en leer van zowel de christelijke Griekse als de Hebreeuwse Geschriften. Die van de Griekse Geschriften werden geheel in hoofdletters geschreven en worden majuskel- of unciaalhandschriften genoemd. De New Bible Dictionary maakt melding van 274 unciaalhandschriften van de christelijke Griekse Geschriften, daterend uit de vierde tot de tiende eeuw G.T. Voorts zijn er de meer dan 5000 in cursief- of minuskelschrift gestelde handschriften, die in een lopend of vloeiend schrift vervaardigd zijn. * Deze eveneens op velijn geschreven handschriften werden vervaardigd in de periode van de negende eeuw G.T. tot het begin van de boekdrukkunst. Wegens hun vroege datering en algemene nauwkeurigheid heeft het vertaalcomité van de New World Translation in het belang van een zorgvuldige Engelse weergave van de Griekse tekst een intensief gebruik gemaakt van unciaalhandschriften. Dit blijkt uit de tabel „Enkele belangrijke handschriften op velijn en leer”.

HET TIJDPERK VAN TEKSTKRITIEK EN -ZUIVERING

17. (a) Welke twee gebeurtenissen leidden tot een toegenomen bestudering van de Griekse tekst van de bijbel? (b) Aan welk werk heeft Erasmus zijn bekendheid te danken? (c) Hoe komt een gedrukte tekstuitgave tot stand?

17 De tekst van Erasmus. In de lange donkere middeleeuwen, toen het Latijn overheerste en West-Europa onder het ijzeren gezag van de Rooms-Katholieke Kerk stond, was het met de wetenschap slecht gesteld. Maar toen in Europa in de 15de eeuw de boekdrukkunst werd uitgevonden en in het begin van de 16de eeuw de Reformatie begon, verheugde men zich in grotere vrijheid, en de belangstelling voor het Grieks leefde op. Tijdens deze vroege wedergeboorte van de wetenschap vervaardigde de beroemde Nederlandse geleerde Desiderius Erasmus zijn eerste Griekse tekstuitgave van het „Nieuwe Testament”. (Zo’n gedrukte tekstuitgave komt tot stand door een zorgvuldige vergelijking van een aantal handschriften en door de woorden te gebruiken die men algemeen als de oorspronkelijke tekst beschouwt, waarbij vaak in een voetnotenapparaat eventueel afwijkende lezingen in sommige handschriften worden vermeld.) Deze eerste uitgave werd in 1516 — één jaar voordat de Reformatie in Duitsland begon — in Bazel (Zwitserland) gedrukt. In de eerste uitgave stonden veel fouten, maar in de achtereenvolgende uitgaven van 1519, 1522, 1527 en 1535 werd een verbeterde tekst gepresenteerd. Erasmus beschikte over slechts enkele late cursieve handschriften die hij ter vergelijking bij het samenstellen van zijn tekstuitgave kon gebruiken.

18. Wat werd door de Erasmustekst mogelijk gemaakt, en wie maakten een goed gebruik van deze tekst?

18 De gezuiverde Griekse tekst van Erasmus werd de basis voor betere vertalingen in verscheidene Westeuropese talen. Zo konden er vertalingen worden vervaardigd die de voorheen uit de Latijnse Vulgaat overgezette vertalingen overtroffen. De eerste die gebruik maakte van de Erasmustekst was Maarten Luther uit Duitsland, die zijn Duitse vertaling van de christelijke Griekse Geschriften in 1522 voltooide. De volgende was William Tyndale uit Engeland; ondanks hevige vervolging voltooide hij in 1525, toen hij op het Europese vasteland in ballingschap verkeerde, zijn Engelse vertaling, die op de Erasmustekst was gebaseerd. Antonio Brucioli uit Italië vertaalde in 1530 de tekst van Erasmus in het Italiaans. Toen de Griekse tekst van Erasmus op het toneel verscheen, begon er een nieuw tijdperk van tekstkritiek. Daaronder verstaat men de methode die wordt gebruikt om de oorspronkelijke bijbeltekst te reconstrueren en te herstellen.

