Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Griekenland

Griekenland

Griekenland

OP 25 mei 1993 kwam er eindelijk een eind aan een zware juridische strijd. Die was zeven jaar daarvoor op een zonovergoten eiland in de Middellandse Zee begonnen en bereikte zijn climax aan het hoogst aangeschreven gerechtshof van Europa. In maart 1986 ging een bejaard echtpaar, Kokkinakis genaamd, van deur tot deur om met hun medemensen op het Griekse eiland Kreta over de bijbel te spreken. Zij praatten met een vrouw wier man voorzanger in de Grieks-orthodoxe kerk bleek te zijn. Allesbehalve ingenomen met dit bezoek van Jehovah’s Getuigen belde hij de politie. Het echtpaar werd gearresteerd.

Minos Kokkinakis tekende protest aan tegen zijn daaropvolgende veroordeling, gevangenisstraf en boete en procedeerde tot voor het hof van cassatie, het Hooggerechtshof van Griekenland, dat zijn beroep verwierp. Daarom ging Kokkinakis in 1988 in beroep bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Deze commissie, bestaande uit juristen die de lidstaten van de Raad van Europa vertegenwoordigen, bepaalde dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de zaak in behandeling moest nemen. Dat gebeurde in de herfst van 1992. Op 25 mei 1993 deed het Hof met een stemmenverhouding van zes tegen drie de volgende uitspraak: Griekenland had inderdaad de mensenrechten geschonden — namelijk het recht op vrijheid van godsdienst.

Maar wat had tot deze titanenstrijd over fundamentele mensenrechten geleid? Hoe komt het dat Jehovah’s Getuigen in zulke conflicten verwikkeld raken in een land dat van oudsher vermaard is wegens zijn toewijding aan verheven idealen? Wat is Griekenland voor een land?

Het getij der historie

Door de eeuwen heen hebben de getijden de kusten van Griekenland bespoeld. Dit land ligt aan de voet van een breed schiereiland dat zuidwaarts in de Middellandse Zee uitspringt en omgeven is door honderden eilanden in de Egeïsche en de Ionische Zee. Zijn myriaden kusten hebben dus meer getijden en meer stormen getrotseerd dan de mens heeft kunnen tellen. Vanaf het ogenblik dat de wateren van de vloed in Noachs dagen zich terugtrokken, heeft Griekenland de kracht van een groter getij doorstaan: de eb en vloed van de menselijke geschiedenis. Sommigen zeggen zelfs dat de westerse beschaving daar geboren is.

De familie van Noachs kleinzoon Javan vormde een menselijke vloedgolf die vanuit het oosten kwam aanrollen; Griekenland trok veel van deze kolonisten aan. * Klaarblijkelijk brachten zij verhalen mee over de grote Vloed en hoe de wereld die destijds in Noachs dagen bestond, in de golven ervan was verzonken. Sommige mythen van het oude Griekenland vertonen alle kenmerken die erop wijzen dat ze verhaspelde en verdraaide versies zijn van werkelijke gebeurtenissen die in de bijbel staan opgetekend.

De geschiedenis van het oude Griekenland is trouwens nauw vervlochten met de bijbelse geschiedenis. De Hebreeuwse profeet Daniël voorzei in de zesde eeuw v.G.T. dat de krachten achter het getij der historie Griekenland zouden opstuwen naar het toppunt van wereldmacht. De woorden van Daniël kwamen zo nauwkeurig overeen met de verbluffende veroveringen van Alexander de Grote, zijn plotselinge overlijden en de daaropvolgende verdeling van zijn rijk in vier minder sterke delen, dat sommige geleerden — zonder succes — hebben geprobeerd te bewijzen dat deze passages na die gebeurtenissen geschreven waren. — Dan. 7:2; 8:5-8, 20-22.

Hoewel de bijbel niet specifiek vermeldt in welke tijdsperiode Griekenland Israël overheerste, dragen de christelijke Griekse Geschriften nog duidelijk de sporen van dat tijdperk. Veel eerste-eeuwse volgelingen van Jezus spraken en schreven Grieks, de gemeenschappelijke taal van de beschaafde wereld in die tijd. De ideeën van Griekse filosofen als Plato en Aristoteles deden opgang onder de joden van Jezus’ dagen. Ongetwijfeld had de apostel Paulus zulke voorname denkers in gedachten toen hij aan de gemeente in Korinthe schreef dat het woord van God bij machte was ’sterk verschanste redeneringen omver te werpen’. — 2 Kor. 10:4, 5.

Het christendom bloeit op en verkommert

Griekenland was het eerste Europese land dat door een apostel van Jezus Christus werd bezocht. Paulus landde in de haven van Neapolis en bezocht onder andere de steden Filippi, Thessalonika en Berea in het noorden en Athene en Korinthe in het zuiden. Met de typerende kracht van het vroege christendom bloeiden in zulke steden al spoedig gemeenten op. Paulus’ brieven aan de christenen in Filippi, Korinthe en Thessalonika, alsook brieven aan christenen elders, die hij schreef terwijl hij in Griekenland was, hebben het geloof van miljoenen christenen vanaf die tijd versterkt.

Maar helaas werd Griekenland niet lang na de dood van de laatste apostel, Johannes — die de opmerkelijke openbaring optekende welke hem gegeven werd toen hij in ballingschap op het Griekse eiland Patmos vertoefde — door een ander getij overspoeld. Een duistere golf van afval raasde door de christelijke gemeente en bezoedelde het geloof van de meerderheid. Gemeenten namen onschriftuurlijke leringen aan, zoals de onsterfelijkheid van de ziel, pijniging in een hellevuur, de Drieëenheid en het onderscheid tussen geestelijken en leken.

Eeuwen van geestelijke duisternis volgden. Gedurende die tijd werd aan de paus van Rome het primaatschap over de christenheid toegekend. De patriarch van Constantinopel stond echter aan het hoofd van de Kerk in Griekenland en landen ten oosten daarvan. In 1054 kwamen jaren van spanning tussen Oost en West tot een hoogtepunt toen een debat over een obscuur theologisch punt uitliep op het Oosters Schisma, waardoor de Oosters-Orthodoxe Kerk werd gescheiden van de Rooms-Katholieke Kerk. Griekenland is aan de eerstgenoemde Kerk loyaal gebleven. Tot op de huidige dag behoort zelfs nog 98 procent van de tien miljoen inwoners van Griekenland tot de Grieks-Orthodoxe Kerk, een autonoom lid van de Oosters-Orthodoxe Kerk.

De Oosters-Orthodoxe Kerk heeft een lange geschiedenis van politieke betrokkenheid. Terwijl het islamitische Osmaanse Rijk van de vijftiende tot in de negentiende eeuw alle Europese orthodoxe landen behalve Rusland overheerste, maakten de veroveraars de patriarch van Constantinopel tot de wereldlijke heerser over alle orthodoxe „christenen” in het rijk.

In de jaren ’20 van de vorige eeuw, toen Griekenland tegen het Osmaanse bewind in opstand kwam, speelde de Grieks-Orthodoxe Kerk een belangrijke rol als voorvechtster van Grieks nationalisme en Griekse onafhankelijkheid. Sedertdien zijn de geestelijken altijd een overheersende kracht in de Griekse politiek geweest en worden zij zelfs door de regering betaald. Als gevolg van de enorme invloed van de geestelijken in dat land is de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s volk in Griekenland grotendeels een geschiedenis van vervolging.

Land en volk in deze tijd

Kort na de eeuwwisseling begon het getij van het ware christendom Griekenland opnieuw te overspoelen. In veel opzichten troffen de predikers uit het begin van de twintigste eeuw het land en zijn volk in grotendeels dezelfde toestand aan als Paulus zo’n negentien eeuwen voordien.

Met zijn kartelige, diep ingesneden kustlijn en talrijke eilanden — die twintig procent van het land uitmaken — is geen deel van Griekenland ver van de zee verwijderd. Visserij en koopvaardij zijn dan ook nog altijd populaire bedrijfstakken. Het land is rotsachtig en rijk aan bergen, met slechts weinig landbouwgrond, hoewel er in enkele kuststreken en centrale gebieden enige vruchtbare valleien zijn. Het klimaat met zijn hete droge zomers is ideaal voor de aanplant van olijf- en wijngaarden.

En hoe staat het met de mensen? De Grieken staan in de hele wereld bekend als bruisend, kleurrijk en geestdriftig, en als levenslustig en edelmoedig. Over het algemeen houden zij er een krachtige mening op na en aarzelen niet die bekend te maken. Toen Paulus voor het eerst Athene bezocht, constateerde hij dat „alle Atheners en de vreemdelingen die daar tijdelijk verbleven, hun vrije tijd met niets anders doorbrachten dan met het vertellen van of het luisteren naar iets nieuws” (Hand. 17:21). Tot op de huidige dag zitten de Grieken graag op de agora, ofte wel het marktplein, om uitgebreid over politiek, filosofie en godsdienst te redeneren. Het is tevens een uitermate loyaal volk — een trekje waarvan de orthodoxe geestelijken soms handig gebruik hebben gemaakt.

In het begin van de twintigste eeuw

De waarheidswateren keerden naar Griekenland terug als gevolg van migratie. Veel Grieken waren verhuisd naar de Verenigde Staten, waar zij in contact kwamen met de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd, en vatten liefde voor de bijbelse waarheid op. Weldra popelden zij van verlangen om de dingen die zij leerden met hun thuis achtergebleven familie te delen. De brieven en traktaten die zij stuurden, bleken zaad te zijn dat dikwijls in goede aarde viel. Velen beseften echter dat alleen maar traktaten naar huis sturen niet voldoende was; sommigen reisden naar Griekenland voor een bezoek, terwijl anderen terugkeerden om zich weer in hun vaderland te vestigen.

George Kossyfas, een Griek die in 1900 de waarheid in de Verenigde Staten had leren kennen, werd in 1905 door Charles Taze Russell, president van de Watch Tower Bible and Tract Society, naar Griekenland gestuurd. Hij nam Studies in the Scriptures mee. John Bosdogiannis, een prediker en leraar Engels op het eiland Kreta, vertaalde de delen in het Grieks. Vervolgens werden ze gedrukt en verspreid onder boekhandels in Athene en de havenstad Piraeus — ze werden zelfs uitgestald bij Hestia, de bekende boekhandel aan de Stadioustraat in Athene. Broeder Kossyfas deed ook „straatwerk” door de delen op het muurtje rond het Griekse parlementsgebouw neer te zetten en vragen van voetgangers te beantwoorden.

Op Kreta vond John Bosdogiannis een gretige leerling — Athanassios Karanassios, een fotograaf, die in 1910 de waarheid aanvaardde. Hij studeerde zelfs Oudhebreeuws en Koinè, of het algemene Grieks, en ook nog eens Engels.

In Athene was een van de eersten die belangstelling toonden een verlamde man genaamd Ekonomou, die in Exarhia woonde. Omstreeks 1910 nam ook hij gretig de waarheid aan en deelde het goede nieuws ijverig met anderen. Maar hij was aan zijn bed gekluisterd. Daarom schreef hij bijbelverzen op stukjes papier en gooide die uit het raam in de hoop dat een voorbijganger ze zou vinden. Ook stuurde hij traktaten naar geïnteresseerden en schreef brieven aan hen. Verder reisde Michael Triantafilopoulos, een jonge man die pas de waarheid had leren kennen, naar steden en dorpen om nog meer traktaten te verspreiden en geïnteresseerden te helpen met elkaar in contact te komen.

De eerste vergaderingen werden ten huize van broeder Ekonomou gehouden. Al gauw werd er in Piraeus nog een groep georganiseerd bij broeder Kossyfas thuis. Zij gebruikten Studies in the Scriptures en andere lectuur van de getrouwe en beleidvolle slaafklasse voor hun besprekingen (Matth. 24:45-47). Ongetwijfeld waren zij opgetogen toen zij hoorden dat broeder Russell van plan was Griekenland te bezoeken.

Broeder Russell bezoekt Griekenland

In de loop van zijn wereldreis bracht broeder Russell in 1912 een bezoek aan Athene en Korinthe. Er waren toen slechts ongeveer twaalf verkondigers in Griekenland. Hij hield een lezing in de Businessmen’s Club in Athene, dezelfde stad waar Paulus’ geest zo’n negentien eeuwen tevoren geprikkeld was geraakt door de alom bedreven afgodendienst (Hand. 17:16). Er kwamen zo veel mensen om de lezing te horen dat er een tweede moest worden georganiseerd. Maar ditmaal kwamen er veel Grieks-orthodoxe priesters, die de toespraak verstoorden en opschudding veroorzaakten. Later beantwoordde broeder Russell, aan het bed van broeder Ekonomou gezeten, veel bijbelse vragen.

