Bezwering
Het Hebreeuwse woord ʼit·timʹ wordt in Jesaja 19:3 op de „bezweerders” van Egypte toegepast. Het Hebreeuwse woord cheʹver (dat met ’banspreuk’ of ’bezwering’ is weergegeven) heeft betrekking op een toverformule die als banspreuk wordt uitgesproken, gezongen of geschreven om iemand te „binden” (Ps 58:5; Jes 47:9, 12). „De tot sieraad dienende zoemende schelpen” die de dochters van Sion bezaten en ongetwijfeld ook droegen, waren kennelijk amuletten, want het Hebreeuwse woord waarmee ze worden aangeduid (lecha·sjimʹ), is afgeleid van een grondwoord dat „fluisteren; bezweren” betekent (Jes 3:20; vgl. 2Sa 12:19; Ps 58:5). Deze spiritistische praktijken behoorden tot „de verfoeilijkheden” die Jehovah zijn volk verboden had (De 18:9-11). De Babyloniërs, Egyptenaren en andere volken uit de oudheid stonden bekend om hun vertrouwen in toverijen en bezweringen. — Jes 19:3; 47:9, 12.
Slangenbezwering. De zogenaamde slangenbezwering kan een vorm van spiritisme zijn en is een overblijfsel van de oude cultus der slangenaanbidders. De slangenbezweerder „bezweert” de slang (dikwijls een cobra), zodat het dier betoverd lijkt door de klank van de muziek, die gewoonlijk wordt voortgebracht door een fluit of ander blaasinstrument. Slangen zijn niet doof of hardhorend, zoals sommigen misschien denken, maar kunnen, zoals uit Psalm 58:4, 5 blijkt, zowel de stem van de bezweerders als de muziek horen. Men zou kunnen denken dat het louter een kunstje is waarvoor de slang is afgericht, zoals men een vogel of een ander dier zou kunnen africhten, door hem in een mand met een deksel te stoppen, zachte muziek te spelen en dan snel het deksel dicht te klappen als de slang probeert te ontsnappen, en dit net zo lang te herhalen tot ze leert zich op de muziek gehoorzaam op te richten zonder te willen ontsnappen. Hoewel dit in sommige gevallen misschien zo is, zijn er bij de slangenbezwering blijkbaar dikwijls spiritistische krachten in het spel.
Dat dit spiritistische gebruik al heel oud is, wordt bevestigd doordat er in de bijbel over gesproken wordt. — Ps 58:4, 5; Pr 10:11; Jes 3:3; Jer 8:17.