19. Hoe zijn wij aan de indeling van de bijbel in hoofdstukken en verzen gekomen, en wat werd hierdoor mogelijk gemaakt?

19 De indeling in hoofdstukken en verzen. Robert Estienne, ook bekend als Stephanus, was in de 16de eeuw een vooraanstaand drukker en uitgever in Parijs. Als uitgever zag hij in hoe praktisch voor het snelle naslaan een indeling in hoofdstukken en verzen zou zijn, en derhalve voerde hij in 1551 dit systeem in zijn Grieks-Latijnse Nieuwe Testament in. De versindeling voor de Hebreeuwse Geschriften was reeds door de masoreten gemaakt, doch in Stephanus’ Franse bijbel van 1553 kwam voor het eerst de huidige indeling voor de gehele bijbel voor. Deze indeling werd in latere Engelse bijbels gevolgd en schiep de mogelijkheid tot de vervaardiging van bijbelconcordanties, zoals die van Alexander Cruden in 1737 en de twee uitgebreide concordanties op de Authorized Version van de Engelse bijbel — die van Robert Young, voor het eerst in 1873 te Edinburgh uitgegeven, en die van James Strong, in 1894 te New York uitgegeven.

20. Wat was de Textus receptus, en waarvoor diende deze als basis?

20 Textus receptus. Stephanus publiceerde ook enkele uitgaven van het Griekse „Nieuwe Testament”. Deze waren hoofdzakelijk op de Erasmustekst gebaseerd, met rectificaties overeenkomstig de Complutenzer polyglot van 1522 en 15 late cursieve handschriften uit de voorafgaande paar eeuwen. Stephanus’ derde Griekse tekstuitgave (1550) werd in feite de Textus receptus (Latijn voor „algemeen aanvaarde tekst”) waarop andere 16de-eeuwse Engelse vertalingen en de King James Version van 1611 zijn gebaseerd.

21. Welke gezuiverde teksten zijn er sinds de 18de eeuw vervaardigd, en waarvoor werden ze gebruikt?

21 Gezuiverde Griekse teksten. Later vervaardigden kenners van het Grieks steeds verder gezuiverde teksten. Een voortreffelijke tekstuitgave werd vervaardigd door J. J. Griesbach, die toegang had tot de honderden Griekse handschriften die tegen het einde van de 18de eeuw beschikbaar waren geworden. Griesbachs beste uitgave van de gehele Griekse tekst kwam uit in de jaren 1796–1806. Zijn tekstuitgave diende als basis voor de Engelse vertaling van Sharpe uit 1840 en is de Griekse tekst die afgedrukt staat in The Emphatic Diaglott, welke in 1864 voor het eerst volledig werd uitgegeven. Andere uitmuntende tekstuitgaven werden vervaardigd door Konstantin von Tischendorf (1872) en Hermann von Soden (1910); laatstgenoemde uitgave diende als basis voor Moffatts Engelse vertaling van 1913.

22. (a) Welke Griekse tekst heeft in wijde kring erkenning gevonden? (b) Voor welke vertalingen is hij als basis gebruikt?

22 De tekst van Westcott en Hort. Een Griekse tekstuitgave die in wijde kring erkenning heeft gevonden, is die welke in 1881 door de geleerden B. F. Westcott en F. J. A. Hort van de Universiteit van Cambridge werd gepubliceerd. Afdrukken van deze Griekse tekst werden door het Britse herzieningscomité, waarvan Westcott en Hort deel uitmaakten, geraadpleegd voor hun in 1881 gereedgekomen herziening van het Engelse „Nieuwe Testament”. Het is de tekstuitgave die voornamelijk werd gebruikt voor de in de New World Translation verschenen Engelse vertaling van de christelijke Griekse Geschriften. Deze tekst ligt ook ten grondslag aan de volgende vertalingen in het Engels: The Emphasised Bible, de American Standard Version, An American Translation (Smith-Goodspeed) en de Revised Standard Version. * Voor deze laatste vertaling werd ook de tekst van Nestle gebruikt.

23. Welke andere tekstuitgaven werden voor de Nieuwe-Wereldvertaling gebruikt?

23 Het vertaalcomité van de New World Translation heeft voor vergelijkingsdoeleinden eveneens gebruik gemaakt van de Griekse tekst van Nestle (de 18de uitgave, 1948). Verder heeft het comité ook de teksten van de katholieke jezuïetengeleerden José M. Bover (1943) en Augustinus Merk (1948) in aanmerking genomen. De in 1975 door de United Bible Societies uitgegeven tekst en de uitgave van Nestle-Aland (1979) werden geraadpleegd om de voetnoten van de Studiebijbel (Engels: 1984; Nederlands: 1988) up to date te brengen. *

24. Welke oude vertalingen zijn eveneens voor de Nieuwe-Wereldvertaling geraadpleegd? Geef enkele voorbeelden.

24 Oude vertalingen uit het Grieks. Naast de Griekse handschriften zijn thans ook veel handschriften van vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften in andere talen ter bestudering beschikbaar. Er zijn meer dan 50 handschriften (of fragmenten) van Oudlatijnse vertalingen en duizenden handschriften van Hiëronymus’ Latijnse Vulgaat voorhanden. Ook hiernaar heeft het vertaalcomité van de New World Translation verwezen, evenals naar vertalingen in het Koptisch, Armeens en Syrisch. *

