Sleepnet
Een net dat men langs de bodem van een viswater sleept om vis te vangen (Ez 26:5, 14; 47:10). In het oude Egypte werden sleepnetten van vlassnoeren gemaakt en van onderen van loden gewichten en van boven van houten drijvers voorzien. De Israëlieten gebruikten waarschijnlijk soortgelijke netten.
De methoden waarvan men zich in de oudheid bij het vissen met sleepnetten bediende, vertoonden waarschijnlijk veel overeenkomst met die welke ook nu nog in het Midden-Oosten worden gebruikt. Het sleepnet werd op een dusdanige wijze vanuit boten in het water neergelaten dat het een school vissen omsloot, waarna men het met de lange touwen die aan de uiteinden van het net bevestigd waren naar de oever bracht, waar een aantal mannen het net aan de beide touwen in een halve cirkel geleidelijk aan wal trok (Mt 13:47, 48). Een andere manier was, het net in een steeds nauwere cirkel samen te trekken. Vervolgens doken vissers het water in en trokken een gedeelte van de verzwaarde rand onder de rest van het net door, zodat er een bodem ontstond. Hierna werd het net in een of twee boten getrokken (Lu 5:6, 7). Soms werd het net, voordat het geleegd werd, eerst naar minder diep water gesleept. — Vgl. Jo 21:8, 11.
Het sleepnet wordt in de Schrift figuurlijk gebruikt met betrekking tot de bijeenvergadering van mensen (Mt 13:47, 48). Het wordt eveneens gebruikt als een afbeelding van het hart van een immorele vrouw (Pr 7:26) en van plannen die worden gesmeed om anderen in een valstrik te lokken (Mi 7:2). Ook een veroveringsveldtocht wordt met het vissen met behulp van een sleepnet vergeleken. — Hab 1:15-17.