Réunion
Réunion
DE EERSTEN die het eiland Réunion aandeden, waren hoogstwaarschijnlijk Arabische kooplieden. Ze troffen een tropisch paradijs aan. Als een groen juweel in de diepblauwe Indische Oceaan kan Réunion het qua natuurschoon en afwisseling makkelijk tegen een heel continent opnemen. Stranden van vulkanisch zand, ontelbare watervallen, regenwouden, een overvloed aan wilde bloemen, diepe dalen, ruige vulkanische bergtoppen, begroeide caldeira’s met een doorsnede van vele kilometers en een actieve vulkaan: het is nog maar een deel van al het moois dat het eiland te bieden heeft.
Ze mogen dan op een schitterend eiland wonen, veel mensen op Réunion hebben waardering gekregen voor iets wat nog mooier is dan de dingen die ze om zich heen kunnen zien. Ze hebben de kostbare waarheden uit Gods Woord lief gekregen. Robert Nisbet, een zendeling die het nabijgelegen Mauritius als zijn gebied had, was de eerste Koninkrijksverkondiger die voet aan wal zette op Réunion. Hoewel hij in september 1955 maar een paar dagen bleef, wist hij heel wat belangstelling voor de Bijbel te wekken. Zo liet hij veel lectuur achter en sloot hij een aantal abonnementen op Ontwaakt! af. Hij hield per brief contact met de geïnteresseerden.
Tussen 1955 en 1960 brachten hij en Harry Arnott, die als zoneopziener kwam, een paar korte bezoekjes aan het eiland. In 1959 vroeg het Franse bijkantoor Adam Lisiak, een Franse pionier en gepensioneerd mijnwerker van Poolse afkomst die op Madagaskar diende, om Réunion te bezoeken. Adam bracht heel de maand december op het eiland door. Hij schreef: „Negentig procent van de bevolking is overtuigd katholiek, maar velen willen graag meer over Gods Woord en de nieuwe wereld weten. De priesters proberen de verbreiding van de waarheid tegen te gaan. Iemand zei tegen een Ontwaakt!-abonnee
dat de plaatselijke priester ons boek ’God zij waarachtig’ wilde lenen. ’Hij kan het lenen,’ zei de abonnee, ’maar dan moet hij het wel zelf komen halen.’ De priester is nooit geweest.”ER KOMT HULP UIT FRANKRIJK
Het Franse bijkantoor, dat destijds zorg droeg voor het werk op Réunion, nodigde bekwame verkondigers uit om naar het eiland te verhuizen. De familie Pégoud — André, Jeannine en hun zesjarige zoontje, Christian — gaf samen met Noémie Duray, een familielid van hen, gehoor aan die oproep. Ze kwamen in januari 1961 aan. Noémie, beter bekend als Mimi, diende twee jaar als speciale pionier voordat ze naar Frankrijk terugkeerde.
Ze troffen direct veel belangstelling aan en hielden zelfs vergaderingen in hun hotelkamer in de hoofdstad, Saint-Denis. Toen het gezin hun hotelkamer verwisselde voor een huis, hielden
ze de vergaderingen daar. Ongeveer een jaar later huurde de pas opgerichte groep in Saint-Denis een zaaltje dat plaats bood aan zo’n dertig mensen. Het was een houten gebouwtje met een golfplaten dak, twee vensteropeningen met luiken ervoor en een deur. Nadat de broeders toestemming hadden gekregen, braken ze de binnenmuren af, bouwden ze een klein podium en zetten ze houten banken zonder rugleuning neer.Op wolkeloze, tropisch warme zondagochtenden fungeerde het ijzeren dak als een superefficiënte radiator, en al gauw baadden alle aanwezigen in het zweet, vooral degenen die op het podium stonden, met hun hoofd slechts een paar centimeter van het dak af. En omdat de zaal vaak tjokvol zat, stonden velen buiten bij de venstergaten en in de deuropening te luisteren, wat de ventilatie, die toch al slecht was, nog verder belemmerde.
’WE VOELEN ONS OVERWELDIGD!’
Ondanks het ongemak voelde iedereen zich welkom, en tegen het einde van het eerste jaar woonden zo’n vijftig personen geregeld de vergaderingen bij. Het aantal Koninkrijksverkondigers steeg tot zeven, en er werden 47 Bijbelstudies geleid! Sommige nieuwelingen studeerden tweemaal per week. „We zijn echt heel blij,” schreven de broeders, „maar we voelen ons wel een beetje overweldigd.”
Een van de nieuwelingen was Myriam Andrien, die in 1961 op Madagaskar met een Bijbelstudie was begonnen. Ze herinnert zich dat de eerder genoemde zaal ook als een soort congreshal fungeerde. De broeders maakten dan gewoon een schaduwrijke uitbouw van palmtakken. In die beginperiode werden de grotere vergaderingen door wel 110 personen bezocht.