25. Van welk bijzonder belang zijn de vertalingen in het Hebreeuws waarnaar in de Nieuwe-Wereldvertaling wordt verwezen?

25 Op zijn minst vanaf de 14de eeuw zijn er vertalingen van de Griekse Geschriften in het Hebreeuws vervaardigd. Deze zijn in zoverre van belang dat in een aantal ervan de goddelijke naam in de christelijke Geschriften is hersteld. In de Nieuwe-Wereldvertaling wordt vaak naar deze Hebreeuwse vertalingen verwezen onder het symbool „J” met een verhoogd cijfer. Zie voor bijzonderheden het voorwoord van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen, blz. 11, en appendix 1D, „De goddelijke naam in de christelijke Griekse Geschriften”.

TEKSTVARIANTEN EN HUN BETEKENIS

26. Hoe ontstonden tekstvarianten en handschriftenfamilies?

26 Onder de meer dan 13.000 handschriften van de christelijke Griekse Geschriften worden veel tekstvarianten aangetroffen. Alleen al de 5000 Griekse handschriften geven veel van zulke verschillen te zien. Wij kunnen ons goed indenken dat in elk afschrift dat van vroege handschriften werd gemaakt, bepaalde fouten slopen. Als een van deze vroege afschriften voor gebruik naar een bepaald gebied werd gezonden, verschenen deze fouten in verdere, daar vervaardigde afschriften en waren dan kenmerkend voor de handschriften uit dat gebied. Op deze wijze ontstonden families van gelijksoortige handschriften. Zijn deze duizenden afschrijffouten dan niet verontrustend? Blijkt daaruit niet dat de tekst toch niet zo getrouw is overgeleverd? Beslist niet!

27. Waarvan kunnen wij met betrekking tot de zuiverheid van de Griekse tekst verzekerd zijn?

27 F. J. A. Hort, medeverantwoordelijk uitgever van de Westcott-en-Hort-tekst, schrijft: „De overgrote meerderheid van de woorden van het Nieuwe Testament is boven alle differentiële processen van tekstkritiek verheven, omdat ze vrij van varianten is en slechts overgezet hoeft te worden. . . . Als betrekkelijke onbeduidendheden . . . terzijde worden gesteld, kunnen naar onze mening de woorden die nog aan twijfel onderhevig zijn, nauwelijks meer dan een duizendste gedeelte van het gehele Nieuwe Testament vormen.” *

28, 29. (a) Tot welke slotbeoordeling moeten wij ten aanzien van de gezuiverde Griekse tekst komen? (b) Welke gezaghebbende verklaring bezitten wij hierover?

28 Beoordeling van de tekstoverlevering. Wat is dan na deze vele eeuwen van tekstoverlevering de slotbeoordeling ten aanzien van de zuiverheid en authenticiteit van de tekst? Er bestaan niet alleen duizenden handschriften die met elkaar vergeleken kunnen worden, maar in de laatste tientallen jaren zijn er ook oudere bijbelhandschriften ontdekt, waardoor de Griekse tekst teruggevoerd kan worden tot omstreeks 125 G.T., of tot slechts enkele tientallen jaren na de dood van de apostel Johannes, die omstreeks 100 G.T. stierf. Deze handschriften leveren het overtuigende bewijs dat wij thans over een betrouwbare gezuiverde Griekse tekst beschikken. Merk op tot welke beoordeling de voormalige directeur en bibliothecaris van het British Museum, Sir Frederic Kenyon, in dit opzicht kwam:

29 „De tijdruimte dan tussen de datums van oorspronkelijke opstelling en het oudste voorhanden zijnde bewijsstuk wordt zo klein, dat die feitelijk te verwaarlozen is, en de laatste grondslag voor enige twijfel of de Geschriften ons in hoofdzaak zo hebben bereikt als ze werden geschreven, is nu weggenomen. Zowel de authenticiteit als de algemene zuiverheid van de boeken van het Nieuwe Testament kunnen nu als definitief vastgesteld worden beschouwd. Algemene zuiverheid is echter nog iets anders dan zekerheid omtrent bijzonderheden.” *

30. Waarom kunnen wij ervan overtuigd zijn dat de Nieuwe-Wereldvertaling datgene „wat Jehovah zegt” getrouw aan haar lezers overbrengt?

