Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kalkoven

Kalkoven

[Hebr.: kiv·sjanʹ].

Aangezien Palestina zeer rijk was aan kalksteen, maakte men in de oudheid van kalkovens gebruik. In meer recente tijden zijn in dat land kalkovens op heuvels gebouwd, waarbij de heuvelhelling een deel vormt van de achterwand. De kalkovens werden zonder gebruikmaking van mortel uit onbehouwen stenen gebouwd. De ruimte tussen de stenen werd met leem opgevuld en bovenin werd een groot open rookkanaal aangebracht. Wanneer men de oven binnenin had volgestopt met brokken kalksteen, werd er in de vuurhaard beneden in de oven met droog kreupelhout een krachtig vuur aangelegd. De sterke luchtstroom die ontstond door de lucht die via een tunnel onder in de kalkoven naar binnen kwam, dreef de vlammen door de stukken kalksteen heen en verhitte die totdat er kalk uit ontstond. Dit proces duurde normaliter verscheidene dagen. — Zie KALK.

In Genesis 19:28 staat de eerste rechtstreekse verwijzing naar een kalkoven. Daar wordt de dichte, zwarte rook van een kalkoven gebruikt om het tafereel te beschrijven dat Abraham te zien kreeg toen hij neerkeek in de richting van de brandende steden Sodom en Gomorra en het hele District en zag dat „een dikke rook [opsteeg] van het land, als de dikke rook van een kalkoven!”

Toen de Israëlieten zich aan de voet van de berg Sinaï vergaderden om ’de ware God te ontmoeten’, zagen zij als onderdeel van het ontzag inboezemende schouwspel dat zich voor hun ogen voltrok ook dat de hele berg Sinaï rookte „wegens het feit dat Jehovah in vuur daarop neerdaalde; en de rook ervan bleef opstijgen als de rook van een kalkoven, en de gehele berg beefde zeer”. — Ex 19:17, 18.

Ter voorbereiding van de zesde plaag die Jehovah over Egypte en zijn trotse Farao bracht, gebood hij Mozes en Aäron: „Neemt uw beide handen vol roet uit een kalkoven, en Mozes moet het voor de ogen van Farao naar de hemel opgooien.” In overeenstemming met deze instructies „namen [zij] . . . het roet van een kalkoven en gingen voor Farao staan, en Mozes gooide het op naar de hemel en het werd tot zweren met blaren, die op mens en dier uitbraken”. — Ex 9:8-10.