Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Askelon

Askelon

(A̱skelon) [misschien: Plaats van uitwegen (betalen)].

Een havenstad aan de Middellandse Zee en een van de vijf voornaamste steden van de Filistijnen (Joz 13:3). Ze wordt geïdentificeerd met ʽAsqalan (Tel Ashqelon), dat ongeveer 19 km ten NNO van Gaza ligt. De haar omringende rotsen vormden een natuurlijk amfitheater, een halve kring met het gezicht op de Middellandse Zee. Het land is vruchtbaar; er groeien appels, vijgen en sjalotten (Allium ascalonicum), die hun naam vermoedelijk aan deze Filistijnse stad ontlenen.

Askelon werd aan de stam Juda toegewezen en werd door hen veroverd, maar klaarblijkelijk bleef de stad niet lang aan hen onderworpen (Re 1:18, 19). In de tijd van Simson en van Samuël was het een Filistijnse stad (Re 14:19; 1Sa 6:17). David maakt melding van de stad in zijn klaaglied over de dood van Saul en Jonathan (2Sa 1:20). In het verslag over de verovering van Filistijnse steden door koning Uzzia wordt Askelon niet vermeld. — 2Kr 26:6.

In de profetie van Amos (ca. 804 v.G.T.) werd een nederlaag voor de heerser van Askelon voorzegd (Am 1:8). Volgens de wereldlijke geschiedenis maakte Tiglath-Pileser III van Assyrië Asqaluna (Askelon) in de daaropvolgende eeuw tot een vazalstad. Jeremia (na 647 v.G.T.) uitte twee profetieën in verband met Askelon. Hoewel Jeremia 47:2-7 ten dele vervuld kan zijn toen Nebukadnezar in het begin van zijn regering (ca. 624 v.G.T.) de stad plunderde, wijst de profetie in Jeremia 25:17-20, 28, 29 duidelijk op een vervulling na de val van Jeruzalem in 607 v.G.T. Zefanja’s profetie (vóór 648 v.G.T. geschreven) voorzei eveneens een op komst zijnde verwoesting voor Askelon en andere Filistijnse steden, waarna het overblijfsel van Juda in „de huizen van Askelon” zou wonen (Ze 2:4-7). Ten slotte verkondigde Zacharia omstreeks 518 v.G.T. de ondergang van Askelon, en wel ten tijde dat ook Tyrus verwoest zou worden (332 v.G.T.). — Za 9:3-5.