Tot degenen die in oktober 1961 op een kringvergadering op Mauritius werden gedoopt, behoorden David Souris, Marianne Lan-Ngoo en Lucien Véchot, die allemaal een belangrijke rol hebben gespeeld in het predikingswerk. Het jaar daarop nam het aantal verkondigers toe tot 32, terwijl de pioniers elk wel dertig Bijbelstudies leidden! Het aantal aanwezigen op
de zondagvergaderingen liep op tot honderd. De bezoekers vertegenwoordigden verschillende etnische groepen.Een groot deel van de Indiase bevolking van Réunion beoefent een mix van twee religies: het katholicisme en het hindoeïsme. Voor sommigen van hen was het een hele strijd om hun oude gewoonten op te geven. Maar het geduld, de vriendelijkheid en het ferme standpunt van de broeders en zusters voor wat juist is, wierpen vaak goede resultaten af. Zo studeerde een pionierster met een vrouw die na twee jaar nog steeds valse religie beoefende, de toekomst voorspelde en met een man samenleefde. De pionierster besloot de studie aan een andere zuster over te dragen om te zien of die haar misschien kon helpen. „Na een paar maanden”, schrijft die zuster, „begon de vrouw de dingen beter te begrijpen en stopte ze tot mijn grote vreugde met haar spiritistische praktijken. Maar ze was nog steeds niet wettig getrouwd. Ze zei dat haar vriend zich niet wilde binden. Uiteindelijk koos ze ervoor bij haar vriend te blijven en dus zat er voor mij niets anders op dan de studie te beëindigen.
Op een dag kwam ik de vrouw op straat tegen, en ze vroeg me of ik weer met haar wilde studeren. Ik stemde toe, op voorwaarde dat ze liet zien dat ze het echt meende door de dingen die ze al geleerd had in praktijk te brengen. Ik gaf haar de raad de kwestie in gebed aan Jehovah voor te leggen, wat ze ook deed. Daarna raapte ze al haar moed bijeen en had ze een eerlijk gesprek met haar vriend. Tot haar grote blijdschap was hij bereid met haar te trouwen. Wat meer is, hij begon samen met zijn kersverse echtgenote de vergaderingen te bezoeken.”
Réunion had in het dienstjaar 1963 elf hoogtepunten in Koninkrijksverkondigers; het laatste was 93. Er waren inmiddels twee gemeenten en één groep. Bij de eerste doopplechtigheid op Réunion zelf, die in december 1962 op het strand van Saint-Gilles-les Bains werd gehouden, werden 20 nieuwelingen ondergedompeld. Bij de tweede, in juni 1963, waren dat er 38. In 1961 had Réunion één verkondiger op elke 41.667 bewoners. Drie jaar later was die verhouding één op de 2286. 1 Kor. 3:6.
Jehovah zorgde beslist voor wasdom op dit geestelijk vruchtbare eiland. —DE KONINKRIJKSBOODSCHAP BEREIKT NIEUWE GEBIEDEN
In 1965 — vier jaar na de komst van het eerste Getuigengezin — telde de gemeente in Saint-Denis al meer dan 110 verkondigers, die elke drie weken door hun gebied gingen! Maar andere gebieden werden bijna nooit bewerkt. De oplossing? De Getuigen huurden bussen om in andere kustplaatsen te prediken, zoals Saint-Leu, Saint-Philippe en Saint-Pierre.
De broeders en zusters waren soms uren onderweg om bepaalde gebieden te bereiken, dus gingen ze ’s morgens al vroeg op pad. De wegen waren vaak smal en steil en zaten vol bochten. De rit van Saint-Denis naar de havenstad Le Port, waar je nu een kwartier over doet, was toen een twee uur durende beproeving. „Er was geloof nodig om die route te nemen”, vertelt een broeder. Zelfs de nieuwe weg is niet ongevaarlijk, want er is altijd kans op vallend gesteente. Op sommige plekken loopt de bergwand naast de weg bijna loodrecht omhoog, en bij hevige regenval wil er weleens een stuk rots losraken, soms van enkele tonnen. In de loop van de jaren hebben een aantal mensen op die manier de dood gevonden.
„Toen ik een jaar of acht was,” zegt Christian Pégoud, „verspreidde onze groep in geïsoleerde gebieden wel vierhonderd
tot zeshonderd tijdschriften. De Wachttoren was verboden, dus verspreidden we alleen Ontwaakt! Omdat enkele ongelovige maar vriendelijke echtgenoten zo’n dagje uit wel leuk vonden, kwamen ze met hun vrouw mee, al gaven ze geen getuigenis. Na de velddienst hadden we een picknick. Dat was voor ons kinderen echt een feest. Ik kan jullie verzekeren dat die speciale activiteiten een enorme uitwerking op me hebben gehad.”ORGANISATORISCHE VERANDERINGEN BESPOEDIGEN HET WERK
De eerste vertegenwoordiger van het internationale hoofdbureau die een bezoek bracht aan Réunion was Milton G. Henschel. In mei 1963 hield hij een speciale lezing voor een gehoor van 155 personen. Als gevolg van zijn bezoek werden er vier speciale pioniers aangesteld om zorg te helpen dragen voor de gemeenten en om gebieden te bewerken waar het goede nieuws nog niet was gepredikt. David Souris werd aan Le Port toegewezen, Lucien Véchot aan de stad Saint-André, en Marianne Lan-Ngoo en Noémie Duray (nu Tisserand) aan Saint-Pierre.