Broeder Russell reisde per trein naar Korinthe. Tot grote verbazing van broeder Russell waren er regelingen getroffen om hem in de Grieks-orthodoxe St.-Pauluskerk een toespraak te laten houden! De burgemeester van de stad was aanwezig, alsmede verscheidene priesters en legerofficieren. Het thema van zijn toespraak was: „Het grote hiernamaals”. Deze werd goed ontvangen en hij kreeg het verzoek de lezing nog eens te houden. Naderhand gaf de burgemeester hem een rondleiding door die oude stad, waar Paulus eens anderhalf jaar had doorgebracht om de gemeente van gezalfde christenen op te bouwen. — Hand. 18:11.

Broeder Rutherford op bezoek

Op 28 september 1920 reed de Simplon-Oriënt Express het station van Athene binnen met de tweede president van het Wachttorengenootschap, J. F. Rutherford, als een van de inzittenden. De krant Athina kondigde zijn toespraak aan over het onderwerp „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven”. Hij sprak ook op de Areopagus of Marsheuvel, waar Paulus omstreeks 50 G.T. zo’n doeltreffend getuigenis had gegeven (Hand. 17:22-34). Later schreef broeder Rutherford toepasselijk: „Griekenland is een land dat krioelt van de priesters, maar wij geloven dat het volk zich bewust wordt van het feit dat zij door hun blinde gidsen zijn bedot en misleid. Wij geloven dat daar een uitgestrekt veld klaarligt om een getuigenis van de waarheid te ontvangen.”

Broeder Rutherford besefte ook de noodzaak van een betere organisatie in Griekenland. Vóór 1922 was er geen officiële organisatie. In 1922 werd aan de Lombardoustraat in Athene een bijkantoor van de Watch Tower Bible and Tract Society gevestigd met Athanassios Karanassios als bijkantoorvertegenwoordiger. Toen het werk georganiseerd raakte, werden reizende sprekers naar de voornaamste steden gestuurd; anderen werden naar kleinere steden en dorpen gezonden. In totaal waren er toen ongeveer twintig onvermoeibare werkers in het veld.

Openbare toespraken verbreiden het goede nieuws

Openbare toespraken speelden in die vroege jaren een hoofdrol in de verbreiding van het goede nieuws. Toen de toespraak „Alle natiën in opmars naar Armageddon, maar miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven” gehouden zou worden, kwam de kleine gemeente Athene in actie. De gemeenteraad gaf toestemming om gratis gebruik te maken van het Atheense Stadstheater. De krant Athina kondigde de toespraak met grote koppen aan. Broeder Karanassios hield de toespraak voor een bomvolle zaal, en de lezing werd herhaald in de Odeonzaal aan de Phidioustraat. Velen namen de brochure Millioenen nu levende menschen zullen nimmer sterven.

George Douras, een bekend dichter en student in de rechten, leerde in 1920 de waarheid kennen door een traktaat te lezen. Van 1922 tot 1925 verrichtte hij dienst als pelgrim of reizend bedienaar. In november 1923 hield hij een openbare toespraak in een bioscoop in de havenstad Patras aan de westkust. Onder de aanwezigen bevond zich Pavlos Grigoriadis, een ontwikkeld man, die later een Bijbelonderzoeker werd. Ook zijn broer Grigoris leerde de waarheid kennen en is nog steeds verbonden met de Bethelfamilie in Griekenland.

In datzelfde jaar hield broeder Douras een openbare toespraak in de stad Kalamáta. Dimitris Logiotatos weet nog te vertellen: „De hele gemeenschap was even verbaasd als ik toen er advertenties verschenen voor de toespraak ’Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven’. Ik besloot te gaan luisteren. Toen ik aankwam, was de zaal vol. Ik nam plaats achter de heer Trempela, een theoloog en hoogleraar aan de Universiteit van Athene, die bekendstond als de ’nachtegaal van de Orthodoxe Kerk’. Ik volgde elk detail van de geestelijke strijd tussen de Bijbelonderzoekers en die vooraanstaande theoloog. Het was een triomf voor de WAARHEID! Later nam ik een aantal brochures met dezelfde titel als de toespraak. Ik las een exemplaar in één avond uit. Vol vreugde begon ik snel deze prachtige brochures onder mijn vrienden en familieleden te verspreiden.”

„Kom over naar Macedonië en help ons”

Christenen in de hele wereld zijn op de hoogte van de dringende oproep die de apostel Paulus door middel van Gods geest ontving om in het gebied van Macedonië te komen prediken: „Kom over naar Macedonië en help ons” (Hand. 16:9). Hoewel Paulus’ reizen hem eerst naar Macedonië voerden, verbreidde het goede nieuws zich in onze eeuw iets later naar Macedonië dan naar de zuidelijke en centrale delen van Griekenland.

Een openbare toespraak gaf de start aan het predikingswerk in dezelfde stad waar Paulus voor het eerst in Europa aankwam — Kabála, het oude Neapolis. Nicolas Kouzounis vertelt over de tijd toen hij daar in 1922 was: „Ik voelde mij al geruime tijd geestelijk verontrust. Omstreeks die tijd kondigde de krant Simaia een openbare toespraak aan met de titel ’Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven’, die in een koffiehuis gehouden zou worden. Na de toespraak nam ik de brochure Can the Living Talk With the Dead? (Kunnen de levenden met de doden spreken?)” Diep getroffen door wat hij geleerd had, sloot broeder Kouzounis zich al snel bij een metgezel aan met wie hij maanden achtereen per auto op reis ging om in de dorpen en steden helemaal tot aan de Turkse grens te prediken. Het goede nieuws verbreidde zich naar Alexandróupolis in het noordoosten, alsook naar Nea Orestiada, Sakkos en de prefectuur Chalcidice.

Thessaloníke (of Saloniki) is de op één na grootste stad in Griekenland. Het is een oude stad, die nauw verbonden is met de bediening van de apostel Paulus en zijn metgezellen. Reeds in 1926 predikten Spyros Zacharopoulos, een voormalig militair, en Thanasis Tsimperas, een onderwijzer, in dat gebied. Diogenis Kontaxopoulos bracht het goede nieuws tussen 1928 en 1933 naar de dorpen in de prefectuur Serrai. Oost-Macedonië en West-Thracië ontvingen de boodschap van het Koninkrijk door middel van de getrouwe prediking van Yiannakos Zachariadis.

Hoe bereikte het goede nieuws die verafgelegen gebieden? Sommige broeders die met ballingschap werden gestraft voor hun onbedwingbare predikingswerk, mochten zelf hun ballingsoord kiezen. Broeder Kouzounis uit Kabála werd in 1938 naar de prefectuur Chalcidice verbannen. Na Jehovah om leiding te hebben gevraagd, koos hij het dorp Nea Simantra. Als de dorpelingen vroegen waarom hij verbannen was, gaf hij altijd als reden op dat hij een christen was. Dat tot nadenken stemmende antwoord leidde tot vele gesprekken — en hij hanteerde de Schrift heel vaardig. Mettertijd werd er in Nea Simantra een gemeente opgericht. Vandaar verbreidde het goede nieuws zich naar Galátista, waar eveneens een gemeente werd opgericht. In Nea Moudania aanvaardde een groepje vrouwen het geloof — de zusters Mastoraki, Stampouli en Nteniki. Zij onderwezen anderen in Floyita, met het resultaat dat ook daar een gemeente werd opgericht. Vervolgens verbreidde de waarheid zich naar Kassándra.

De beginjaren in Thessalië

In Thessalië, een landstreek in het midden van Griekenland, maakte het goede nieuws al vroeg vorderingen, vooral in twee dorpjes, Kalamaki in Lárisa en Eleftherohori in Tríkala. In november 1922 was George Koukoutianos, een onderwijzer die was ontslagen omdat hij Bijbelonderzoeker was, op reis toen hij er door slecht weer toe gebracht werd de nacht door te brengen in Kalamaki ten huize van Dimitris Pardalos. Hij gaf zijn gastvrije gastheer getuigenis. Het resultaat? Dimitris en twee andere dorpsgenoten, Theodoros Pardalos en Apostolos Vlahavas, leerden Jehovah kennen.

Deze drie begonnen in de omliggende dorpen van huis tot huis getuigenis te geven. Ook besteedden zij elk jaar twee of drie maanden aan de prediking in afgelegen gebieden, waarna zij naar hun dorp terugkeerden om nieuwe krachten op te doen en genoeg geld te verdienen teneinde toekomstige veldtochten te financieren. Zij reisden te voet, beladen met een vracht lectuur en alle goederen die zij in ruil daarvoor kregen.

Hun leven verliep echter niet zonder vrolijke momenten. Een van hen vertelde: „Op een keer moesten wij een rivier doorwaden. Het was winter en het water was koud. Aangezien ik de grootste van ons beiden was, stelde ik mijn partner voor hem op mijn rug te dragen. Om een tweede tocht uit te sparen, droeg ik onze lectuurtassen in de ene hand en onze schoenen en sokken in de andere. Gelijktijdig klemde ik het hengsel van een mand vol eieren tussen mijn tanden. Maar toen wij het midden van de rivier bereikten, beging ik de fout mijn partner op mijn rug te vragen of hij goed zat. Natuurlijk viel de eiermand prompt in het water. Terwijl ik die probeerde te pakken, liet ik onze schoenen, sokken en lectuur vallen. En toen ik die probeerde te redden, viel de broeder van mijn rug in de rivier!” Zij hebben nog jaren gelachen om die gedenkwaardige oversteek.

Het werk in plattelandsgebieden vormde een uitdaging. Toen de Getuigen het traktaat Openlijke aanklacht tegen de geestelijkheid verspreidden, werden zij soms op politiebureaus vastgehouden en vervolgens voor de rechter geleid. Maar de vervolging sterkte hun geloof en hun ijver voor het Koninkrijk. Het resultaat was dat de gemeente in Kalamaki vanaf 1930 gestadig in aantal toenam.

Enige tegenstand van binnenuit

In 1931 nam Gods volk de naam Jehovah’s Getuigen aan. Maar niet iedereen aanvaardde die. Kostas Ekonomou uit Lárisa haalt herinneringen op aan die dagen: „Zodra ik over de nieuwe naam hoorde, haastte ik mij met dit verheugende nieuws naar de broeders in ons gebied. Maar vreemd genoeg zeiden deze broeders: ’Wij kunnen niet van naam veranderen.’ Zij wilden niet Jehovah’s Getuigen genoemd worden.

Bij onze volgende vergadering wees ik hen om die houding terecht. Hun reactie? Alle tien de aanwezige broeders stonden op en gooiden mij de vergadering uit! Maar de volgende dag begon ik te prediken, erop vertrouwend dat Jehovah mij een andere gemeente zou geven. Deze eerste groep broeders staakte de bijeenkomsten en is geleidelijk uit elkaar gevallen. Slechts één of twee broeders in Lárisa bleven trouw.”

Er verschenen ook anderen binnen Jehovah’s organisatie die niet bereidwillig op de leiding van de organisatie reageerden. Voor sommigen was het predikingswerk een toets. In 1928 maakten bij de Gedachtenisviering van Christus’ dood 168 personen gebruik van de symbolen. Maar in datzelfde jaar waren er in Griekenland slechts 97 verkondigers van het goede nieuws! Naarmate het predikingswerk beter georganiseerd raakte, werden degenen die weigerden daar actief aan deel te nemen geleidelijk uitgezift.

Groei ondanks tegenstand in Eleftherohori

In 1923 verlichtte de eerste waarheidsflits het dorp Eleftherohori in de streek Tríkala. Een broeder genaamd John Kostarellos keerde uit Amerika terug naar zijn geboortedorp Exalofos en begon van huis tot huis te prediken. Zijn broer Dimitris reageerde gunstig en geregeld predikten zij beiden in het naburige Eleftherohori. In 1924 ontmoetten zij George Papageorgiou, die later vertelde: „Eerst moest ik er niets van hebben. Ik zei tegen hen: ’Hoor eens, moeten jullie ongeletterde geitendieven uit Exalofos ons het evangelie komen brengen? Wij hebben onze priesters en bisschoppen — ontwikkelde mannen! Bemoeien jullie je maar met je eigen zaken.’ Zij vertrokken, maar later kwamen zij terug. Ik kwam dichterbij om te luisteren naar wat zij te zeggen hadden. En wat hoorde ik? ’Het staat geschreven’ in dit of dat bijbelboek. Dat zette mij aan het denken.” Weldra vergezelde hij hen in het predikingswerk.

