Misdracht, miskraam
De uitstoting van een embryo of foetus voordat het buiten de baarmoeder levensvatbaar is. In het gewone spraakgebruik wordt dikwijls een onderscheid gemaakt tussen abortus en miskraam of misgeboorte, waarbij het eerste wordt gedefinieerd als een opzettelijke en kunstmatig teweeggebrachte lediging van de uterus, terwijl het laatste wordt beschouwd als een ongewild en spontaan eindigen van de zwangerschap. In de bijbel wordt dit onderscheid niet gemaakt. Het Hebreeuwse woord sja·khalʹ, dat ’een miskraam hebben’ betekent (Ex 23:26; Ho 9:14), wordt ook vertaald met „beroven” (De 32:25), „van kinderen beroven” (Le 26:22) en ’zonder vrucht blijken te zijn’ (Mal 3:11). Het Hebreeuwse woord jō·tseʼthʹ, in Psalm 144:14 met „misdracht” vertaald, stamt van een grondwoord dat „eruit komen (naar buiten gaan)” betekent. (Vgl. Ge 27:30, NBG.) De uitdrukkingen „misgeboorte” en „een te vroeg geborene” (Ps 58:8; Pr 6:3) geven het Hebreeuwse woord neʹfel weer, afgeleid van het grondwoord na·falʹ, dat „vallen (uitwerpen)” betekent. — Vgl. Jes 26:18.
Een spontane abortus of miskraam kan veroorzaakt worden door een ongeval, een infectieziekte, zware psychische druk of lichamelijke inspanning, of kan het gevolg zijn van een algemene organische zwakte van de moeder. Het water bij Jericho was doodaanbrengend en veroorzaakte misgeboorten totdat Jehovah’s profeet Elisa het gezond maakte. — 2Kon 2:19-22.
Het met kunstmiddelen, door medicamenten of door een chirurgische ingreep opzettelijk opwekken van een abortus of miskraam uitsluitend met het doel de geboorte van een ongewenst kind te vermijden, is in Gods ogen een ernstige misdaad. Het leven is een kostbare gave van God en als zodanig heilig. Derhalve beschermde de Wet die God aan Mozes gaf, het leven van een ongeboren baby tegen meer dan enkel misdadige abortus, want indien bij een vechtpartij tussen mannen een zwangere vrouw of haar ongeboren kind dodelijk letsel opliep, moest men „ziel voor ziel” geven (Ex 21:22-25). Voordat die straf werd toegediend, onderzochten de rechters natuurlijk de omstandigheden en in hoeverre er opzet in het spel was. (Vgl. Nu 35:22-24, 31.) Hoe ernstig het is de ongeborene opzettelijk letsel toe te brengen, wordt beklemtoond in een commentaar van dr. J. Glenn: „Het levensvatbare embryo in de baarmoeder IS een menselijk individu, en wie het doodt, overtreedt derhalve het zesde gebod.” — The Bible and Modern Medicine, 1963, blz. 176.
Welbeschouwd is de vrucht van de schoot een zegen van Jehovah (Le 26:9; Ps 127:3). Toen God de Israëlieten beloofde dat hij hen voorspoedig zou maken, gaf hij dan ook de verzekering dat geen enkele vrouw een miskraam zou hebben of kinderloos zou blijven door te zeggen: „Het zal in uw land niet voorkomen dat een vrouw een miskraam heeft of onvruchtbaar is” (Ex 23:26). Zoals in het gebed van de rechtvaardige te kennen wordt gegeven, zou het daarentegen een blijk van Gods misnoegen jegens zijn vijanden zijn dat hun vrouwen miskramen zouden hebben en dat zij zelf zouden worden als misgeboorten die nimmer de zon aanschouwen. — Ps 58:8; Ho 9:14.
In zijn ellende overdacht Job dat het beter zou zijn geweest als hij „een verborgen misgeboorte” was geweest. „Waarom ben ik niet vanaf de moederschoot terstond gestorven?”, riep deze gekwelde man uit (Job 3:11-16). Ook Salomo redeneerde dat een voortijdig uitgedreven foetus beter af is dan degene die lang leeft maar nooit van het leven kan genieten. — Pr 6:3.
Een besmettelijke ziekte die bij dieren tot abortus of ontijdig werpen leidt, kan voorkomen onder runderen, paarden, schapen en geiten. Misdracht tengevolge van verwaarlozing of ziekte van huisdieren is ook al sinds de dagen van de patriarchen Jakob en Job bekend. — Ge 31:38; Job 21:10.