Op 1 mei 1964 werd het toezicht op het werk, dat tot op die tijd door Frankrijk was uitgeoefend, aan Mauritius overgedragen. Ook werd er op Réunion een lectuurdepot gevestigd.
Intussen werden de verkondigers uitgenodigd om meer niet-toegewezen gebieden te bewerken, en de broeders kregen de aanmoediging naar verantwoordelijkheden in de gemeente te streven, zodat er goed voor de vele nieuwelingen die in de waarheid kwamen gezorgd kon worden. In het dienstjaar 1964 werden namelijk 57 personen gedoopt, van wie 21 op één kringvergadering!Het jaar daarvoor had de groep in Saint-André een aanvraag ingediend voor het vormen van een gemeente. In de aanvraag stond: „Eind juni 1963 zullen we met twaalf gedoopte verkondigers zijn, en in de volgende twee maanden komen er waarschijnlijk nog vijf of zes verkondigers bij. De broeders en zusters leiden nu dertig Bijbelstudies.” De aanvraag werd goedgekeurd, en twee broeders droegen zorg voor de gemeente: Jean Nasseau als gemeentedienaar of presiderend opziener, en Lucien Véchot als zijn assistent. Ze waren allebei nog geen twee jaar in de waarheid.
De 38-jarige Jean, een grote man met een al even groot hart, was behalve leraar op een technische school ook bouwmeester. Hij was in 1962 gedoopt en bezat de capaciteiten en het vermogen om dingen gedaan te krijgen ter bevordering van het Koninkrijkswerk. Hij bouwde zelfs op eigen kosten en op zijn eigen stuk grond in Saint-André een Koninkrijkszaal, de tweede op Réunion. De zaal, een stevig, goed afgewerkt houten gebouw, bood met gemak plaats aan ruim vijftig mensen. In het gebied dat oorspronkelijk door de groep in Saint-André bewerkt werd, zijn inmiddels acht gemeenten. In 1997 is Jean in getrouwheid aan Jehovah gestorven.
De derde groep die in het begin van de jaren zestig ontstond, was die in Le Port, waartoe ook geïnteresseerden behoorden uit Saint-Paul, zo’n acht kilometer naar het zuiden. De havenstad Le Port bestond uit eenvoudige houten huizen, omgeven door een cactusachtige wolfsmelksoort zonder stekels. David Souris huurde er een huis en hield daar vergaderingen. In december 1963 diende de groep een aanvraag in voor het vormen van een gemeente. Er waren zestien Koninkrijksverkondigers,
van wie er acht gedoopt waren, en ze gingen elke maand gemiddeld 22,5 uur in de velddienst. David en zijn assistent alleen al leidden 38 Bijbelstudies! Toen de kringopziener die maand zijn bezoek bracht, waren er 53 personen op de openbare lezing.Er werden aan Le Port ook speciale pioniers toegewezen: Christian en Josette Bonnecaze. Christian was in Frans Guyana gedoopt en begin jaren zestig naar Réunion gekomen. Hij was toen nog niet getrouwd en was als enige van zijn familie in de waarheid. Broeder Souris was zo vriendelijk om naar een andere woning te verhuizen, zodat Christian en Josette in het huis konden wonen waar de vergaderingen gehouden werden. Maar na een tijdje werd de gemeente zo groot dat ook zij moesten verhuizen!
Ondertussen begonnen geestelijken in dit overwegend katholieke gebied de mensen tegen de Getuigen op te zetten. Overdag wierpen kinderen en jongeren vaak met stenen naar de verkondigers en ’s avonds gooiden ze stenen bij broeders en zusters op het dak.
Raphaëlla Hoarau, die nog maar pas de Bijbel bestudeerde, kende enkelen van die jongeren. Toen er weer eens met stenen was gegooid, volgde ze de daders naar hun huis. „Als jullie
nog eens met stenen gooien naar mijn broeder,” zei ze, „krijgen jullie het met mij aan de stok.”„Oh, sorry, mevrouw Hoarau”, zeiden ze. „We wisten niet dat het uw broer was.”
Raphaëlla is in de waarheid gekomen, evenals haar drie dochters. Een van hen, Yolaine, is later met Lucien Véchot getrouwd.
De geestelijken mochten dan nog zo hun best doen om vooroordeel te kweken, dankzij het enthousiasme van de broeders en zusters en met Gods zegen ontstond er in Le Port een ijverige gemeente. De zaal was al gauw te klein. Vaak waren er buiten nog meer toehoorders dan binnen. Op elk denkbaar plekje werden stoelen neergezet, zelfs op het podium, en op de rand van het podium zat een hele rij kinderen met hun gezicht naar de zaal. Uiteindelijk bouwden de Getuigen een mooie Koninkrijkszaal, en nu zijn er in dit gebied wel zes gemeenten.