In 1925 reisden deze broeders alle drie naar Athene en werden gedoopt. Samen zetten zij het predikingswerk voort en in 1928 namen zowel George Papageorgious neef als zijn schoonzoon uit het naburige Valtino de waarheid aan.

Toen Nicos Karathanassis de waarheid aanvaardde, eiste zijn familie dat hij Valtino verliet. Zijn neven grepen hem zelfs bij zijn haren en stonden op het punt hem tegen de grond te gooien toen zijn vader tussenbeide kwam. Ook zijn broer George ging Jehovah dienen, en er kwam nog meer vervolging. Fanatieke familieleden haalden Georges vrouw er zelfs toe over te proberen hem in zijn slaap te doden. Maar net toen zijn vrouw met de bijl in de hand klaarstond om toe te slaan, werd George wakker. Hij sprak haar zo vriendelijk toe dat zij de bijl neerlegde, nu zij het verschil zag tussen het gedrag van haar man en dat van zijn beschuldigers. Zij maakte vorderingen in de waarheid, en dat deden ook andere familieleden — hele gezinnen gingen Jehovah dienen. Een van Georges zonen, Kostas Karathanassis, gradueerde in 1975 van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead. Hij en zijn vrouw Maria dienen als zendelingen op Cyprus.

Vasilis Avgerinos was onderwijzer in Eleftherohori toen hij, al in september 1927, voor het eerst met de Bijbelonderzoekers in aanraking kwam. „Zodra ik aankwam,” zo vertelde hij, „kreeg ik te horen dat een ’vrijmetselaar’ in het dorp, George Papageorgiou, de gemeenschap met valse leringen op stelten zette. Omdat ik onderwijzer was, moest ik ’hem op zijn nummer zetten’.” Broeder Papageorgiou vertelde: „Ik had een gesprek met deze onderwijzer, en de dorpelingen waren onder de indruk van de retorische manier waarop hij mij van repliek diende. Zij lachten en zeiden: ’Wij dorpelingen weten niet zoveel, en jij doet je voor als een ontwikkeld man. Maar maak je nu maar eens waar tegenover de onderwijzer!’” Slechts enkele dagen later vroeg deze onderwijzer broeder Papageorgiou echter om het eerste deel van Studies in the Scriptures; en het duurde niet lang of hij wilde de hele serie hebben. Zijn reactie? Hij vertelt: „Nu had ik eindelijk de WAARHEID gevonden!” Zowel hij als zijn vrouw gingen deelnemen aan het predikingswerk.

Er waren nu zeven verkondigers in het gebied. Van alle kanten kwam er vervolging. Broeder Avgerinos vertelt: „Wij werden in het openbaar uitgescholden, op straat vervloekt, bij de politie en het Ministerie van Onderwijs aangeklaagd, voor de rechter gedaagd en te schande gemaakt. Maar tot onze grote vreugde zijn sommigen van die spotters en beschuldigers later broeders van ons geworden en hebben zich bij ons aangesloten in het predikingswerk.”

De Griekse eilanden — Kreta

De Griekse eilanden staan over de hele wereld bekend om hun zonovergoten schoonheid. De apostel Paulus bezocht sommige van de rotsachtige kalksteenkusten van de eilanden in de Egeïsche Zee. Op de terugweg van zijn derde zendingsreis in 56 G.T. deed hij Mitylene, Chios en Samos aan (Hand. 20:14, 15). Blijkbaar bracht hij ook tijd door op Kreta; maar of hij andere Griekse eilanden heeft bezocht, is onbekend (Tit. 1:5). De apostel Johannes werd naar Patmos verbannen, en enkele andere Griekse eilanden zijn ook in recente tijd als ballingsoord gebruikt. — Openb. 1:9.

Nadat broeder Rutherford in 1920 Athene had bezocht, bracht hij ook een bezoek aan de steden Chania en Herákleion op het eiland Kreta. Drie jaar later zag Nicos Benierakis uit het dorp Douliana het boek De Harp Gods in een schoenwinkel liggen. Later kwam hij in Chania in contact met John Bosdogiannis, die de boeken van C. T. Russell had vertaald. Drie broeders vormden een groepje in Douliana. Helaas ging Bosdogiannis ertoe over zijn eigen brochures uit te geven en weigerde hij nog langer met het Genootschap samen te werken.

Een nederige onderwijzer genaamd Manolis Lionoudakis maakte echter wel vorderingen in de waarheid. Uit zijn huis verdreven, gaf hij zijn baan als onderwijzer op en ging in Herákleion in de pioniersdienst. Hij ging van huis tot huis en bewerkte de hele stad. Wegens deze activiteit werd hij voor de rechter gedaagd en veroordeeld tot een jaar ballingschap op het eiland Amorgos, het oostelijkste der Cycladen. Hij vertelt over die tijd: „Toen ik daar zes maanden gezeten had, kwam er plotseling een man genaamd Kokkinakis van Kreta aan. Ik had daar indertijd met hem over de waarheid gesproken. Destijds was hij een geïnteresseerde en nu was hij hier, verbannen wegens zijn nieuwe overtuiging! Eindelijk had ik een metgezel met wie ik De Wachttoren kon studeren. Die makker van mij werd op Amorgos in zee gedoopt.”

Broeder Kokkinakis is nu 84 jaar en heeft Jehovah 54 jaar lang getrouw gediend. In 1938 was hij de allereerste getuige van Jehovah in Griekenland die werd gearresteerd omdat hij de wet op proselitisme had overtreden. Zijn jongste juridische strijd werd aan het begin van dit verslag al genoemd. In totaal is hij meer dan 60 maal gearresteerd wegens het vreedzaam beoefenen van zijn aanbidding.

Na dat kleine begin zijn er nu dertien gemeenten op Kreta, een bewijs van de volharding en het harde werk van de broeders en zusters in de loop van veel moeilijke jaren.

Samos

Een van de vroege Getuigen op het eiland Samos, Dimitris Makris, herinnert zich hoe hij voor het eerst met de waarheid in contact kwam: „In januari 1926 hoorde ik een van de Bijbelonderzoekers in een winkel spreken en ik stelde mij voor. De volgende dag waren Penelope en ik bij een discussie aanwezig. Ik vroeg de broeders hoe zij zo vlot antwoorden uit de bijbel konden geven. ’Je moet de bijbel bestuderen’, zeiden zij tegen mij. Zij lieten mij het boek De Harp Gods zien en legden uit hoe ik het moest bestuderen. Dus bestudeerden wij met een groepje van vijf het boek elke avond tot in de vroege ochtenduren. Tegen het eind van het jaar, toen wij bezoek kregen van een pelgrim, broeder Koukoutianos, werden wij gedoopt. In 1927 hielden wij op Samos een klein congres, waar veertig eilandbewoners aanwezig waren.

Wij besloten alle dorpen op het eiland te bezoeken met de enige publikatie die wij hadden, een brochure getiteld De Hel, met als ondertitels de vragen ’Wat is zij? Wie zijn daar? Kunnen zij er uit komen?’ In het ene dorp na het andere werden wij gemolesteerd. In maart 1928 bracht een priester mij en een zuster uit de Verenigde Staten voor de rechter — hoewel hij het was die ons had geslagen. Tijdens de zitting vroeg de presiderende rechter aan de priester: ’Hadden jullie geen [boom] in het dorp om hem aan op te hangen?’ Ik werd tot twee maanden gevangenisstraf veroordeeld; dat jaar heb ik de Gedachtenisviering in mijn eentje gehouden.”

Jehovah heeft de volharding en het harde werk van de broeders gezegend. Er zijn nu drie bloeiende gemeenten op Samos.

Een klein begin op het eiland Korfoe

In 1923 waren er vier broeders op Korfoe, een prachtig eiland voor de westkust van Griekenland, tegenover het Italiaanse vasteland. George Douras en Christos Papakos kijken terug op het werk in die jaren: „Wij besloten een openbare toespraak te houden in een theater in de hoofdstad. Om 10 uur ’s ochtends was de zaal vol, met ongeveer duizend aanwezigen. Vooraan zaten enkele juristen. Maar het hoofd van de politie kwam ons meedelen dat de lezing niet gehouden kon worden. Een advocaat onder het gehoor was ontstemd en eiste een reden. Toen de advocaat vernam dat de aartsbisschop hiervoor verantwoordelijk was, riep hij luidkeels: ’Heren, ik ben de consul van Frankrijk. In dit theater is het verboden deze toespraak te horen. Komt u maar met mij mee naar het Franse consulaat. Daar zal het toegestaan zijn.’ De spreker, broeder Douras, was de eerste die de consul volgde; daarop volgde het hele gehoor hen. Stel u het schouwspel voor toen de menigte zich door de straten van Korfoe naar het Franse consulaat begaf om de toespraak te horen!”

Een colporteur (volle-tijdbedienaar), Charalampos Beratis, stuitte omstreeks 1923 op Korfoe eveneens op tegenstand. Hij vertelt: „In een dorp dat Pagi heette, werden alle dorpelingen op het plein vergaderd. Ik bood de lectuur van het Genootschap aan en velen wilden de boeken hebben. Toen kwam de dorpspriester op de proppen, trok aan mijn jas en kondigde aan: ’Ik arresteer u in naam der wet en des konings.’ Hij probeerde de politie te bellen, maar de telefoon was defect. Ik bad in stilte tot Jehovah mij te laten zien wat ik moest doen. Ten slotte pakte ik gewoon mijn boekentas en riep luid: ’Ik neem mijn tas en ga, in naam van Jehovah.’ Doodse stilte; niemand zei een woord. Ik liep gewoon weg en zette mijn predikingswerk voort!”

Er zijn nu zo’n 47 gemeenten met 2500 Getuigen op de verspreid liggende eilanden rond Griekenland.

Het pionierswerk

Zelfs in die moeilijke beginjaren wilden enkele ijverige Grieken de bediening tot hun loopbaan maken. Michael Kaminaris, een van de vroege pioniers, keerde in 1934 naar Griekenland terug, overlopend van verlangen om het goede nieuws in de volle-tijddienst te prediken. Al spoedig kreeg hij gezelschap van Michael Triantafilopoulos. Deze twee bewerkten verscheidene streken van Griekenland. Broeder Kaminaris vertelt: „Naarmate het werk vorderde, werd de tegenstand heviger. In het dorp Magouliana werden wij met gepeupel geconfronteerd en in het dorp Prasino voerde de plaatselijke priester een aanval op ons aan. In de prefecturen Messenië en Aetolië/Acarnanië hebben wij tientallen rechtszaken over de kwestie van het proselitisme gehad.

Om het aantal arrestaties te verminderen, adviseerde het Genootschap ons alleen te werken in plaats van samen. Het was moeilijk alleen te werken zonder iemand om mee te praten, maar ik begon eraan zonder bij de gevaren en de eenzaamheid stil te staan, en vertrouwde op Jehovah. Dikwijls zeiden mensen: ’Wij kunnen wel nagaan hoeveel geld je krijgt, dat je ons helemaal hier komt opzoeken.’ Zij hadden er geen idee van dat ik dikwijls honger leed en niet eens wist of ik wel een slaapplaats zou hebben. Soms, als ik mij in een vijandig gebied bevond, was het plaatselijke kerkhof de veiligste plek om te slapen.” Broeder Kaminaris is sinds 1945 een lid van de Bethelfamilie. Het aantal gewone pioniers is omhooggevlogen van 8 in 1938 tot ongeveer 1800 in 1993.

Pogingen om de prediking te doen verstommen

Om het ontluikende predikingswerk te ondersteunen, werd de eerste drukkerij van het Genootschap in Griekenland — met gebruikmaking van een tweedehands Offenbach cilinderpers — op 19 februari 1936 in het souterrain van de Lombardoustraat 51 in Athene in gebruik genomen. Zo werd deze pers in mei van dat jaar gebruikt om Het Gouden Tijdperk (nu Ontwaakt!) te drukken. De Wachttoren werd nog steeds in de Verenigde Staten geproduceerd.

De geestelijken wilden echter niet dat dit nieuwe tijdschrift in omloop kwam. Daarom werd in de uitgave van augustus 1936 van Het Gouden Tijdperk bekendgemaakt dat de onderminister van Communicatie en Posterijen onder invloed van de geestelijken de verspreiding van het tijdschrift per post had verboden. De redactie van het tijdschrift verzekerde de abonnees echter dat zij het blad regelmatig zouden blijven ontvangen. Maar er lagen nog ergere dingen in het verschiet.

Op 4 augustus 1936 vond er een regeringswisseling plaats. Ioannis Metaxas werd de nieuwe president van het land, bekleed met absolute autoriteit. Toen in 1938 het aantal verkondigers tot 212 was gestegen, werd er een wet van kracht waarbij proselitisme werd verboden. Deze wet is sedertdien een van de zwaarste hindernissen voor het predikingswerk in Griekenland geweest. In oktober 1939 werden op een vergadering in Athene 85 broeders en zusters gearresteerd. De veiligheidspolitie hield de 35 zusters in één lokaal vast terwijl de broeders over verschillende politiebureaus werden verspreid om in hechtenis te worden gehouden.

De volgende dag werd broeder Karanassios, de bijkantoordienaar, op het kantoor van het Genootschap gearresteerd. De drukkerij werd gesloten en de bezittingen van het Genootschap werden geconfisqueerd. Op instigatie van de geestelijken werden al die gearresteerde broeders onder druk gezet om een verklaring te tekenen dat zij naar de Grieks-Orthodoxe Kerk zouden terugkeren. Zij werden bedreigd met verbanning naar afgelegen eilanden in de Egeïsche Zee.

Kostas Christou, een van de 85, herinnert zich een typisch geniepige pressietactiek: „Mijnheer Christou, uw vrouw heeft al een verklaring getekend. Zij zal vrijgelaten worden. Het zou sneu voor haar zijn als zij alleen zou moeten blijven terwijl u in ballingschap op het eiland Seriphos zit!” Maar broeder Christou antwoordde: „Mijn vrouw verlaat zich op Jehovah, niet op mij. Zij is vrij om te beslissen. Maar ik weet zeker dat mijn vrouw niet heeft getekend. En trouwens, wat zou zij moeten tekenen? Dat het slecht is onze Schepper te aanbidden?”

Een man die op goede voet stond met de president, was ook goed bekend met Jehovah’s Getuigen; hij vond het besluit om hen te verbannen schandelijk. Daarom zei hij tegen de president: „Die mensen zijn geen politieke tegenstanders van ons. Wat doen zij? Zij wachten op Gods koninkrijk. Het zal goed zijn als dat komt. Wij verwachten het ook.” De dictator was overtuigd en gaf bevel het vonnis onmiddellijk te vernietigen. De broeders waren opgetogen. In totaal hadden slechts 6 van de 85 arrestanten onder druk geschipperd. Na een rechtszitting werden alle bezittingen en financiële middelen van het bijkantoor teruggegeven. Het bijkantoor en de drukkerij gingen weer vrijuit aan het werk. Echter niet voor lang!

De oorlogsjaren

Op 28 oktober 1940 verklaarde Italië Griekenland de oorlog en stortte daarmee het land in de Tweede Wereldoorlog. Duitse en Bulgaarse legers vielen Griekenland binnen en doodden velen. Negentien broeders verloren het leven. De krijgswet werd afgekondigd. Veel broeders van de 225 verkondigers werden wegens hun neutrale standpunt voor de krijgsraad gesleept. Sommigen werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van zeven tot twintig jaar, anderen tot levenslang. In enkele gevallen, zoals dat van Emmanuel Paterakis van Kreta, werden zij ter dood veroordeeld. Onder de Duitse bezetting werd echter in Griekenland geen enkel doodvonnis voltrokken.

Gedurende de bezetting waren de boeken van het Genootschap verboden, maar sommige bleven de broeders bereiken. Na april 1941 werd het geestelijke voedsel via ondergrondse wegen verschaft. Alle communicatie met de broeders op het hoofdbureau werd verbroken; artikelen uit oudere uitgaven van De Wachttoren werden op een stencilmachine gereproduceerd, evenals de boeken Godsdienst en Redding en de brochure Vluchtelingen. De broeders bleven prediken, maar informeel. Zij leenden brochures uit aan geïnteresseerden en nodigden degenen die verdere belangstelling toonden uit met kleine groepjes te vergaderen. Velen hebben de waarheid op deze manier leren kennen.

Op het nippertje ontsnapt

Om de bezettingstroepen van de Duitsers te bestrijden, werden onder het Griekse volk guerrillagroepen geformeerd. Op 18 oktober 1943 viel het Duitse leger Kalamaki in Thessalië binnen, waar sinds lange tijd een gemeente actief was. De linkse guerrilla’s, die daar een basis hadden, zeiden tegen de dorpelingen dat zij voor bescherming naar de bergen moesten vluchten. Na gebed besloten de broeders te blijven waar zij waren. Toen de Duitsers kwamen, plunderden zij de huizen en staken de leegstaande in brand. Twee derde van de huizen werd platgebrand, maar niet die van Jehovah’s volk. Van de minder dan 80 gezinnen in Kalamaki werden 65 personen gedood. Zij waren geen van allen Getuigen.

Op 24 augustus 1944 werden vier van onze broeders van verraad beschuldigd en door de guerrilla’s in Tourkolekas, een dorp bij de stad Megalopolis, ter dood veroordeeld. Terwijl zij naar de terechtstellingsplaats werden gevoerd, deed de Duitse artillerie een verrassingsaanval, waarna de guerrilla’s zich verspreidden. De broeders ontkwamen!

Af en toe omsingelden Duitse soldaten een gebied en doodden dan alle mannen als vergelding voor gepleegde sabotage. In Kallithéa, een voorstad van Athene, haalden Duitse soldaten alle mannen op om hen te executeren. Zij doorzochten het huis van Thanasis Paleologos en stonden op het punt hem te arresteren toen de officier plotseling enkele boeken en tijdschriften die op tafel lagen herkende als de verboden publikaties van Jehovah’s Getuigen. Hij vroeg: „Bent u een Bijbelonderzoeker?” „Ja!”, antwoordde broeder Paleologos. De officier vertrouwde hem toe: „Mijn moeder in Duitsland is een van de Bijbelonderzoekers”, waarop hij vertrok en de soldaten meenam!

Vervolging in oorlogstijd

Ook in Eleftherohori overleefde een reeds lang bestaande gemeente de oorlogsjaren. Elias Panteras bericht: „Het decennium 1940–1950 was een tijd van vurige beproeving. Wanneer de broeders van huis tot huis gingen, luidden de kerkklokken en kwam het dorpshoofd met de priesters en gendarmes de broeders arresteren om hen voor de rechter te slepen. Bij twee gelegenheden doorzochten nationalistische groeperingen onder aanvoering van een politieagent de huizen van de broeders en brachten hen naar de orthodoxe kerk. Zij probeerden hen te dwingen het kruisteken te maken en de iconen te kussen. Toen de broeders weigerden, werden zij meedogenloos geslagen.”

Communistische groeperingen en plaatselijke leiders arresteerden eens de broeders en bevalen hun wachtdienst te doen. Toen zij weigerden, werden zij naar een naburig dorp gebracht en aan de autoriteiten uitgeleverd, die besloten dat Nicos Papageorgiou, Costas Christanas en Costas Papageorgiou terechtgesteld moesten worden. Slechts één lid van de uit zeven man bestaande commissie gaf zijn stem niet aan de terechtstelling. De broeders werden naar een dorpje op een heuvelhelling gebracht. Het doodvonnis werd hun voorgelezen en zij werden vastgebonden en geslagen. Tijdens de afranseling rolde Nicos Papageorgiou, die aan handen en voeten gebonden was, een eind de heuvel af en kwam pas stil te liggen op een uitstekende rand vlak boven een rivier. De broeders werden acht dagen achtereen herhaaldelijk afgeranseld en vervolgens vrijgelaten.

Nicos Papageorgiou vertelt over die tijd: „De groepsleider van het Nationale Bevrijdingsfront nam mij mee naar zijn kantoor en vertelde mij dat hij mij tot zijn spijt moest meedelen dat hij bevel had gekregen mij terecht te stellen. Hij zei dat hij zou proberen mij te helpen, maar dat ik hem ook zou moeten helpen. Ik pakte zijn rechterhand vast en zei: ’Als u mij liefhebt, stel mij dan meteen terecht. Als ik mijn geloofsovertuiging verloochen, dán moet u om mij huilen.’” Kennelijk ontroerd, stelde deze leider broeder Papageorgiou daarop in vrijheid. Het is opmerkelijk dat de oorlog kort daarna het leven eiste van allen die tot deze terechtstelling bevel hadden gegeven.

Broeder Papageorgiou, nu negentig jaar oud, is nog steeds ijverig in Jehovah’s dienst. In Eleftherohori zijn thans twee bloeiende gemeenten. Het is duidelijk dat Jehovah één getrouwe broeder — John Kostarellos uit Exalofos — heeft gezegend door hem tot honderden te maken. — Vergelijk Jesaja 60:22.

Een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder leert de waarheid kennen

Ondanks alle door de geestelijken aangestichte vervolging tijdens de oorlog leerde Helen Kouzioni de waarheid kennen door bemiddeling van een priester! Zij vertelt: „Ik werkte als lerares op een middelbare meisjesschool in Athene. In 1941 werd een archimandriet [een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder in rang onder de bisschop] en theologieleraar die ik goed kende, Polikarpos Kinigopoulos, aan mijn school toegewezen. Nu trof het zo dat een schoenpoetser, een van Jehovah’s Getuigen, tot de heer Kinigopoulos predikte terwijl hij zijn schoenen onder handen nam. Geïnteresseerd vertelde hij mij over het gesprek; samen gingen wij naar het huis van George Douras. Het was de eerste keer dat ik hoorde van Gods voornemen de aarde tot een paradijs te maken. Toen wij weggingen, zei ik tegen de theoloog: ’Dit is de waarheid. Wat mij betreft, ik ga niet meer naar de kerk.’ ’Overhaast je niet,’ waarschuwde hij, ’wij moeten de kwestie eerst bestuderen.’ ’Dat zullen wij zeker doen,’ zei ik, ’maar ik blijf hier. Ga jij maar waarheen je wilt.’ Intussen bezocht hij alle bisschoppen in het gebied van Athene die hij kende, maar niemand schonk enige aandacht aan hem.

Toen begon een plaatselijke priester naar getuigen te zoeken om beschuldigingen tegen de heer Kinigopoulos te kunnen inbrengen. Ik waarschuwde mijn vriend voor het gevaar, en onmiddellijk liet hij zijn baard afscheren en zijn haar knippen, trok een bruin pak aan en zag er als een ander mens uit. Hij stelde een schriftelijke verdediging op waarin hij de redenen vermeldde waarom hij een van Jehovah’s Getuigen was geworden, en gaf die persoonlijk aan de kerkelijke autoriteiten.” Tegen het einde van 1943 werden hij en zijn vleselijke zuster, Sophia Iasonidou, evenals Helen Kouzioni, gedoopt. Nu was hij niet meer „Vader Polikarpos” maar broeder Kinigopoulos.

Toename in het gebied van Filippi

Dicht bij de oude Macedonische stad Filippi, waar de apostel Paulus en zijn metgezel Silas omstreeks 50 G.T. stokslagen kregen en werden gevangengezet, ligt het dorp Kyria. In het recente verleden, toen Yiannakos Zachariadis, die de waarheid in 1926 had leren kennen, de omgeving met het goede nieuws bewerkte, nam een gezin in het dorp Rodholívos het boek Regeering aan. Jaren later, in 1940, bracht de negentienjarige Timoleon Vasiliou een bezoek aan dat gezin en vond op het dak een stapel boeken — waaronder Regeering. Hij vertelt: „Ik bracht uren op het dak door om het hele boek uit te lezen. Ik had de waarheid gevonden!”

Deze jonge man begon op straat te prediken, en zo kwam het dat hij een mede-Getuige vond, een voormalige politieagent genaamd Christos Triantafillou. Van Christos kreeg hij meer boeken en weldra werd in Rodholívos een gemeente van acht jonge mensen gevormd. Van deze broeders werden Timoleon Vasiliou, Thanasis Kallos, Panagiotis en Nikos Zinzopoulos op 3 oktober 1945 gearresteerd, alleen maar omdat zij Jehovah’s Getuigen waren. Zij werden naar een politiebureau gebracht waar zij 24 uur lang onafgebroken werden geslagen — vooral op hun voetzolen. De jonge mannen konden een maand lang niet lopen.

