Heilige zuil
De aldus vertaalde Hebreeuwse uitdrukking duidt in wezen op iets wat is opgesteld of opgericht. Het was kennelijk een fallussymbool van Baäl, soms ook wel van andere valse goden (Ex 23:24; 2Kon 3:2; 10:27). In het Midden-Oosten heeft men op verschillende plaatsen rechtopstaande stenen zuilen gevonden die blijkbaar niet uit een bouwwerk afkomstig waren. Daar ze samen met overblijfselen van cultische voorwerpen werden ontdekt, neemt men aan dat het hier om heilige zuilen gaat. Enkele daarvan zijn onbewerkt en 1,8 m hoog of nog hoger.
Ex 34:13; Le 26:1; De 12:3; 16:22). De wijze waarop deze zuilen vernietigd moesten worden, geeft te kennen dat ze waarschijnlijk van steen waren. In 2 Koningen 10:26 wordt evenwel over het verbranden van heilige zuilen gesproken, waaruit valt op te maken dat sommige van hout waren. In dit geval kan er echter sprake zijn geweest van de heilige paal of Asjera. — Zie HEILIGE PAAL.
Voordat de Israëlieten het Beloofde Land binnentrokken, werd het hun verboden om heilige zuilen op te richten en kregen zij de opdracht de reeds bestaande heilige zuilen van de Kanaänieten af te breken of te verbrijzelen (De Israëlieten sloegen de duidelijke waarschuwingen die God hun bij monde van Mozes had gegeven, in de wind. Na verloop van tijd was het gebied van het koninkrijk Juda en dat van het tienstammenrijk vol met heilige zuilen (1Kon 14:22, 23; 2Kon 17:10). Getrouwe Judese koningen zoals Asa, Hizkia en Josia braken de heilige zuilen echter aan stukken (2Kon 18:4; 23:14; 2Kr 14:3), en toen Jehu de Baälaanbidding uit het tienstammenrijk verdelgde, werd de heilige zuil van Baäl afgebroken. — 2Kon 10:27, 28.