PIONIERS NEMEN HET VOORTOUW
Een van de eerste pioniers op Réunion was Annick Lapierre. „Annick heeft met mijn moeder en mij gestudeerd”, vertelt Myriam Thomas. „Ze moedigde me aan mijn best te doen in
de dienst, en ik vertelde haar dat ik wilde gaan pionieren. Ik ben na zes maanden gedoopt. In die tijd was het hele eiland ons gebied, en we deden bijna alles lopend, want er waren geen bussen en bijna geen auto’s. Maar broeder Nasseau had een auto en hij nam ons, als het even ging, mee in de dienst. Prediken was een feest, en we waren allemaal heel gemotiveerd.”Henri-Lucien Grondin, die een gezin had, vertelt: „We moedigden de kinderen altijd aan om te gaan pionieren. De kringopzieners doordrongen ons ervan hoe belangrijk het is Jehovah altijd het beste te geven wat je hebt. Henri-Fred, onze oudste, is nu veertig, en hij heeft de volletijddienst tot zijn loopbaan gemaakt.”
„We hadden in de gemeente een grote groep ijverige jongeren”, herinnert Henri-Fred zich. „Sommige waren gedoopt, andere, zoals ik, nog niet. Maar in de schoolvakanties gingen we allemaal zestig uur in de dienst. We hebben onze geestelijke doelen nooit uit het oog verloren, en nu ben ik samen met mijn vrouw, Evelyne, in de kringdienst.”
TEGENSTAND VAN DEMONEN
Spiritisme komt op Réunion veel voor. „In het dorpje La Montagne”, vertelt Jeannine Corino (vroeger Pégoud), „trof ik een man aan die zei dat hij me zou vervloeken door spelden in een pop te steken. Ik begreep niet waar hij het over had, dus vroeg ik mijn Bijbelstudie om uitleg. ’Die man is een toverdokter,’ zei ze, ’en hij gaat de geesten aanroepen om je kwaad te doen.’ Ik verzekerde haar dat Jehovah degenen beschermt die volkomen op hem vertrouwen. Het behoeft geen betoog dat me niets is overkomen.”
Een broeder weet nog dat zijn familie seances gaf toen hij klein was. In 1969 kwam hij met Jehovah’s Getuigen in contact en begon hij de Bijbel te bestuderen. De demonen probeerden hem te ontmoedigen door hem met doofheid te slaan als hij naar de vergaderingen ging. Maar hij bleef gaan, en ook liet hij de lezingen opnemen zodat hij er thuis naar kon luisteren. Jak. 4:7.
Het duurde niet lang of de demonen lieten hem met rust. Kort daarna ging hij mee in de velddienst. —In 1996 begon Roséda Caro, een lid van de pinkstergemeente, met de Getuigen de Bijbel te bestuderen. Ze was blind geworden omdat ze op advies van vrienden in haar kerk met haar medicijnen tegen suikerziekte was gestopt. Haar man, Cledo, die banden had met de plaatselijke communistische partij, was de schrik van de buurt vanwege zijn gewelddadige karakter. Hij beoefende ook toverij, nam deel aan hindoeceremonies en ging later over tot de pinkstergemeente.
Toen Roséda begon te studeren, bood Cledo haar tegenstand, en hij bedreigde zelfs de gemeenteouderlingen. Maar Roséda gaf geen krimp. Een paar maanden later werd Cledo in een ziekenhuis opgenomen en raakte hij in coma. Toen hij uiteindelijk uit zijn coma ontwaakte, kwamen twee Getuigen hem wat soep brengen. Hij nam aan dat de soep voor zijn vrouw was.
„Nee meneer Caro, de soep is voor u!”, zeiden de twee zusters.
„Dat raakte me diep”, zegt Cledo. „Niemand van de pinkstergemeente was me komen opzoeken, maar hier stonden twee Getuigen van Jehovah — juist die mensen die ik zo had tegengestaan — en brachten me iets te eten. Ik dacht bij mezelf: Jehovah, de God van mijn vrouw, bestaat echt. Daarna zond ik in stilte een gebed op waarin ik vroeg of Roséda en ik in het geloof verenigd mochten worden.”
Dat nederige verzoek van Cledo was geen bevlieging. Voordat hij ziek werd, was zijn houding al iets milder geworden en had hij zijn vrouw toestemming gegeven om bij een buurvrouw thuis te studeren. Op een dag zei hij tegen Roséda en de zuster die met haar studeerde: „Ik vind het niks dat jullie daar studeren. Studeer maar bij ons thuis.” Dat deden de vrouwen. Maar zonder dat ze het wisten, zat Cledo in de kamer ernaast mee te luisteren, en wat hij hoorde, beviel hem. Hoewel Cledo niet kon lezen of schrijven, studeerde hij toen hij weer beter was tweemaal per week, en in 1998 werd hij gedoopt. Ondanks ouderdomskwalen dienen Cledo en Roséda God nog steeds trouw.
PREDIKEN IN HET BINNENLAND
Een klein gedeelte van de bevolking van Réunion woont ver van de kust in diepe dalen die ingesloten zijn door steile bergen van 1200 meter hoog of meer. Anderen wonen hoog in het bergmassief, in de grote, groene caldeira’s van een reusachtige, uitgedoofde vulkaan. Sommigen van hen zien zelden of nooit de zee. Een van de caldeira’s bijvoorbeeld, de Cirque de Mafate, is alleen te voet of per helikopter bereikbaar.