In 1940 huurden de geestelijken een man om broeder Zachariadis, die destijds als reizend opziener diende, om het leven te brengen. Zij beloofden deze huurmoordenaar dat hij vrijuit zou gaan. Zo gebeurde het dat er tijdens een vergadering in het huis van broeder Zachariadis onverwacht op de deur werd geklopt. Het was een onbekende. Hij vroeg broeder Zachariadis te spreken, die op dat moment net een toespraak hield. De broeders verzochten de man te gaan zitten. Toen broeder Zachariadis zag dat er een vreemdeling aanwezig was, paste hij zijn toespraak dienovereenkomstig aan. Na afloop begroetten de broeders de man, en broeder Zachariadis maakte kennis met hem. Vervolgens vroeg de vreemdeling broeder Zachariadis met hem alleen naar een aangrenzend vertrek te gaan. Hij haalde zijn revolver uit zijn zak, samen met het geld dat hem betaald was en zei: „Het bisdom heeft mij opgedragen u hier te komen opzoeken en u te doden. Dit is de revolver en dit is het geld dat mij betaald is om de misdaad te plegen. Maar God heeft mij ervoor behoed onschuldig bloed te vergieten. Hij heeft mij geholpen in te zien dat u een man Gods bent, in tegenstelling tot wat zij mij verteld hadden.”

Dank zij de getrouwe inspanningen van deze broeders werden er in Rodholívos, Dhravískos, Palaeokomi en Mavrolofos gemeenten opgericht. Het werk in deze noordelijke streken van Griekenland is blijven groeien.

Hernieuwd contact met Brooklyn

Het contact met de organisatie buiten Griekenland werd pas in 1945 hersteld, toen er van de broeders in Alexandrië (Egypte) wat lectuur arriveerde. Toen de broeders van het Griekse bijkantoor ten slotte weer contact kregen met Brooklyn, berichtten zij: „De waarheid kan niet geknecht worden. Jehovah’s geest heeft zijn dienstknechten bij het bijeenbrengen van zijn schapen geleid.” Tussen 1940 en 1945 was het aantal Koninkrijksverkondigers bijna vertienvoudigd, namelijk van 178 tot 1770.

Aangezien het Griekse bijkantoor zorg droeg voor het werk in Albanië, werden daar van tijd tot tijd bezoeken gebracht. Het 1938 Yearbook zei over het werk in dat land: „Ook daar is Satan door bemiddeling van de rooms-katholieke hiërarchie handelend opgetreden tegen de verkondiging van de boodschap van het Koninkrijk. De boeken werden in beslag genomen, en ondanks de bij de Albanese regering ingediende petitionnementen zijn ze tot nu toe niet teruggegeven.” In 1939 bedroeg het aantal verkondigers 23. Toen een broeder in 1948 een bezoek aan Albanië bracht, was het aantal predikers ongeveer 35. Nadien was het vanwege de politieke situatie moeilijk contact met de broeders in dat land te onderhouden. Wat was het een goed nieuws toen het werk in Albanië, na tientallen jaren onder verbodsbepalingen geweest te zijn, in mei 1992 wettelijk werd erkend, terwijl er op dat moment 50 verkondigers waren!

Er komen Gileadieten

Het jaar 1946 was een mijlpaal. Er werden twee afgestudeerden van Gilead naar Griekenland gezonden: Anthony Sideris en James Turpin. Athanassios Karanassios, die vele jaren lang getrouw als bijkantoordienaar had gediend maar ziek geworden was, werd vervangen door broeder Sideris. Zowel het predikingswerk als het vertaalwerk werd gereorganiseerd.

In juni 1946 arriveerden er 152 dozen lectuur per schip uit Brooklyn. Zodra de geestelijken lucht kregen van de zending, begon de tegenstand. Er ging een circulaire naar de douaneautoriteiten waarin werd verklaard dat ’de invoer van deze boeken met alle mogelijke middelen verhinderd diende te worden’. De circulaire kwam echter te laat; de broeders hadden de boeken al opgehaald. Onmiddellijk verspreidden zij ze onder de Getuigen. Toen vertegenwoordigers van de Kerk naar het bijkantoor kwamen om de boeken in beslag te nemen, waren deze al lang weg!

Onverdroten probeerden de geestelijken het in 1947 met nieuwe tactieken. Het Ministerie van Onderwijs en Religie zond een rondschrijven aan alle regeringsdepartementen met de mededeling dat op alle publikaties van Jehovah’s Getuigen de woorden „Ketterij van Jehovah’s Getuigen” moesten staan. Het gevolg was dat post- en douanekantoren ons niet toestonden lectuur uit de Verenigde Staten te ontvangen of iets binnen Griekenland te verzenden tenzij het aldus gestempeld was. Een hoogtepunt van het jaar was het aan Griekenland gebrachte bezoek van N. H. Knorr, de derde president van het Genootschap, en M. G. Henschel, die uiteindelijk de vijfde president werd. Er werden regelingen getroffen voor een nieuw bijkantoorgebouw aan de Tenedoustraat 16 in Athene. Helaas werden de twee afgestudeerden van Gilead in november van datzelfde jaar gedwongen Griekenland te verlaten. Plato Idreos werd als vertegenwoordiger van het bijkantoor van het Genootschap aangesteld.

Verslag aan de regering over de vervolging

Nadat regeringsfunctionarissen hadden verklaard dat er in Griekenland geen religieuze vervolging was, werd in augustus 1946 een rapport aan de regering overgelegd waarin de wrede behandeling van Jehovah’s Getuigen werd gedocumenteerd. De vervolging bereikte zelfs telkens nieuwe hoogtepunten. In 1946 werden in slechts vijf maanden tijd 442 van onze broeders en zusters voor de rechter gebracht. Sommigen werden zelfs terechtgesteld.

In maart 1946 werden in Phiki in Thessalië tien Getuigen die weigerden christelijke beginselen te schenden met knuppels en geweren geslagen, tegen de grond gegooid en tot verminkens toe genadeloos getrapt. Vervolgens werden zij in een kalkput gegooid en door de kalk gerold. De dorpelingen stonden toe te kijken. Toen een medegelovige hen ’s avonds bezocht, kreeg hij dezelfde behandeling.

Op instigatie van de bisschop van Tríkala barstten de volgende dag in het naburige Eleftherohori soortgelijke gewelddadigheden uit. Eén broeder probeerde de pers in te schakelen om tegen deze mishandeling van Jehovah’s Getuigen te protesteren. Hij werd naar een ondergronds vertrek in het politiebureau gebracht en daar bewusteloos geslagen. Zij smeten hem bloedend en wel in het straatje achter het politiebureau. Voorbijgangers brachten hem naar een apotheek om hem te behandelen. Hij bleef vijftien dagen bewusteloos en het duurde een maand voor hij in staat was te vertellen wat hem overkomen was.

Grigoris Karagiorgos, een huisvader en Getuige uit Paleokastro in Karditsa, weigerde eveneens ten aanzien van zijn religieuze beginselen te schipperen. Op 15 augustus 1946 viel hij in handen van een zelfbenoemd waakzaamheidscomité, dat hem een soort middeleeuwse inquisitie liet ondergaan die hij uiteindelijk met de dood moest bekopen.

Op 26 juni 1947 vonden in de buurt van Sparta soortgelijke gruwelen plaats. In het dorp Vrondamás spoorde een gewapende politiepatrouille Panagiotis Tsembelis op, die een bijbelstudie hield bij een pasgeïnteresseerde vrouw. Beiden werden afgeranseld; de politieagenten wilden de vrouw ophangen, maar enkele dorpelingen kwamen tussenbeide. Na de broeder te hebben gemarteld en zijn kaak te hebben verbrijzeld, knevelden zij hem en sleepten hem naar een plek zo’n anderhalve kilometer buiten het dorp. Daar werd hij door gewapende politieagenten doodgeschoten.

In hetzelfde dorp werd de arm van een zuster gebroken omdat zij geen kruisteken wilde slaan. In het naburige Goritsá werd een zuster in haar huis door gewapende politieagenten overvallen, uitgekleed, ondersteboven opgehangen en gemarteld. George Constantakis, een pionier, werd meegenomen naar het naburige bos en terechtgesteld.

Natuurlijk maakte al die wreedheid geen eind aan het predikingswerk. Tijdens het dienstjaar 1949 was er een nieuw hoogtepunt van 2808 verkondigers, ook al werden meer dan 700 broeders en zusters voor het gerecht gedaagd.

Ballingschap!

Veel gezinshoofden werden verbannen naar geïsoleerde eilanden als Yíaros en Makrónisos. Het laatste was een waterloze woestenij en was berucht wegens de hardvochtige behandeling die de daar gedetineerde gevangenen ondergingen. Theodoros Neros vertelt hierover: „In februari 1952 werden wij per boot naar Makrónisos overgebracht. Ik was samen met Michalis Garas en George Panagiotoulis, die al vijf jaar in de gevangenis hadden gezeten. Zij waren vrijgelaten, en nu werden zij opnieuw gestraft voor hun christelijke neutraliteit. Beiden werden hevig geslagen toen wij aankwamen.

Na vele dagen dwangarbeid kwamen op een nacht enkele soldaten onze cel binnen die mij wakker maakten met de woorden: ’Opstaan! We gaan je terechtstellen!’ ’Goed’, zei ik en begon mijn kleren aan te trekken. ’Nee!,’ zeiden ze, ’je gaat zo mee.’ Na een poosje zeiden ze tegen mij: ’Zeg je nu niets?’ ’Nee! Wat zou ik moeten zeggen?’, antwoordde ik. ’Wij gaan je terechtstellen, en je zegt niets?’ ’Ik heb niets te zeggen.’ ’Nu, ga je dan niet aan je familie schrijven?’ ’Nee!,’ antwoordde ik, ’die weten al dat ik zou kunnen sterven.’ ’Laten we dan maar gaan’, zeiden ze. Buiten schreeuwde een officier: ’Zet hem tegen de muur! Draai hem om!’ Maar toen zei een soldaat tegen mij: ’Weet je niet dat wij je niet kunnen terechtstellen als je niet eerst voor de krijgsraad bent geweest?’ De hele vertoning was een list geweest om mijn rechtschapenheid te breken!”

Broeder Neros vertelde ook hoe Jehovah in geestelijk voedsel voor de broeders in ballingschap voorzag. „Op een dag kreeg ik een doos loukoumia [Grieks snoepgoed] toegestuurd. Natuurlijk werden alle pakketten gecontroleerd. Degenen die dat deden, hadden het zo druk met het proeven van de loukoumia dat zij de verpakking die eronder lag over het hoofd zagen. Dat bleek een complete Wachttoren te zijn. De broeders merkten op: ’De soldaten aten de loukoumia op, maar wij maakten De Wachttoren soldaat!’ Er kwam uit al dat lijden toch iets goeds voort. Een gevangenbewaarder die de toewijzing had de Getuigen te bewaken wanneer zij met andere ballingen studeerden, werd 25 jaar later zelf een Getuige — evenals vele familieleden van hem. Als wij elkaar ontmoeten, halen wij herinneringen op aan die ervaringen uit voorbije jaren.”

Terechtstelling van rechtschapenheidbewaarders

De Awake! van 8 april 1948 bracht verslag uit over de vervolging van Jehovah’s Getuigen in Griekenland. Er werd een speciale brief naar de Griekse minister van Openbare Orde gestuurd waarin werd geprotesteerd tegen de executie van de 37-jarige Christos Moulotas, vader van vier kinderen, die op 5 maart 1948 door guerrillastrijders was terechtgesteld wegens zijn weigering diensten voor hen te verrichten. Er werd ook in verklaard dat regeringsautoriteiten op 9 februari 1949 John Tsoukaris uit Karytsa (Lárisa) hadden geëxecuteerd.

De broeders in de gemeente Lárisa hadden tevergeefs gepoogd zijn vrijlating te bewerkstelligen. Gedurende de laatste dagen voor zijn dood slaagden zij erin hem enkele brieven toe te spelen. In zijn laatste brief, gedateerd 7 februari 1949, schreef broeder Tsoukaris:

„Mijn geliefde broeder, mijn situatie ligt in handen van Jehovah der legerscharen. Vanochtend . . . hebben zij mij naar Mizourlo [de terechtstellingsplaats] overgebracht, maar zij hebben mij niet geëxecuteerd, naar zij zeiden omdat het te laat op de dag was. Zij zagen echter mijn moed, en daarvan waren zij onder de indruk. Ik weet niet of mijn terechtstelling morgenochtend zal plaatsvinden, maar laten wij altijd vertrouwen hebben en laten wij smeekbeden tot Hem richten. Laten wij geen mensen vrezen, want de bijbel zegt: ’Het beven voor mensen, dat spant een strik, maar hij die op Jehovah vertrouwt, zal beschermd worden.’ Laten wij zo’n geloof hebben als Sadrach, Mesach en Abednego, die heel duidelijk zeiden: ’O koning, indien het moet, kan de God die wij aanbidden ons uit de vuuroven verlossen, maar zo niet, laat het u dan bekend zijn dat wij het gouden beeld dat gij hebt opgericht niet zullen aanbidden en uw goden niet zullen aanbidden.’”

