’Uw arbeid is niet tevergeefs’
’Uw arbeid is niet tevergeefs’
Wat een geweldige verzekering moet het voor de gemeente in Korinthe geweest zijn toen de apostel Paulus tot hen zei: ’Uw arbeid is niet tevergeefs in verband met de Heer’! (1 Kor. 15:58) Daar deze woorden deel uitmaken van het geïnspireerde Woord van God, dient Paulus’ aanmoediging ook ter versterking van ons. Wij hebben enkele hoogtepunten beschouwd van de schitterende resultaten die Jehovah’s Getuigen gedurende het dienstjaar 1981 wereldwijd in hun activiteiten in het veld hebben behaald. Nu zien wij vooruit in de overtuiging dat ook onze toekomstige „arbeid” niet tevergeefs zal zijn, maar eveneens door Jehovah, de God die wij liefhebben en die „nabij allen [is] die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid”, gezegend zal worden (Ps. 145:18). Wij geven Jehovah alle eer voor datgene wat de theocratische organisatie van zijn getuigen tot stand heeft gebracht.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft Jehovah gedurende alle eeuwen sedert de dood van de apostelen, en zelfs sedert het jaar 325 G.T., toen de grote afval een hoogtepunt bereikte doordat de christenheid werd gesticht, altijd enkelen op aarde gehad die loyaal waren aan zijn Woord, aan zijn leringen, aan Christus Jezus als de Loskoper en aan hemzelf als de Oppermachtige. Als deze zienswijze juist is, dan is Jehovah nooit en te nimmer geheel zonder getuigen geweest. Natuurlijk waren zij niet georganiseerd, althans niet in een grote organisatie. Er waren religieuze organisaties, maar die waren en zijn nog steeds een deel van Babylon de Grote, de valse religie, en in feite is de christenheid het laakbaarste deel van Babylon de Grote. Maar wat een wonderbaarlijke verandering zien wij in de ontwikkelingen van de afgelopen eeuw!
Het is geen kwestie meer dat er mogelijk zo hier en daar gedurende al de decennia een enkeling was die zich aan Jehovah’s Woord der waarheid vasthield. Integendeel,
in Jehovah’s voornemen is de tijd aangebroken dat er een wereldomvattend getuigenis aan alle natiën op de gehele bewoonde aarde gegeven moet worden. Dit is een getuigenis omtrent de oprichting van zijn koninkrijk, welk getuigenis gegeven moet worden wanneer het Koninkrijk is opgericht. Volgens de profetie van onze Heer Jezus Christus vormt het getuigenis zelf een onderdeel van het teken van zijn tegenwoordigheid en het einde van het oude samenstel van dingen. Toen die tijd in 1914, aan het einde van de tijden der heidenen, aanbrak, verwekte Jehovah onder de leiding van zijn geest getrouwe personen die zich aaneensloten en de basis vormden voor een organisatie die de taak op zich kon nemen, en ook heeft genomen, om aan de eisen van de tijd te voldoen en een wereldomvattend getuigeniswerk ten uitvoer te brengen.In het voorgaande verslag hebben wij kort nota genomen van de ontwikkeling van deze organisatie, zoals die tot uiting komt in het toenemende aantal Koninkrijksverkondigers, vooral sedert het jaar 1918. Waarom zien wij zo’n wonderbaarlijke ontwikkeling? Waarom bestaat er zo’n ORGANISATIE van verenigde christenen, die zich aan de studie van Gods Woord hebben gewijd en dit Woord in hun leven toepassen, terwijl zij er ook persoonlijk een aandeel aan hebben anderen te helpen kennis en waardering te verkrijgen van datgene wat de Schrift over onze tijd te zeggen heeft? Omdat het thans de tijd van het Koninkrijk is! Dit is de tijd waarnaar de profeten uitzagen. Dit is de „tijd van het einde” (Dan. 12:1, 4). Een alles beheersende factor in het leven van Jehovah’s Getuigen is daarom het feit dat hun hemelse Koning, Christus Jezus, thans in Koninkrijksmacht regeert en door bemiddeling van de heilige engelen de Koninkrijksactiviteit op aarde leidt. Jezus’ loyale volgelingen hebben volledig geloof in de geïnspireerde Schrift, zodat zij ervan overtuigd zijn dat alleen Jehovah aanbeden en gediend moet worden. Degenen uit de mensheid die hem aldus aanbidden en dienen, zullen door het Koninkrijk gezegend worden met leven in een nieuwe ordening. Precies zoals zij in de afgelopen decennia en vooral sedert de geestelijke val van Babylon de Grote in 1919 hebben gedaan, gaan zij ermee voort de Koninkrijksboodschap te prediken.
Naarmate de gehele mensheid steeds verder in de tijd van het einde komt, worden de toestanden van de laatste dagen steeds moeilijker om door te komen en steeds kritieker (Luk. 21:25, 26; 2 Tim. 3:1-5). Deze verschrikkelijke omstandigheden beklemtonen hoe noodzakelijk het is dat alle mensen de hulp aanvaarden waarin Jehovah door middel van zijn Woord, zijn geest en de organisatie van zijn getrouwe volk voorziet. Deze hulp via de wereldomvattende gemeente van Jehovah’s Getuigen is noodzakelijk voor een ieder die Jehovah succesvol wil dienen. Op dit punt in de menselijke aangelegenheden is het voor wie maar ook, of men nu een belijdend christen is of niet, onmogelijk om onafhankelijk te zijn van de ene organisatie die in overeenstemming met Psalm 145 en, in feite, in overeenstemming met de gehele Schrift, over de gehele wereld getuigenis aflegt van Jehovah, zijn goedheid en zijn oppermacht.
De ontwikkelingen die door middel van dit korte verslag zijn aangeroerd, zijn betekenisvol als een onderdeel van de „tekenen der tijden” (Matth. 16:1-4). Wij stellen het op prijs dat jullie het verslag lezen en zoals wij aan het begin hebben gezegd, hopen wij dat jullie dit met belangstelling hebben gedaan en er veel profijt van getrokken hebben. Wij vertrouwen erop dat de Koninkrijksboodschap een zegen en een troost voor jullie zal zijn, zodat jullie hoop met betrekking tot Jehovah’s voorzieningen wordt gesterkt en jullie waardering voor datgene wat Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde doen, wordt vergroot.
Als Jehovah’s Getuigen genieten wij grote voorrechten. Dat wij deze voorrechten hebben aangegrepen, is gedurende het afgelopen jaar beslist niet tevergeefs geweest
en zal ook in de voor ons liggende tijd niet tevergeefs zijn.Weest verzekerd van onze liefdevolle belangstelling voor jullie en de gehele broederschap overal op deze aarde, die Jehovah op zijn bestemde tijd tot zijn lof heerlijk zal maken.
Jullie broeders,
BESTUREND LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN