Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Tijdperken

Tijdperken

Met „tijdperk” wordt een vastgestelde of bestemde tijd bedoeld of een periode die zich door zekere kenmerken onderscheidt (Han 3:19, vtn.; Ro 8:18; Ga 6:9). Geleidelijk werd christenen heel duidelijk gemaakt wat gezonde leer en juist gedrag inhielden. Bijgevolg was het de „gelegen tijd” om te ontwaken (Ro 13:11-14). De „tijden of tijdperken” of tijdsperiodes waarin Jehovah’s wil met betrekking tot bepaalde aangelegenheden zou geschieden, waren werkelijk van belang voor zijn aanbidders (Han 1:7), die er begrip van kregen naarmate de kennis daaromtrent progressief geopenbaard werd. — 1Th 5:1.

Met betrekking tot de woonplaats der natiën op de aarde ’heeft God de bestemde tijden verordend’ (Han 17:26; „heeft [hij] de hun toegemeten tijden . . . bepaald”, NBG), in die zin dat hij heeft verordend wanneer bepaalde veranderingen dienden plaats te vinden, zoals wanneer de door God bestemde tijd gekomen was om de Kanaänitische bewoners van het Beloofde Land radicaal te verdelgen. — Ge 15:13-21; Jer 25:8-11; Da 2:21; 7:12; zie BESTEMDE TIJDEN DER NATIËN.

De Griekse term „aion”. In sommige vertalingen wordt het Griekse woord aiʹon (mv.: ai·oʹnes) vaak met „tijdperk” respectievelijk „eeuw” weergegeven. Volgens Griekse lexicografen betekent het woord „tijdruimte die duidelijk omschreven en aangeduid is, tijdperk, eeuw”, en ook „levensduur, leven”, of „tijdperk, generatie”. Aangezien een tijdruimte of tijdperk een begin en een eind kan hebben of eeuwig kan duren, volgt daaruit dat aiʹon betrekking kan hebben op een tijdsperiode die weliswaar een begin heeft, maar geen einde. Derhalve zei Jezus, zoals in Markus 3:29 staat opgetekend, dat iemand die lasterde tegen de heilige geest, schuldig was aan „eeuwige [eeuwenlange, altoosdurende] zonde”, of een zonde die op geen enkele toekomstige tijd ongedaan gemaakt kan worden. Een soortgelijke uitdrukking werd gebruikt met betrekking tot de onvruchtbare vijgeboom, waar de uitdrukking „in eeuwigheid” in het Grieks letterlijk „tot [voor] de eeuw” betekent (Mt 21:19). Over Jezus werd door een engel de belofte gedaan dat „hij . . . voor eeuwig [lett.: tot in de eeuwen] als koning over het huis van Jakob [zou] regeren”. — Lu 1:33; zie ONBEPAALDE TIJD.

Aiʹon kan echter ook meer in het bijzonder betrekking hebben op de bestendigheid der dingen of de bestaande toestand of de kenmerken die een bepaalde tijdsperiode, een tijdperk of eeuw onderscheiden, in plaats van slechts op tijd als zodanig. R. C. Trench zegt in Synonyms of the New Testament (Londen, 1961, blz. 203): „Op deze manier op tijd duidend, gaat het nu duiden op alles wat in de wereld bestaat en aan tijdsomstandigheden onderworpen is; . . . en vervolgens, in meer ethische zin, op de gang en loop van de aangelegenheden van deze wereld.” — Zie SAMENSTELSELS VAN DINGEN; WERELD.