Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zippora

Zippora

(Zippo̱ra) [Vogel; of misschien: Vogeltje].

De vrouw van Mozes. Zippora leerde Mozes bij een bron kennen, toen zij en haar zes zusters de kleinveekudden van hun vader aan het drenken waren. Toen er zekere herders op het toneel verschenen die de meisjes zoals gewoonlijk probeerden te verjagen, sprong Mozes de meisjes bij en drenkte zelf het kleinvee. Wegens deze vriendelijke daad werd hij uitgenodigd bij Zippora thuis te komen, en uiteindelijk gaf haar vader Jethro, een priester, haar aan Mozes ten huwelijk (Ex 2:16-21). Zippora schonk Mozes twee zonen, Gersom en Eliëzer. — Ex 2:22; 18:3, 4.

Toen Jehovah Mozes naar Egypte terugstuurde, gingen Zippora en haar twee zonen aanvankelijk met hem mee. Onderweg deed zich een kritieke situatie voor, waarover het nogal onduidelijke verslag zegt: „Nu geschiedde het onderweg, in het nachtverblijf, dat Jehovah [„Jehovah’s engel”, LXX] hem voorts tegemoet trad en naar een manier bleef zoeken om hem ter dood te brengen. Ten slotte nam Zippora een vuursteen en sneed de voorhuid van haar zoon af en liet die zijn voeten aanraken en zei: ’Het is omdat gij een bloedbruidegom voor mij zijt.’ Dientengevolge liet hij hem met rust. Het was toen dat zij zei: ’Een bloedbruidegom’, wegens de besnijdenis.” — Ex 4:24-26.

Geleerden hebben allerlei interpretaties voor deze passage geopperd, waarvan er sommige in nieuwere vertalingen te vinden zijn. (Zie GNB; Het Boek; WV; Zürcher Bibel [Duits]; Bover-Cantera [Spaans]; Crampon; Lienart en Segond [Frans].) Door zulke uitleggingen tracht men vragen op te lossen als: Werd het leven van Mozes of het leven van het kind bedreigd? Raakte Zippora de voeten van Mozes, de voeten van het kind of de voeten van de engel met de voorhuid aan? Ook laten ze uitkomen waarom Zippora zei (en tot wie): „Gij [zijt] een bloedbruidegom voor mij.”

Het schijnt dat het leven van het kind in gevaar was, gezien datgene wat de besnijdeniswet in Genesis 17:14 zegt; dat Zippora het kind besneed omdat zij besefte wat nodig was om de aangelegenheid recht te zetten; dat zij de voorhuid aan de voeten van de engel die het leven van het kind bedreigde, neerwierp om te tonen dat zij zich naar Jehovah’s wet voegde; dat Zippora zich tot Jehovah richtte via de engel die hem vertegenwoordigde, toen zij uitriep: „Gij [zijt] een bloedbruidegom voor mij”, en dat zij dat deed om te laten zien dat zij haar positie als die van een echtgenote in het verbond der besnijdenis, waarin Jehovah de positie van echtgenoot innam, aanvaardde. — Zie Jer 31:32.

Maar er is geen enkele manier om zulke vragen aan de hand van de Schrift met zekerheid op te lossen. De eigenlijke betekenis van het oude Hebreeuws in deze passage is door het taaleigen van bijna 3500 jaar geleden in duisternis gehuld. Daarom geven letterlijke vertalingen (NW; Tora, vertaald door L. Buijs en M. Storm) en andere (LV; NBG; SV), alsook de oude Griekse Septuaginta op deze punten geen duidelijkheid.

Blijkbaar zocht Zippora later haar ouders weer op, want na de uittocht uit Egypte gingen Zippora en haar twee zonen met Jethro mee terug naar Mozes in de legerplaats in de wildernis (Ex 18:1-6). Zippora’s onverwachte aanwezigheid aldaar schijnt Mozes’ zuster Mirjam tot jaloezie geprikkeld te hebben, en zij greep (samen met Aäron) Zippora’s Kuschitische achtergrond aan als voorwendsel om Mozes aan te klagen (Nu 12:1). Hieruit kan niet worden afgeleid dat Zippora gestorven was en Mozes met een Ethiopische vrouw hertrouwd was, zoals vaak wordt beweerd, want hoewel „Kuschitisch” gewoonlijk betrekking heeft op Ethiopiërs, kunnen er ook Arabieren onder begrepen worden. — Zie KUSCH nr. 2; KUSCHIET.