30 Wat de laatste opmerking over „zekerheid omtrent bijzonderheden” betreft, verwijzen wij naar de in paragraaf 27 aangehaalde woorden van dr. Hort. Het is het werk van de tekstcritici om bijzonderheden te rectificeren, en op dit gebied hebben zij heel veel gedaan. Om deze reden wordt de gezuiverde Griekse tekst van Westcott en Hort in het algemeen als een zeer voortreffelijke tekst erkend. Doordat de Nieuwe-Wereldvertaling wat het gedeelte van de christelijke Griekse Geschriften betreft op deze uitmuntende Griekse tekst is gebaseerd, kan ze haar lezers datgene „wat Jehovah zegt” getrouw overbrengen, aangezien dit voor ons op zo’n schitterende wijze in het Griekse handschriftenreservoir bewaard is gebleven. — 1 Petr. 1:24, 25.

31. (a) Wat hebben hedendaagse ontdekkingen aangetoond met betrekking tot de tekst van de Griekse Geschriften? (b) Hoe laat de tabel op bladzijde 309 zien wat de belangrijkste bron voor de christelijke Griekse Geschriften van de New World Translation is, en wat zijn enkele van de secundaire bronnen die werden gebruikt?

31 Voorts is nog van belang wat Sir Frederic Kenyon in zijn boek Our Bible and the Ancient Manuscripts (1962, blz. 249) schrijft: „Wij moeten er tevreden mee zijn te weten dat de algemene authenticiteit van de tekst van het Nieuwe Testament opmerkelijke ondersteuning vindt in de hedendaagse ontdekkingen, waardoor de tijdruimte tussen de oorspronkelijke autografen en onze oudste voorhanden zijnde handschriften aanzienlijk is verkleind, en dat de verschillende lezingen, hoe interessant ze ook zijn, niet van invloed zijn op de fundamentele leerstellingen van het christelijke geloof.” Zoals de tabel „Bronnen voor de tekst van de New World Translation — christelijke Griekse Geschriften” op bladzijde 309 laat zien, is van alle desbetreffende documenten gebruik gemaakt om een nauwkeurig vertaalde tekst te bieden. Waardevolle voetnoten ondersteunen in alle gevallen de getrouwe weergave in de hoofdtekst. Het vertaalcomité van de New World Translation heeft bij het vervaardigen van zijn voortreffelijke vertaling gebruik gemaakt van het beste wat de bijbelwetenschap in de loop der eeuwen heeft voortgebracht. Wij kunnen in deze tijd beslist het krachtige vertrouwen hebben dat de christelijke Griekse Geschriften, zoals ze ons thans ter beschikking staan, werkelijk het door de geïnspireerde discipelen van Jezus Christus opgetekende „patroon van gezonde woorden” bevatten. Mogen wij in geloof en in liefde aan deze kostbare woorden vasthouden! — 2 Tim. 1:13.

32. Waarom is hier veel plaats ingeruimd voor een bespreking van de handschriften en de tekst van de Heilige Schrift, en met welk bevredigende resultaat?

32 Zowel deze als de voorgaande studie was geheel gewijd aan een bespreking van de handschriften en de tekst van de Heilige Schrift. Waarom is dit onderwerp zo uitvoerig behandeld? Om op overtuigende wijze te laten zien dat de tekst van zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften in hoofdzaak dezelfde is als de authentieke oorspronkelijke tekst, tot het optekenen waarvan Jehovah getrouwe mannen uit het verleden heeft geïnspireerd. Die oorspronkelijke geschriften waren geïnspireerd. De afschrijvers, hoe vaardig zij hun werk ook verrichtten, waren niet geïnspireerd (Ps. 45:1; 2 Petr. 1:20, 21; 3:16). Het omvangrijke reservoir van afschriften moest derhalve zorgvuldig onderzocht worden om duidelijk en onmiskenbaar te kunnen vaststellen hoe de zuivere waarheidswateren oorspronkelijk uit de Grote Bron, Jehovah, te voorschijn zijn gestroomd. Jehovah komt alle dank toe voor de schitterende gave van zijn Woord, de geïnspireerde bijbel, en de verkwikkende Koninkrijksboodschap die uit de bladzijden ervan vloeit!

[Voetnoten]

^ ¶5 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 354, 355.

^ ¶9 Zie blz. 176, par. 6.

^ ¶11 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 323; New Bible Dictionary, tweede editie, 1986, J. D. Douglas, blz. 1187.

^ ¶16 New Bible Dictionary, tweede editie, blz. 1187.

^ ¶22 Zie de tabel „Enkele bijbelvertalingen in zeven belangrijke talen”, op blz. 322.

^ ¶23 The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1985, blz. 8, 9.

^ ¶27 The New Testament in the Original Greek, 1974, Deel I, blz. 561.

^ ¶29 The Bible and Archaeology, 1940, blz. 288, 289.

[Studievragen]