Augustus, Afdeling van
Toen de apostel Paulus naar Rome werd gezonden omdat hij zich op caesar had beroepen, werd hij samen met andere gevangenen onder het toezicht gesteld van een legeroverste (centurio) genaamd Julius, van „de afdeling van Augustus” (Han 27:1). Dit gebeurde in Cesarea. — Han 25:13; 26:30–27:1.
Het is niet mogelijk met zekerheid te zeggen wat er met „de afdeling van Augustus”, waartoe Julius behoorde, werd bedoeld. Omdat het woord „Augustus” hier de vertaling is van het Griekse woord Se·baʹste, hebben sommigen gepoogd de afdeling in verband te brengen met Samaria, dat in die tijd Sebaste werd genoemd, en daarom beweren zij dat het een groep soldaten betrof die uit Samaritanen waren gerekruteerd. Josephus spreekt inderdaad over „een ruiterregiment, dat bekend staat onder de naam ’Sebasteni’” (De joodse oorlog, II, xii, 5). Er schijnt echter geen gerechtvaardigde grond te zijn om zo’n betekenis aan deze door de schrijver van Handelingen gebruikte term te geven.
Een andere zienswijze is dat de afdeling van Augustus betrekking heeft op de frumentarii, een speciaal keizerlijk officierenkorps dat dienst deed als een soort verbindingsafdeling van koeriers tussen de keizer en de militaire bases in de provincies en waarvan naar verluidt de leden ook tot taak hadden gevangenen te begeleiden. Deze zienswijze is — althans ten dele — gebaseerd op de weergave van Handelingen 28:16 in de Luther-vertaling, die de volgende twijfelachtige passage bevat: „De hoofdman [leverde] de gevangenen aan den overste der lijfwacht over.” Degenen die deze zienswijze voorstaan, nemen aan dat deze „overste der lijfwacht” het hoofd van de frumentarii was. Deze zinsnede komt echter in de meeste moderne vertalingen van dit vers niet voor.
De Willibrordvertaling noemt deze afdeling „de cohort Augusta”, en de vertaling door A. M. Brouwer spreekt over „de Augustus-cohorte”. Het Griekse woord speiʹra (afdeling), in militaire zin gebruikt, duidde in het algemeen op een Romeinse manipel (manipulus), een detachement dat gelijkstond met twee „centuriën” (eenheden van 100 man). Het woord wordt evenwel ook op een groter troepenverband toegepast, en men neemt aan dat het in de Griekse Geschriften op een Romeinse „cohort” duidt (het tiende deel van een legioen, zo’n 400 tot 600 man). Behalve de gewone Romeinse legioenen, die uit Romeinse burgers bestonden en in cohorten waren verdeeld, waren er nog hulptroepen of auxilia, waarvan de cohorten uit Romeinse onderdanen (niet burgers) gerekruteerd werden. Dit waren onafhankelijke infanterie-eenheden, die gewoonlijk langs de grenzen van het rijk dienst deden. Terwijl de cohorten van de gewone Romeinse legioenen geen speciale namen kregen, hadden deze hulpcohorten vaak wel een naam. Er zijn inscripties gevonden van een Cohors I Augusta (Lat.) en Speiʹra Au·gouʹste (Gr.), die echter niet noodzakelijkerwijs betrekking hebben op de afdeling waar het hier om gaat.