Op 9 februari werd hij naar Mizourlo overgebracht en terechtgesteld. Lezers van Ontwaakt! stuurden duizenden brieven naar ministers, ambassades en consulaten om tegen dergelijke executies te protesteren. Maar een Grieks-orthodox theoloog en hoogleraar aan de Universiteit van Athene ondersteunde de terechtstelling van broeder Tsoukaris met de woorden: „Wegens gewetensbezwaren weigeren de wapens op te nemen, is bij ons volslagen onbekend en ondenkbaar.” Helaas zijn die woorden maar al te waar!

Krijgswet opgeheven

Toen de krijgswet ten slotte werd opgeheven, hadden de broeders en zusters grotere bewegingsvrijheid om het goede nieuws te prediken. Voor het eerst in vele jaren konden zij het publiek een gebonden boek aanbieden — „God zij waarachtig”. De jaren 1950/51 gaven een toename te zien van 26 procent in het aantal verkondigers, 28 procent in de pioniersgelederen en 37 procent in huisbijbelstudies.

Natuurlijk hield de vervolging niet op. In 1950 nam de Grieks-Orthodoxe Kerk haar toevlucht tot een andere tactiek. Zij probeerden de kinderen van Jehovah’s Getuigen met geweld te dopen. Een zeventienjarige jongen, Timothy genaamd, die van kindsbeen af door zijn ouders in de waarheid was opgevoed, werd met geweld gedoopt en kreeg de naam „Demetrius”!

In december 1951 brachten de broeders Knorr en Henschel hun tweede bezoek aan Griekenland. Daar de politie weigerde een vergunning voor een congres te geven, spraken deze broeders 905 Getuigen in verschillende huizen toe.

Met de toename in theocratische activiteit was het noodzakelijk geworden nieuwe bijkantoorfaciliteiten te bouwen. Het uitgekozen terrein bevond zich in de binnenstad van Athene aan de Kartalistraat. In 1953 werd met de bouw begonnen; in oktober 1954 was een nieuw gebouw van drie verdiepingen gereed om de Bethelfamilie, de drukkerij en kantoren te huisvesten. In dat jaar werd een nieuw hoogtepunt van 4931 verkondigers bereikt.

Zegeningen gaan door ondanks aanvallen

Toen in 1955 de film van het Genootschap De Nieuwe-Wereldmaatschappij in actie in Athene werd vertoond, werden tachtig broeders en zusters gearresteerd. De film en de projector werden in beslag genomen. Negen broeders werden beschuldigd van proselitisme. Om te zien wat voor film het was, vertoonden de autoriteiten deze voor zo’n 200 gasten, onder wie priesters, hoogleraren en politiefunctionarissen. De film maakte diepe indruk en in een aantal kranten werd commentaar gegeven op de kwestie. De film en uitrusting werden na een gunstige beslissing van de rechtbank aan de broeders teruggegeven.

De Grieks-Orthodoxe Kerk riep 1959 uit tot „antiketter”-jaar. Het doel was, volgens een Atheense krant: „Jehovah’s Getuigen uitroeien”. Maar verre van uitgeroeid te worden, werd Gods volk dat jaar rijkelijk gezegend.

Broeder Knorr bracht in mei een bezoek aan Griekenland en sprak 1915 mensen toe in een theater en in het Bethelhuis in Athene. Een week later bezocht broeder Henschel Thessaloníke en sprak 1250 toehoorders toe in het Olympion, de grootste bioscoop van de stad. Overal in het land werden kleinere congressen gehouden. In Macedonië, bij het oude Filippi, werden 27 broeders en zusters gedoopt in dezelfde rivier in de buurt waarvan Paulus eens had gepredikt tot mensen die bijeengekomen waren voor gebed. — Hand. 16:12-15.

Voor een eendaags congres op 30 juli 1963 huurde het Genootschap het „Panathinaikos”-stadion in Athene. De politie had de vergunning verleend, duizenden bezoekers uit het buitenland waren uitgenodigd en hotelkamers waren geboekt. Maar plotseling viel de regering! Onder druk van de Orthodoxe Kerk gelastte de nieuwe regering het congres af.

Iets van de teleurstelling hierover werd in 1965 vergoed, toen het Genootschap aankondigde dat in Wenen (Oostenrijk) een vijfdaags congres in het Grieks zou worden gehouden. De vreugde van de 1250 broeders en zusters die de reis maakten, kende geen grenzen. De voor de reis afgehuurde trein van twaalf wagons werd een „rijdende Koninkrijkszaal”.

Midden 1966 werd een jonge Getuige, Christos Kazanis genaamd, ter dood veroordeeld wegens zijn standpunt inzake christelijke neutraliteit. Deze zaak kreeg wijd en zijd publiciteit en leidde tot een geweldig getuigenis in heel Griekenland en daarbuiten. De grote Atheense kranten gaven elke dag uitgebreid commentaar op het vonnis en de geloofsopvattingen van Jehovah’s Getuigen. Uiteindelijk werd het vonnis teruggebracht tot vier en een half jaar gevangenisstraf. De aartsbisschop, Chrisostomos, kwam in de kwestie aan felle kritiek bloot te staan, aangezien hij de indruk wekte dat hij zijn goedkeuring hechtte aan de terechtstelling van een jonge man die weigerde een vuurwapen te gebruiken.

Politieke machtswisseling

Plotseling, in de nacht van 21 april 1967, nam het leger de macht in Griekenland over. Artikelen uit de grondwet die vrijheid van vergadering en van drukpers beschermden, werden tijdelijk opgeheven. Het drukken van De Wachttoren moest worden gestaakt. Volgens de wet mochten op geen enkele bijeenkomst meer dan vijf personen aanwezig zijn. Het predikingswerk moest behoedzaam worden voortgezet. Als gewoonlijk maakten de orthodoxe geestelijken van de heersende omstandigheden gebruik om het de broeders moeilijk te maken.

Het werk werd ondergronds voortgezet. De broeders moesten op geïsoleerde plaatsen in de bossen vergaderen. Toen F. W. Franz, die later de vierde president van het Genootschap werd, Griekenland in 1969 bezocht, sprak hij tot meer dan duizend broeders en zusters in een bos bij Thessaloníke.

De haat jegens Jehovah’s Getuigen trad vooral duidelijk aan het licht in een kwestie die zich in 1974 voordeed. Een echtpaar genaamd Polykandritis, wier baby kort na de geboorte was gestorven, werd een vergunning om het kleintje te begraven geweigerd. Waarom? Kranteberichten verklaarden dat de ouders Jehovah’s Getuigen waren, als zodanig gehuwd in 1954. Maar onder de vorige regering had het Ministerie van Binnenlandse Zaken een decreet uitgevaardigd waarin alle door Jehovah’s Getuigen voltrokken huwelijken ongeldig werden verklaard, en dit had de steun van de Grieks-Orthodoxe Kerk. De plaatselijke ambtenaar van de burgerlijke stand stond er daarom op dat de ouders verklaarden dat hun kind onwettig was, voordat hij een begrafenis wilde toestaan. De vader weigerde. Hij was niet bereid te liegen en de naam van zijn familie en zijn eigen geweten te bezoedelen. Terwijl het dispuut zich voortsleepte, werd het kinderlijkje vier dagen lang in een koelruimte bewaard. De publieke opinie in Griekenland keerde zich tegen deze onverdraagzame vervolging. To Vima, een Atheense krant, noemde het „De middeleeuwen in al hun rampzaligheid”.

Ondanks de ontberingen die een militair bewind meebracht, ging het werk van de Koninkrijksprediking gestadig vooruit. Het aantal verkondigers steeg van 10.940 in 1967 tot 17.073 in 1974. Het aantal huisbijbelstudies en vergaderingsbezoekers schoot in die moeilijke tijd eveneens omhoog.

Bouwprojecten voor een groeiende organisatie

Jehovah’s Getuigen hebben veel vergaderplaatsen in Griekenland, maar tot voor kort mochten zij ze geen Koninkrijkszalen noemen. Veel zalen werden dus eenvoudig „leslokalen” genoemd. Op dit moment zijn er slechts 25 vergaderplaatsen in Griekenland met de naam „Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen”. Maar alleen al in Athene vergaderen er zo’n 117 gemeenten met ongeveer 9500 Getuigen!

Jehovah’s volk heeft in Griekenland echter wel kunnen bouwen. In 1977 kochten de broeders zo’n 5 hectare bosland op een afstand van ongeveer 35 kilometer ten noorden van Athene. In een prachtige omgeving van bergen en dennenbossen werd de congreshal van Malakasa gebouwd, met zitplaatsen voor 1800 personen. Het gebouw heeft een bijzonder snufje — de schuifwanden kunnen open om plaats te bieden aan wel 3500 personen. Op het aangrenzende terrein is ruimte genoeg om districtscongressen te houden; wel 20.000 personen zijn hier voor speciale samenkomsten bijeengeweest. En op het congresterrein in Thessaloníke kunnen duizenden van hun kringvergaderingen en districtscongressen genieten.

Op het eiland Kreta kochten de broeders een jaar of wat geleden een stuk grond op een heuvelhelling te midden van bergen, valleien en wijngaarden. Zij bouwden daar een amfitheater en twee Koninkrijkszalen; thans is dit congresterrein een herkenningspunt in de omgeving. De in terrassen aangelegde heuvelhelling met zijn bontgeschakeerde bloemen en struiken past prachtig in het landschap. De rustige atmosfeer is ideaal. Wanneer vanaf het podium het Woord van God wordt uiteengezet, merken de broeders dikwijls op: „Net het paradijs.”

Vijfentwintig jaar lang waren de bijkantoorfaciliteiten aan de Kartalistraat in Athene gevestigd geweest. Gedurende die tijd was het aantal verkondigers toegenomen van minder dan 5000 tot meer dan 18.000; het was duidelijk dat er meer ruimte nodig was. In 1962 werd een perceel van 1 hectare aangekocht in Marousi, een voorstad van Athene. Dit was nu een ideale plek om nieuwe Bethelfaciliteiten te bouwen, met 27 slaapkamers, een drukkerij, kantoren en andere afdelingen. De inwijding vond plaats op 16 juli 1979 en Lyman Swingle vertegenwoordigde bij die gelegenheid het Besturende Lichaam.

In het nieuwe bijkantoor stelden verdere technologische ontwikkelingen de broeders in staat tijdschriften en boeken van een betere kwaliteit te drukken. Met ingang van juli 1986 begonnen De Wachttoren en Ontwaakt! simultaan met de Engelse uitgaven te verschijnen.

Een tijdperk van aanpassingen

In de jaren ’80 rees de noodzaak tot aanpassingen binnen de bijkantoororganisatie. Van 1977 tot 1981 was er enige stagnatie. Het aantal verkondigers bleef rond de 18.500 hangen, hoewel er in die periode 2134 dopelingen waren. Wat was er aan de hand? Er was in de gemeenten enige onreinheid waaraan aandacht geschonken moest worden. En naar het schijnt beschouwden enkele broeders de woorden „ouderling” en „dienaar in de bediening” als titels en niet als een aanduiding van de verantwoordelijkheid om voor Jehovah’s schapen te zorgen. Bovendien stak afval gedurende deze jaren zijn lelijke kop op, en ook van deze verdeeldheid zaaiende invloed moesten de gemeenten worden gereinigd. Toen dergelijke maatregelen eenmaal waren genomen, leidde dit weer tot een gestadige toename.

Plato Idreos, die meer dan dertig jaar als de vertegenwoordiger van het Genootschap had gediend, raakte nu op leeftijd en werd in de volgende jaren door verscheidene andere coördinators van het bijkantoorcomité opgevolgd. Dit was een moeilijke periode voor de Bethelfamilie in Athene. Botsende persoonlijkheden en trots vormden af en toe een belemmering voor het werk. Maar met de voortdurende hulp van het Besturende Lichaam en andere getrouwe broeders werd de organisatie versterkt.

Straatgetuigenis

In 1983 kregen de geestelijken van de Grieks-Orthodoxe Kerk een schok. Voor het eerst organiseerden de broeders straatwerk in verband met een districtscongres.

De reactie was dramatisch. Honderden Getuigen werden gearresteerd en naar plaatselijke politiebureaus opgebracht. Dit leidde tot 38 rechtszaken, waarvan er 35 volledig door de broeders werden gewonnen, terwijl er 3 voor het hof van beroep kwamen. De geestelijken kwamen noodgedwongen tot het inzicht dat zij een verloren strijd aan het voeren waren. Geërgerd riepen zij op tot een protestrally tegen Jehovah’s Getuigen. Zij huurden tientallen bussen om de demonstranten te vervoeren, maar er bleken nog niet eens genoeg mensen te komen opdagen om ook maar één bus te vullen! Sedertdien is Gods volk straatwerk blijven doen, en met veel succes.