Louis Nelaupe, een afstammeling van Afrikaanse slaven, groeide op in de Cirque de Mafate. Als jonge man hielp hij mee om de katholieke priester rond te dragen in een draagstoel. Louis verhuisde later naar Saint-Denis, waar hij in de waarheid kwam. Natuurlijk wilde hij zijn familieleden graag over zijn pas gevonden geloof vertellen. Daarom gingen Louis en zijn vrouw, Anne, met nog twee zusters — een van 15 en een van 67 — op een dag in 1968 te voet op weg naar het binnenland. Ze hadden een knapzak, een koffer en een tas met lectuur bij zich.
Eerst liepen ze langs een rivierbedding en daarna over een smal, kronkelig bergpad. Op sommige plekken liep het pad pal langs een steile rotswand, met aan de andere kant een ravijn. Ze gaven onderweg bij elk huis getuigenis. „Die avond”, zegt Louis, „zorgde Jehovah voor ons. De enige winkelier in het gebied stelde ons namelijk een huisje met twee kamers ter beschikking, compleet met bedden en een keuken. ’s Morgens gingen we weer verder. Onze route voerde ons over de rand van een 1400 meter hoge berg de caldeira in, een groot, natuurlijk amfitheater.
Ten slotte arriveerden we bij het huis van een oude vriend, die ons gastvrij ontving. De volgende dag lieten we een deel van onze bagage bij hem achter en vervolgden we onze reis. We leefden van kleine guaven, die daar in het wild groeien, en predikten tot nederige mensen die nog nooit van de Koninkrijksboodschap hadden gehoord. Om zes uur ’s avonds kwamen we bij het huis van een familielid aan. Ze was blij ons te zien en ging gelijk een heerlijk kipgerecht klaarmaken, wat ons deed denken aan Abraham en Sara, die Gods engelen van voedsel voorzagen (Gen. 18:1-8). Natuurlijk gaven we haar getuigenis terwijl ze aan het koken was. Om elf uur ’s avonds zaten we eindelijk te eten.
De dag daarna, een donderdag, trokken we het hele dal rond; we aten guaven en bezochten alle huizen die we konden vinden. Eén man bood ons koffie aan, zodat we wat konden uitrusten — onze voeten althans, niet onze tong! Deze man genoot zo van ons Bijbelse gesprek dat hij met ons meeliep naar alle huizen binnen een straal van zo’n anderhalve kilometer van zijn eigen huis. Onder het lopen speelde hij op zijn mondharmonica.
Uiteindelijk kwamen we weer terug op het punt waar we onze bagage hadden achtergelaten, en daar brachten we de nacht door. Toen we vrijdagavond laat weer thuiskwamen, hadden we met z’n vieren, dus ook onze lieve zuster van 67, zo’n 150 kilometer gelopen; we hadden zestig huizen bezocht
en ruim honderd stuks lectuur verspreid. Lichamelijk waren we vermoeid maar geestelijk voelden we ons verkwikt. Voor mij was de tocht naar de Cirque de Mafate natuurlijk ook een terugkeer naar de plek waar mijn wortels lagen.”VAN TWEE VERKONDIGERS NAAR VIJF GEMEENTEN
In 1974 verhuisden Christian Pégoud en zijn moeder naar La Rivière, een plaats in het zuiden waar nog geen gemeente was. „We hielden de vergaderingen in onze garage, en al gauw kwamen er dertig personen”, zegt Christian, die inmiddels twintig jaar was. „Ik richtte een studie op bij een vrouw en haar dochter, Céline, die met Ulysse Grondin verloofd was. Ulysse, een strijdbare communist, wilde niet dat zijn verloofde met ons studeerde. Maar Céline wist Ulysse over te halen om naar ons te luisteren, waarop mijn moeder hem en zijn ouders bezocht. Tot onze grote opluchting luisterden ze naar mijn moeder, en wat ze hoorden, stond hun wel aan. Het hele gezin ging studeren, en in 1975 werden Ulysse en Céline gedoopt en trouwden ze. Ulysse werd later als ouderling aangesteld.”
Christian vertelt verder: „Ons gebied omvatte behalve La Rivière ook de dorpen Cilaos, Les Avirons, Les Makes en L’Étang-Salé in het binnenland. We troffen in Les Makes veel belangstelling aan. Boven het dorp ligt Le Cap, een deel van de rand van een uitgedoofde vulkaan. Daarvandaan kun je op een heldere morgen op ruim driehonderd meter onder je een reusachtig, met plantengroei bedekt amfitheater zien.”
Op een boerenbedrijfje aan de voet van Le Cap woonde de familie Poudroux. De oudste zoon, Jean-Claude, herinnert zich: „Mijn vier broers, vijf zussen en ik hielpen mijn vader groenten voor de markt te verbouwen. Mijn vader kweekte ook geraniums en distilleerde ze om een geurstof te produceren die in parfums wordt gebruikt. Het was een kilometer of vijf lopen naar de school in het dorp. Vaak hadden we dan tuinbouwproducten bij ons, en op de terugweg droegen we soms wel tien kilo aan kruidenierswaren — allemaal op ons hoofd.
