Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jaartekst voor 1984

Jaartekst voor 1984

Jaartekst voor 1984

’Spreek het woord van God onbevreesd.’ — Fil. 1:14.

De bijbel bevat veel verslagen over mensen die het woord van God onbevreesd hebben gesproken en die hier rijkelijk voor werden gezegend. Henoch moet er veel moed voor nodig gehad hebben om in de dagen vóór de Vloed Jehovah’s oordeel bekend te maken en goddeloze zondaars schuldig te verklaren betreffende de ergerlijke dingen die zij tegen Jehovah spraken. Noach moest onbevreesd zijn om in die ten ondergang gedoemde wereld van goddeloze mensen rechtvaardigheid te prediken. Maar een dergelijke onbevreesdheid in het wandelen met God werd rijkelijk beloond. — Jud. 15; 2 Petr. 2:5; Gen. 5:24; 6:9, 22; 7:1, 23.

In later tijden sterkte Jehovah zijn getrouwe profeten om Jeruzalem onbevreesd voor zijn naderende ondergang te waarschuwen. Hij gaf de jeugdige Jeremia bijvoorbeeld de verzekering dat hij hem tot een versterkte stad zou maken tegenover zijn tegenstanders. Evenzo gaf God Ezechiël de opdracht: „De zonen onbeschaamd van gezicht en hard van hart — ik zend u tot hen, en gij moet tot hen zeggen: ’Dit heeft de Heer Jehovah gezegd.’ En wat hen aangaat, of zij zullen horen of het zullen laten — want zij zijn een weerspannig huis — zij zullen stellig ook weten dat een profeet zich in hun midden heeft bevonden.” Die profeten uit de oudheid lieten de waarschuwing onbevreesd weerklinken. — Ezech. 2:4, 5; Jer. 1:6, 18.

Het grootste voorbeeld van onbevreesdheid in het bekendmaken van een impopulaire boodschap is echter dat van onze Heer Jezus Christus. Zelfs de beambten die waren uitgezonden om hem te arresteren, kwamen met lege handen terug en zeiden: „Nooit heeft iemand anders op deze wijze gesproken.” Jezus heeft moedig getuigenis afgelegd omtrent Gods koninkrijk totdat hij in de dood tot zwijgen werd gebracht. — Joh. 7:46; 18:36, 37.

Jezus moedigde zijn discipelen ertoe aan een zelfde onbevreesdheid aan de dag te leggen in het bekendmaken van het woord van God. In zijn dienstlezing die in Matthéüs 10:5-42 staat opgetekend, zei hij hun niet bevreesd te zijn voor degenen die het lichaam dan wel kunnen doden maar niet de ziel kunnen doden. Zij dienden veeleer Jehovah God te vrezen, bij wie hun hoop op eeuwig leven berust. Evenals hun Meester maakten die discipelen de waarheid openhartig bekend. Daardoor gingen de regeerders hen herkennen „als personen die met Jezus waren geweest”. — Hand. 4:13.

Hoe is het in deze tijd? Als Jehovah’s Getuigen genieten wij het voorrecht het enige georganiseerde lichaam van christenen te zijn dat over de gehele wereld is verenigd in het navolgen van het door de profeten uit de oudheid, door Jezus en door zijn vroege discipelen gegeven voorbeeld. In Jehovah’s kracht gaan wij onbevreesd met ons door God opgedragen werk voort (Zach. 4:6). Concentratiekampen, gevangenissen, afranselingen, tegenstand van de zijde van familieleden, smaad waaraan wij op ons werk of op school worden onderworpen — niets van dit alles kan ons afschrikken of tot zwijgen brengen wanneer wij het woord van God moedig bekendmaken. Dit jaar 1984 zal ongetwijfeld gekenmerkt worden door een verdere krachtige vooruitgang in ons Koninkrijkswerk, aangezien wij het hoofd bieden aan de verslechterende wereldtoestanden door „des te meer moed [te tonen] om het woord van God onbevreesd te spreken”.