Bijzonder congres van 1985

In 1985 koos het Genootschap Griekenland als plaats voor een van de bijzondere congressen dat jaar. Er werden drie locaties aangewezen: het Apollostadion in Athene, de congreshal en het daarbij behorende terrein in Malakasa, buiten Athene, en het congresterrein bij Thessaloníke.

Er kwamen honderden afgevaardigden uit zeventien landen. Er waren twee leden van het Besturende Lichaam aanwezig, de broeders Gangas en Barry. Ten behoeve van de bezoekers werden de toespraken vertaald in verscheidene Europese talen, alsook in het Japans. George Gangas, zelf een Griek, sprak de congresgangers in het Grieks toe, tot grote verrukking van zijn toehoorders. Het totale aantal aanwezigen voor de drie congressen bedroeg 37.367 en er waren 368 dopelingen.

De liefde onder de broeders en zusters uit zo veel delen van de wereld was vooral tijdens de middagpauzes duidelijk waarneembaar. Onder de schaduwrijke dennen op het congresterrein gezeten, kon men heel wat stemmen Koninkrijksliederen horen zingen.

Congressen onder vuur

De volgende zomer, in juni 1986, berichtte de krant I Larisa dat een menigte onder aanvoering van priesters zich verzameld had voor de Galaxiasbioscoop, waar 700 Getuigen bijeengekomen waren voor een kringvergadering. Het gepeupel was eropuit een eind te maken aan de bijeenkomst, maar de politie kwam om hen te verspreiden. De in Lárisa verschijnende krant I Alithia vergeleek de stemming van het gepeupel met die van de schare die om de dood van Jezus schreeuwde en merkte op: „En ongelukkigerwijs was hun ’aanvoerder’ een doldrieste . . . priester! Hij dreigde en uitte godslasteringen. Op een gegeven ogenblik . . . gaf hij allen die zich binnen bevonden vijf minuten de tijd om de bioscoop te verlaten, ’anders gaan wij naar binnen en slaan hun de schedel in’.”

Gezien dit soort aanvallen besloot het Besturende Lichaam twee artikelen over het onderwerp te publiceren. En dus verscheen in de uitgave van 22 oktober 1986 van Ontwaakt! een artikel onder de titel „Religieuze vervolging in Griekenland — Waarom?” en bevatte de uitgave van 1 december 1986 van De Wachttoren het artikel „Religieuze vrijheid aangetast in Griekenland”. Het resultaat? Leden van de Griekse regering werden overstroomd met brieven! De krant Eleftherotipia meldde: „200.000 brieven uit 208 landen gestuurd door Jehovah’s Getuigen”. Het nieuwsblad Avgi meldde dat het Ministerie van Justitie een speciale dienst had moeten instellen om de duizenden protestbrieven die dagelijks binnenkwamen te behandelen.

Voor het districtscongres van 1988 huurden de broeders het moderne Stadion van Vrede en Vriendschap bij de haven van Piraeus. Toen het contract getekend was, besteedden Jehovah’s Getuigen 6000 uur aan het schoonmaken van de faciliteiten. Maar ondanks de idealistische naam van het stadion zette een vooraanstaand geestelijke een reusachtig protest op touw — en gaf zelfs opdracht de kerkklokken te luiden, zodat velen ervan overtuigd raakten dat er een ramp in de vorm van een oorlog of zoiets had toegeslagen. Hij dreigde zelfs het stadion te bezetten als de vergunning om het te gebruiken niet werd ingetrokken. Helaas werd onder deze zware druk het wettelijke contract verbroken — hoewel er slechts drie dagen restten voordat het congres zou beginnen. De broeders werkten dag en nacht om een ander terrein voor het vierdaagse programma in te richten. Het werd een succes — tot grote opgetogenheid van alle 30.000 personen die delen van het programma rechtstreeks of via telefoonverbindingen konden volgen.

Opzienbarende rechtszaken en beslissingen ter verdediging van het goede nieuws

Toen de apostel Paulus aan de gemeente te Filippi in het Macedonië uit de oudheid schreef, maakte hij melding van „het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws” (Fil. 1:7). De hedendaagse organisatie van Jehovah’s Getuigen in Griekenland heeft herhaaldelijk haar toevlucht tot de rechtbanken moeten nemen om het goede nieuws te kunnen prediken. De grootste vijand van Jehovah’s volk in dat land was en is nog steeds de Grieks-Orthodoxe Kerk. Door diverse regeringsinstanties te beïnvloeden, hebben de geestelijken Gods volk vreselijk lijden berokkend. Sommige van de beslissingen die door onbevooroordeelde rechters zijn uitgevaardigd, hebben Jehovah’s Getuigen echter geholpen bij hun predikingswerk.

Tijdens het „antiketter”-jaar 1959 bijvoorbeeld verleende Jehovah een opzienbarende overwinning. De hiërarchie van de Grieks-Orthodoxe Kerk had het Hooggerechtshof de vraag voorgelegd of Jehovah’s Getuigen een „bekende” religie waren. Het oordeel van het Hooggerechtshof luidde dat Jehovah’s Getuigen een bekende religie zijn en derhalve door de grondwet van het land worden beschermd.

Satan gebruikt subtiele middelen in zijn pogingen de Getuigen tot schipperen te bewegen — zelfs in verband met het betalen van hun rekeningen. In de stad Patras bemerkten de inwoners dat er op hun elektriciteitsrekening een eigenaardige post voorkwam. Er was een toeslag voor „de bouw van de St.-Andreaskerk” berekend. Natuurlijk weigerden de Getuigen deze toeslag te betalen. Het elektriciteitsbedrijf dreigde hun de stroom af te sluiten. De zaak kwam voor de rechtbank en daar werd bepaald dat de verplichte bijdragen ongrondwettig waren.

Een andere tactiek waarvan de Grieks-Orthodoxe Kerk zich dikwijls heeft bediend, is beweren dat Jehovah’s Getuigen een joodse organisatie zijn die het wereldwijde zionisme steunt. De leden van de joodse gemeenschap in Griekenland waren verontrust over deze propaganda, wetend dat ook zij daardoor gedupeerd konden worden.

In een brief gedateerd 21 september 1976 deelden vertegenwoordigers van de Centrale Joodse Raad in Griekenland de leiders van de Grieks-Orthodoxe Kerk officieel mee dat dergelijke beschuldigingen elke grond misten. In een rechtszaak op Kreta, waar de Grieks-Orthodoxe Kerk er bezwaar tegen had gemaakt dat de Getuigen werd toegestaan een corporatie te vormen, was de beschuldiging dat wij een zionistische organisatie zijn een van hun voornaamste argumenten geweest. Een wettelijke vertegenwoordiger van de joodse gemeenschap stelde dat Jehovah’s Getuigen geen enkele band met het judaïsme hebben. In een hoorzitting voor een hof van beroep aanvaardden de rechters deze verklaring. Weer was een achterbakse tactiek van de geestelijken verijdeld!

Overwinningen betreffende de neutraliteit

Alle broeders die worden opgeroepen voor militaire dienst worden met de neutraliteitskwestie geconfronteerd. Vóór 1977 werden de broeders herhaaldelijk opgeroepen om gevangenisstraffen uit te zitten; sommigen hebben meer dan twaalf jaar gevangengezeten! Een vertegenwoordiger uit Nederland legde deze kwestie op 25 april 1977 aan de Raad van Europa in Straatsburg voor. De uitspraak van de Raad resulteerde uiteindelijk in de beperking van de duur van de gevangenschap tot één straf van vier jaar. Toch zitten er in Griekenland op elk willekeurig moment nog altijd gemiddeld 400 broeders in de gevangenis.

Volgens de officiële Staatscourant beweert het Griekse leger dat het vrijstelling van militaire dienst verleent aan hen „die religieuze bedienaren, monniken en monniken in opleiding van een bekende religie zijn, indien zij zulks wensen”. Niettemin zaten tussen 1988 en 1992 verscheidene van de broeders die als religieuze bedienaren erkend zijn gevangenisstraffen uit wegens hun neutraliteit.

Een van hen legde zijn geval voor aan de Staatsraad. Hij tekende beroep aan tegen het bevel in het leger te gaan en tegen zijn daaropvolgende vonnis tot gevangenisstraf, verklarend dat hij een erkend religieus bedienaar was. Zijn beroep werd gehonoreerd — een dubbele overwinning omdat het enerzijds Jehovah’s Getuigen als een bekende religie erkende en anderzijds bevestigde dat Getuigen die door de regering als bedienaren worden erkend, vrijgesteld zijn van militaire dienst. Drie andere broeders ondernamen soortgelijke juridische stappen en werden eveneens in vrijheid gesteld.

De wet op proselitisme

De wet op proselitisme is een formidabele hindernis geweest in Griekenland. Aanvankelijk uitgevaardigd in 1938 en gewijzigd in 1939, werd deze wet opnieuw bevestigd in de grondwet van 1975.

Het meest in het oog springende proces waarbij proselitisme in het geding was, is dat van Kokkinakis v. Griekenland. Broeder Kokkinakis werd beboet en tot vier maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens proselitisme. Hij ging in beroep, waarop zijn straf werd verminderd tot drie maanden gevangenis en omgezet in een boete. Bij het Hooggerechtshof van Griekenland, het hof van cassatie, werd beroep aangetekend om het vonnis vernietigd te krijgen. In april 1988 verwierp dat hof het beroep in cassatie. Dit stelde broeder Kokkinakis in de gelegenheid zijn zaak aanhangig te maken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Op 7 december 1990 beschouwde de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens de klacht. Ze oordeelde unaniem dat Griekenland zich schuldig had gemaakt aan een ernstige schending van artikel 9 van de Europese Conventie van de Rechten van de Mens, dat betrekking heeft op religieuze vrijheid. De zaak werd „ontvankelijk” verklaard en verwezen naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.

Het resultaat was, zoals aan het begin van dit verslag werd opgemerkt, een klinkende overwinning voor de religieuze vrijheid in Griekenland. Hoe de Griekse rechtbanken, rechters en jury’s zullen reageren op het vonnis van 25 mei 1993 van dit hoge gerechtshof, zal alleen de tijd leren. Allen die rechtvaardigheid liefhebben, kunnen echter vertroosting putten uit de wetenschap dat er een Gerecht is dat veel hoger is dan elke menselijke rechtbank. De door God aangestelde Rechter daarvan leest alle mensenharten; hij zal gerechtigheid tot stand brengen, of de mens dit nu wel doet of niet. — Jes. 11:1-5.

Buitensporige fysieke mishandeling

Human Rights Without Frontiers, een blad dat in België wordt gepubliceerd, berichtte onlangs uitvoerig over deze wet op proselitisme. Het noemde deze wet „schandalig” en voegde eraan toe: „[De wet] verschafte een ’wettelijk alibi’ voor het ontketenen van een pogrom van religieuze vervolging in Griekenland, gericht tegen allen die het waagden geen volgeling te zijn van de ’sterk overheersende’ religie van het land.” In het blad werd opgemerkt dat deze wet geresulteerd had in „opzettelijke schendingen van de mensenrechten” variërend van processen, boeten en verbanning, tot „brute fysieke mishandeling, allerlei zware ontberingen en martelingen die, in veel gevallen, blijvende fysieke aandoeningen en handicaps voor de gekwelde, onschuldige slachtoffers tot gevolg hebben gehad, [in een aantal gevallen] ook een ondraaglijk pijnlijke dood”.

Ditzelfde blad citeert uitvoerig Getuigen die dit soort vervolging hebben overleefd. Getrouwe broeders en zusters spreken over buitensporige mishandeling: zij werden gestompt, geslagen, gestoken, bont en blauw geranseld en tot bloedens toe bewusteloos geslagen; zij werden gegeseld, door gepeupel overvallen, bespuwd, tegen de grond geworpen, getrapt en gestenigd; hun werden brandwonden toegebracht en zij werden gemarteld, met touwen en kettingen geboeid en neergeschoten. Savvas Tzezmetzidis vertelt: „Zij rukten mijn kleren af, bonden mijn handen en voeten aan elkaar en sleepten mij geheel naakt door dorens en distels over de kale grond, terwijl zij mij tegelijkertijd sloegen en schopten.”

In gevangenschap hebben de broeders verschrikkelijk geleden. Zij vertellen hoe zij van hun gezin werden weggerukt en weken doorbrachten in gevangeniscellen waarvan de vloer onder water stond, over ijskoude wintermaanden in onverwarmde cellen waar de wind vrij spel had, over langzaam verhongeren, over onvoldoende of geheel afwezige medische zorg, over voedsel dat opzettelijk bevuild was met uitwerpselen en andere onuitsprekelijke smerigheid en over allerlei psychologische en emotionele kwellingen.