Vader was een harde werker, en dat respecteerden we in hem. Maar net als vele anderen was hij een zware drinker, en als hij onder invloed was, werd hij gewelddadig. Mijn broers en zussen en ik maakten thuis vaak bijzonder onaangename situaties mee en we zagen de toekomst van ons gezin somber in.”
Jean-Claude vervolgt: „In 1974 kwam ik in contact met een pionier. Ik werkte als leerkracht in La Rivière. Vanwege de huichelarij en het onrecht dat ik in de kerken had gezien, was ik zo’n beetje atheïst. Maar ik was ervan onder de indruk dat de broeder al mijn vragen aan de hand van de Bijbel beantwoordde. Mijn vrouw, Nicole, en ik begonnen te studeren. Ook bezochten we mijn familie om de Bijbelse waarheid met hen te delen. De gesprekken met mijn broers en zussen duurden vaak tot diep in de nacht. Soms luisterden mijn ouders mee.
Al gauw kwamen mijn broers Jean-Marie en Jean-Michel en mijn zus Roseline geregeld naar ons huis om met de studie mee te doen. We maakten geestelijke vorderingen, werden verkondigers en werden allemaal in 1976 gedoopt. Helaas beschuldigde mijn vader mij ervan dat ik een slechte invloed op mijn broers en zussen had, en hij wilde niet meer met me praten. Hij werd zelfs zo agressief dat ik in het openbaar maar liever uit zijn buurt bleef!
Mijn moeder kon niet lezen of schrijven maar nam toch studie. En ik ben blij te kunnen zeggen dat de houding van mijn vader uiteindelijk minder afwijzend werd. In 2002 begon hij zelfs de Bijbel te bestuderen. Nu zijn 26 leden van onze familie gedoopt, onder wie mijn negen broers en zussen, ikzelf, onze huwelijkspartners en onze moeder, die ondanks haar hoge leeftijd nog steeds ijverig is. Jean-Michel en Jean-Yves zijn een tijdlang in de kringdienst geweest maar moesten daar om gezondheidsredenen mee stoppen. Ze zijn allebei gemeenteouderling, en Jean-Yves pioniert daarnaast nog, samen met zijn vrouw, Roséda. Mijn oudste zoon en ik dienen als ouderling.”
Toen Christian Pégoud en zijn moeder in 1974 arriveerden, was er in La Rivière en de omliggende plaatsen geen enkele gemeente. Nu zijn er vijf. Een ervan is in het plaatsje Cilaos, dat
hoog in de Cirque de Cilaos ligt en beroemd is om zijn bronnen en zijn thermaalbad. Hoe is de gemeente Cilaos ontstaan? In 1975 en 1976 legden verkondigers van La Rivière elke donderdag de 37 kilometer lange smalle slingerweg naar Cilaos af, die berucht was om zijn vallend gesteente, en predikten daar dan tot een uur of vijf ’s middags. Hun inspanningen hebben vrucht afgeworpen, want nu zijn er in die plaats ongeveer dertig verkondigers, en ze hebben hun eigen Koninkrijkszaal.GEESTELIJKE GROEI IN HET ZUIDEN
De plaatselijke bevolking noemt het zuidelijke deel van Réunion met recht ’het woeste zuiden’. Enorme golven spatten met donderend geweld uiteen tegen de nogal kale kust, die door Réunions actieve vulkaan, de Piton de la Fournaise, wordt gedomineerd. Saint-Pierre is de grootste plaats in het gebied. Denise Mellot en Lilliane Pieprzyk werden er eind jaren zestig als speciale pioniers naartoe gestuurd. Later, toen er meer belangstelling kwam, sloten Michel Rivière, een speciale pionier, en zijn vrouw, Renée, zich bij de twee zusters aan.
Een van de eersten in het gebied die Bijbelstudie kregen, was Cléo Lapierre, een bouwvakker die in 1968 in de waarheid kwam. „De eerste vergadering die ik bezocht, werd onder een grote boom gehouden”, zegt Cléo. „De ’Koninkrijkszaal’ — een schuur van drie bij drie meter — werd net afgebroken om plaats te maken voor een grotere, en ik mocht meehelpen met de bouw ervan.”
In datzelfde jaar werd Cléo, die reservist was, opgeroepen voor militaire dienst. „Met het beetje Bijbelkennis dat ik bezat,” vertelt Cléo, „zette ik in een brief aan de autoriteiten mijn nieuwe standpunt uiteen, dat van neutraliteit. Er kwam geen reactie, dus ging ik naar de legerbasis in Saint-Denis, aan de andere kant van het eiland, om poolshoogte te nemen. Een officier stuurde me naar huis, maar zei me dat ik er rekening mee moest houden dat ik de gevangenis
in moest. Dus bad ik veel en studeerde ik ijverig. Niet lang daarna moest ik me weer bij de basis melden. Daar aangekomen vroeg ik de broeder die met me mee was gereden een uur te blijven wachten. ’Als ik dan nog niet terug ben,’ zei ik, ’is de kans klein dat ik nog kom. Verkoop dan mijn auto voor me en geef het geld aan mijn vrouw.’Toen ik binnenkwam, waren een aantal officieren erover aan het discussiëren wat ze met me aan moesten. Na zo’n drie kwartier kwam er een sergeant naar me toe.