Het tijdschrift citeert bijvoorbeeld één zo’n gevangene als volgt: „Zodra je in hechtenis genomen bent, begin je met af te dalen naar een kelder van de gevangenis. Hoe dieper je afdaalt, des te meer besef je dat iedere schijn van menselijk fatsoen en persoonlijke waardigheid in dat doolhof ten onder en volledig verloren gaat. Van dat moment af wordt alles en iedereen alleen nog beheerst door een oerdrift om ten koste van alles te overleven en een noodzaak om te ontsnappen . . . Op de smerige muren van die keldervertrekken zijn de geschiedenis, de pijn en de ellende geschreven van mensen die het ongeluk hebben gehad daar een deel van hun leven door te brengen. De gore smerigheid, de bergen afval en vuil, de ratten, de verstikkende lucht, het ene zielige gloeilampje dat zo dapper probeert de duisternis te verlichten, de verstopte en overstromende toiletten, de smerige . . . plassen, de versleten naalden en injectiespuiten, de bloedvlekken op de vloer en de cementen banken, de kapotte schuimrubber matrassen die enkele minuten van onmiddellijke maar onrustige slaap bieden, de hopeloze, miserabele gezichten, die doen denken aan de beklagenswaardige patiënten van het krankzinnigengesticht op Leros, en verloren zielen die je meelijwekkend vragen: ’Wat voor dag is het vandaag eigenlijk?’, en de vluchtelingen van overal die zachtjes kreunend voor zich uit droevige liedjes zingen in vreemd klinkende talen, en de koffieverkoper die met iedereen de vloer aanveegt en de schandelijke prijs van driehonderd drachmen rekent voor een plastic fles water, en de ’levenslangen’ die achter een gordijn proberen al hun seksuele frustratie af te reageren en de wanhopige behoefte die je in je voelt opwellen om eindelijk de brullende stem van de hoofdbewaker jouw naam te horen roepen, die klinkt als een boodschap uit de hemel om je uit deze ’hel op aarde’ te roepen naar het paradijs.”

In dezelfde trant vertelt Fotis Lazaridis: „Ik sliep op een lemen vloer bedekt met gebruikte papieren zakken . . . De kleding die ik droeg, was van de allerdunste soort. Het laken heb ik ook niet lang kunnen gebruiken. Ik moest het in kleine stukken scheuren om enkele ratteholen in de muur dicht te stoppen . . . De eerste nachten kropen ze in mijn slaap letterlijk over me heen. Wat de toilet-’faciliteiten’ betreft, was ik geheel aangewezen op de hoeken van mijn cel, een heel kleine cel van slechts 2 bij 1 . . . meter. . . . Het vocht droop van de muren.”

Volgens het blad zijn in de periode tussen 1938 (toen de wet op proselitisme werd aangenomen) en 1992 bijna 20.000 arrestaties wegens proselitisme verricht; wat „gewetensbezwaarden” betreft, meldt het dat 2269 mensen hebben terechtgestaan, 68 werden verbannen, 42 ter dood werden veroordeeld, 2 werden terechtgesteld en 4 werden doodgemarteld; ten slotte meldt het 4828 gevallen van lichamelijke mishandeling, waarvan 2809 door militaire functionarissen, 1059 door de politie en 252 door priesters. Betreffende deze laatste lijst voegt het blad eraan toe: „Duizenden anderen zijn aan alle mogelijke vernederende behandelingen onderworpen.”

Hoe kunnen menselijke schepselen zo’n hardvochtige behandeling verdragen? Gewelddadige vervolging is voor ware christenen niets nieuws. De apostel Paulus werd in datzelfde land mishandeld en gevangengezet, en hij maakte duidelijk dat hij niet in eigen kracht volhardde. Hij schreef: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent” (Fil. 4:13). Precies zo’n onwankelbaar geloof in Jehovah God heeft duizenden getuigen van Jehovah in staat gesteld zulk lijden te verduren.

Het Griekse volk staat in de geschiedenis echter bekend wegens zijn liefde voor recht en vrijheid. Jehovah’s Getuigen in de hele wereld hopen dat rechtgeaarde leden van de Griekse regering er spoedig toe zullen overgaan de internationale reputatie van hun land veilig te stellen door de invloed van de Grieks-Orthodoxe Kerk te beknotten en onschuldige mensen tegen vervolging te beschermen.

Expansie maakt nieuwe bijkantoorfaciliteiten nodig

Ondanks alle tegenstand blijft het predikingswerk in Griekenland voorspoed ondervinden. Het dienstjaar 1985 eindigde zelfs met meer dan 20.000 verkondigers. De bijkantoorfaciliteiten in Marousi waren nu te klein om de groeiende Bethelfamilie te huisvesten. Eerst loste het bijkantoor het probleem op door appartementen in de buurt te huren, later door een hotelletje op zo’n vier kilometer afstand aan te kopen. Maar dit waren slechts tijdelijke maatregelen.

Met toestemming van het Besturende Lichaam begon een speurtocht naar een plek waarop een nieuw bijkantoor gebouwd kon worden. Dit was niet gemakkelijk, aangezien strenge bouwwetten een combinatie van woongebouw en drukkerij niet toestaan. Uiteindelijk werd er zestig kilometer ten noorden van Athene 22 hectare land gekocht langs de nationale snelweg tussen Athene en Thessaloníke. Na twee en een half jaar gewacht te hebben op de bouwvergunning konden de broeders in 1989 een begin maken met het werk aan het project.

Het terrein ligt in Eleona, op een heuvelhelling met uitzicht op bergen en goed bevloeide dalen. Het bijkantoor is zowel vanaf de weg als vanuit de trein te zien. Het woongedeelte bestaat uit 22 huizen, elk met accommodatie voor acht personen. Alle gebouwen in het complex zijn in dezelfde aangenaam ogende landelijke stijl opgetrokken.

Natuurlijk hebben de orthodoxe geestelijken zich van meet af aan tegen het project verzet. Zij organiseerden zelfs een demonstratie met zo’n 2500 personen bij het bouwterrein. De overheid zond echter een peloton van 200 man oproerpolitie om de raddraaiers de toegang tot het terrein te beletten, zodat het protest als een nachtkaars uitging. Priesters voerden ook optochten door de straten van Athene aan met spandoeken waarop tegen het project werd geprotesteerd.

Het nieuwe bijkantoor werd op 13 april 1991 ingewijd en de broeders en zusters waren opgetogen Milton Henschel en Albert Schroeder van het Besturende Lichaam in hun midden te hebben voor die mijlpaal in de geschiedenis van Jehovah’s volk in Griekenland. Duizenden broeders en zusters stelden vrijwillig hun tijd en energie beschikbaar om met het project te helpen. De liefde en zorg van Jehovah God en zijn aardse organisatie traden duidelijk aan het licht. Zelfs wereldse toeschouwers stonden ervan te kijken hoe gebouwen „als paddestoelen uit de grond schoten”. Ondanks alle tegenstand heeft Jehovah in Eleona een hedendaags wonder verricht. De woorden van Paulus uit 2 Korinthiërs 13:8 komen ons in gedachten: „Wij kunnen niets tegen de waarheid doen, maar alleen vóór de waarheid.”

Een opkomend getij van waarheid!

Sedert het kleine begin in 1905 heeft het aantal lofprijzers van Jehovah nu de mijlpaal van 25.000 overschreden. De waarheidswateren zijn van een sijpelend straaltje aangezwollen tot een ware vloed. De activiteit van Jehovah’s volk in dit land heeft een geweldig getuigenis voor de naam van Jehovah, onze God, tot resultaat gehad. Dit verslag vermeldt slechts enkele namen, maar in werkelijkheid hebben duizenden broeders en zusters daaraan bijgedragen. De waarheidsvlam brandt helder in veel Griekse harten, in het hart van nederige mannen en vrouwen die onbevreesd het goede nieuws in heel Griekenland en zijn eilanden hebben gesproken. Velen van hen hebben smartelijk geleden en verscheidenen hebben zelfs hun leven geofferd ter wille van Jehovah’s naam. Hun loyale rechtschapenheid heeft Jehovah’s hart verheugd. — Spr. 27:11.

De strijd tegen de leugen moet doorgaan tot het einde van dit samenstel van dingen. In dit land, waar Paulus op de Areopagus stond om het goede nieuws te verdedigen en waar Johannes de Openbaring ontving terwijl hij op het eiland Patmos in ballingschap vertoefde, blijven Jehovah’s Getuigen een zware strijd voor het geloof voeren. Ondanks duizenden rechtszaken en door de geestelijkheid aangestichte vervolging, zelfs ondanks de dood van enkele ware aanbidders, is het waarheidslicht altijd blijven branden. Thans straalt het helderder dan ooit tevoren. En het zal blijven stralen! Het rijzend getij van waarheidswater zal blijven aanzwellen tot niet alleen het land Griekenland maar de hele aarde „vervuld [zal] zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken”. — Jes. 11:9.

[Voetnoot]

^ ¶7 De Ionische Zee, langs de westkust van Griekenland, ontleent haar naam vermoedelijk aan die van Javan.

[Kader op blz. 109]

EEN GEMAKKELIJK TE BEGRIJPEN BIJBEL

Het „Goddelijk onderwijs”-districtscongres van 1993 betekende weer een mijlpaal in de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen in Griekenland. Tientallen jaren lang hebben predikers van het goede nieuws de Vamvasvertaling van de bijbel gebruikt. Deze vertaling, die in de negentiende eeuw is vervaardigd, gebruikt de Katharevousa, een puristisch Grieks dat, hoewel meer eigentijds dan de Koinè van de oorspronkelijke christelijke Geschriften, voor de hedendaagse lezer toch te ouderwets is. Vooral jonge mensen vinden veel in de Vamvasvertaling moeilijk te vatten. Dit heeft de vooruitgang in begrip van de bijbel belemmerd.

De Griekse Getuigen waren derhalve opgetogen toen Albert Schroeder van het Besturende Lichaam op zondag 18 juli 1993, de laatste dag van het „Goddelijk onderwijs”-districtscongres, een nieuwe vrijgave bekendmaakte — De Christelijke Geschriften vertaald uit de New World Translation. Op drie congresplaatsen, die telefonisch met elkaar verbonden waren, reikten dienstverleners binnen vijf minuten meer dan 30.000 exemplaren aan de congresbezoekers uit. Allen waren aldus in staat broeder Schroeder te volgen toen hij de aandacht vestigde op enkele van de vele verbeteringen in deze nieuwe publikatie ten opzichte van de Vamvasvertaling. Het opmerkelijkst daarvan is het gebruik van Gods naam, Jehovah, die 237 maal in de tekst voorkomt. De nieuwe weergave bevat tevens 68 bladzijden met indexen, wetenschappelijke opmerkingen over de tekst, kaarten en bijbelse onderwerpen voor gesprekken. Het was dus geen wonder dat deze nieuwe vrijgave enthousiast werd begroet met applaus en gejuich en zelfs met tranen.

[Tabel op blz. 114]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Verkondigers

25.000

20.000

15.000

10.000

5.000

0

1938 1950 1960 1970 1980 1992

Arrestaties (cumulatief)

25.000

20.000

15.000

10.000

5.000

0

1938 1950 1960 1970 1980 1992

[Kaart op blz. 66]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Filippi

Thessaloníke

Lárisa

Korinthe

Athene

Eleona

THESSALIË

KORFOE

KRETA

[Illustraties op blz. 72, 73]

1. George Koukoutianos in 1927. 2. Nicolas Kouzounis in de beruchte gevangenis van Kabála in 1948. 3. Grigoris Grigoriadis aan zijn bureau op Bethel, Kartalistraat, Athene. 4. Visnetten boeten op Levkás. 5. George Douras (zie pijl) met de gemeente Athene. Achtergrond: Kabála, het oude Neapolis, de haven waar de apostel Paulus voor het eerst voet aan land zette in Europa.

[Illustraties op blz. 88, 89]

1. Plato Idreos met zijn vrouw Phyllis. 2. Athanassios Karanassios, de eerste bijkantoorvertegenwoordiger van het Genootschap in Griekenland. 3. Visser in Molivos op het eiland Mytilene. 4. Michael Kaminaris (tweede van links), nog steeds een lid van de Bethelfamilie in Griekenland. 5. Het Kanaal van Korinthe. Achtergrond: Patmos, het eiland waar de apostel Johannes in 96 G.T. van Jezus Christus de Openbaring ontving.