’Wegwezen, jij!’, zei hij. ’Ga naar huis.’
Ik was nog geen vijftig meter bij hem vandaan toen hij me terugriep. Op een heel andere toon zei hij: ’Ik bewonder jullie. Ik heb in Frankrijk over Jehovah’s Getuigen gehoord, maar jij bent de eerste Getuige die ik ontmoet.’
Ik was destijds de enige broeder in Saint-Pierre en dus leidde ik alle gemeentevergaderingen. Maar van tijd tot tijd kreeg
ik hulp, en in 1979 kwam er een zendelingenechtpaar, Antoine en Gilberte Branca.”KONINKRIJKSZALENBOUW
In het begin kwamen gemeenten en groepen gewoonlijk bijeen in een omgebouwde woning of bij iemand thuis. Maar vanwege de vele cyclonen was er behoefte aan steviger gebouwen. Gebouwen van baksteen waren echter duur en de bouw ervan nam veel meer tijd in beslag. Gelukkig is Jehovah’s hand niet te kort, dus kwamen er na verloop van tijd zulke Koninkrijkszalen op Réunion. — Jes. 59:1.
In Saint-Louis bijvoorbeeld volgde een jonge broeder net een metselcursus toen de gemeente de tekeningen voor hun nieuwe Koninkrijkszaal kreeg. De broeder gaf getuigenis aan zijn leraar, vertelde hem over de zaal en legde uit dat die door vrijwilligers gebouwd zou worden. Hoe reageerde de man? Hij nam de klas mee naar het bouwterrein voor wat praktijkonderricht! De klas hielp mee de fundamenten te graven en de leraar schonk later staal voor de fundering.
Toen het beton voor de fundering — een plaat van 190 vierkante meter — gestort moest worden, troffen de broeders er regelingen voor om dat op een officiële feestdag te doen. Al vroeg arriveerden er meer dan honderd ijverige vrijwilligers. Maar om de een of andere reden was in de hele stad het water afgesloten! Een broeder die het hoofd van de brandweer kende, nam daarop het initiatief en legde deze vriendelijke man de situatie uit, waarop die onmiddellijk een brandweerwagen stuurde met voldoende water om het karwei te klaren.
Een pasgeïnteresseerde was zo onder de indruk van de broeders en hun werk dat hij, toen de Koninkrijkszaal klaar was, zijn chequeboek tevoorschijn haalde en een bedrag schonk dat bijna genoeg was voor een nieuwe geluidsinstallatie. In december 1988 kwam Carey Barber, van het Besturende Lichaam, tijdens zijn bezoek aan Mauritius naar Réunion om de inwijdingstoespraak te houden. In 1996 werd in Saint-Gilles-les Bains de eerste snelbouwzaal voltooid. Nu zijn er op het eiland 17 Koninkrijkszalen voor 34 gemeenten.
EEN PLAATS VOOR KRINGVERGADERINGEN ZOEKEN
Het werk op Réunion wierp al direct zo veel vrucht af dat het moeilijk was een plaats te vinden die groot genoeg was om er een kringvergadering te houden. In 1964 maakten de broeders plannen voor de eerste kringvergadering op het eiland zelf. Maanden zoeken leverde maar één geschikte plaats op: een restaurant in Saint-Denis. Het was gevestigd op de bovenverdieping van een oud, houten gebouw, en de huur was hoog. Volgens de eigenaars kon de vloer een gewicht van ruim tweehonderd mensen, het verwachte aantal bezoekers, makkelijk dragen.
Bij gebrek aan beter boekten de broeders het restaurant, en een gunstig gezinde man zorgde voor luidsprekers. Toen het zover was en de broeders en zusters de zaal begonnen te vullen, piepte en kraakte de vloer, maar hij hield het. Er waren op zondag 230 aanwezigen, en 21 personen werden gedoopt.
Niet lang daarna stelde Louis Nelaupe, de broeder die in de Cirque de Mafate was opgegroeid, een deel van zijn grond in Saint-Denis beschikbaar voor de bouw van een tijdelijke congreshal. De hal, een eenvoudige, open constructie, had een houten frame, een ijzeren dak en muren van gevlochten palmbladeren.
De eerste grote vergadering die er gehouden werd, was een driedaags districtscongres. „Op de eerste ochtend”, vertelt Myriam Andrien, die het congres bijwoonde, „gingen we in de dienst en toen we terugkwamen, werden we onthaald op een warme maaltijd: een echt creools gerecht van rijst, bonen en kip, gekruid met hete chilipepers. Voor degenen die niet aan hete pepers gewend waren, was er een rougail marmaille, een kinderchutney.”
De congreshal werd uitgebreid naarmate het aantal aanwezigen toenam, en hij fungeerde ook als Koninkrijkszaal. Na verloop van tijd verhuisden de gezinnen die op hetzelfde stuk grond een woning hadden gehuurd, waarna Louis het hele terrein aan de gemeente schonk. Nu staat er een prachtige, uit bakstenen opgetrokken Koninkrijkszaal, die door twee gemeenten in Saint-Denis wordt gebruikt.
In 1997 werd er in La Possession een congreshal voltooid op een stuk grond dat vijf jaar eerder was gekocht. Het is een gebouw met open wanden, en het podium heeft een ingebouwd doopbassin. De hal, die plaats biedt aan 1600 personen, wordt minstens twaalf keer per jaar gebruikt voor congressen en andere grote vergaderingen. Naast de hal staat een zendelingenhuis voor negen personen. Daarin zijn ook een lectuurdepot en het kantoor dat zorg draagt voor het werk op Réunion ondergebracht.
WAAR WERDEN DAN VROEGER CONGRESSEN GEHOUDEN?
Voordat de broeders hun eigen congreshal hadden, huurden ze voor districtscongressen het olympisch stadion in Saint-Paul. Maar vaak moesten ze op het laatste nippertje naar een andere locatie uitwijken omdat er aan bepaalde culturele of sportevenementen voorrang werd gegeven. Later stelde het gemeentebestuur de broeders voor om het expositieterrein naast het stadion te gebruiken. Dit terrein, dat bestemd is voor jaarmarkten en tentoonstellingen, is niet overdekt en heeft geen zitplaatsen, dus moesten de bezoekers hun eigen stoel en parasol meenemen. Het gevolg was dat de sprekers op het podium geen zee van aandachtig luisterende gezichten voor zich zagen, maar een massa bontgekleurde parasols.
„Op een keer had het gemeentebestuur het terrein dubbel geboekt”, schrijft het kantoor van Réunion. „De andere huurder was een muziekgroep van Martinique die zouk speelde, een mengeling van Afrikaanse ritmes, reggae en calypso. De bestuursleden, die liever de zoukgroep zagen, boden ons een recreatiegebied aan dat La grotte des Premiers Français wordt genoemd, de plek waar de eerste Franse bewoners voet aan wal zetten. De omgeving was schitterend, met veel schaduwrijke bomen en een achtergrond van hoge kliffen. Maar er waren geen stoelen of banken en heel weinig toiletten, en er was geen podium.
Toch waren we die keer blij dat we daar bijeenwaren, want op de zaterdagavond van het congres brak er opeens een noodweer los. Als gevolg van de bliksem viel in het hele stadion de elektriciteit uit, en dat was het einde van het zoukconcert. Wij
hadden, op amper vijf kilometer afstand, nergens last van. De plaatselijke bewoners spraken zelfs van een ’godsoordeel’ in deze zaak.”ORGANISATORISCHE VERBETERINGEN
Op 22 juni 1967 werd de rechtspersoon Association Les Témoins de Jéhovah (Vereniging van Jehovah’s Getuigen) in het leven geroepen. In februari 1969 kreeg het eiland zijn eerste eigen kringopziener, Henri Zamit, geboren in Algerije en opgegroeid in Frankrijk. Zijn kring omvatte de zes gemeenten op Réunion en de vier op Mauritius, en verder een aantal geïsoleerde groepen. Nu heeft alleen Réunion al twee kringen.
In 1975 werd in Frankrijk na 22 jaar het verbod op De Wachttoren opgeheven, en de broeders en zusters op Réunion gingen dat tijdschrift onmiddellijk in de dienst gebruiken. Tot die tijd hadden ze zich beholpen met de publicatie Bulletin intérieur. Dit tijdschrift, dat in Frankrijk gedrukt werd, bevatte dezelfde informatie als De Wachttoren maar werd niet aan het publiek aangeboden. Sinds januari 1980 drukt het Franse bijkantoor een Franse uitgave van Onze Koninkrijksdienst die speciaal is afgestemd op de behoeften van Réunion en andere eilanden in het gebied. Ook zijn bepaalde publicaties, waaronder traktaten, brochures en de boeken Kennis die tot eeuwig leven leidt en Aanbid de enige ware God, in het Réunioncreools vertaald voor mensen die die taal spreken. Deze geweldige geestelijke voorzieningen hebben bijgedragen tot de bevordering van het goede nieuws in dit verafgelegen deel van de wereld.
Réunion is niet veel meer dan een stipje in de enorme uitgestrektheid van de Indische Oceaan. Maar wat een krachtige lofzang is er vanaf dat eiland tot God opgestegen! Het doet ons denken aan de woorden van de profeet Jesaja: „Laten zij op de eilanden [Jehovah’s] lof vertellen” (Jes. 42:10, 12). Mogen Jehovah’s Getuigen op Réunion Gods lof blijven vertellen met een constantheid en getrouwheid als die van de grote blauwe golven die onophoudelijk op de vulkanische kust van het eiland komen aanrollen.
[Kader/Kaarten op blz. 228, 229]
OVERZICHT — Réunion
Met een lengte van ongeveer 65 kilometer en een breedte van zo’n 50 kilometer is Réunion het grootste van de Mascarenen, een eilandengroep bestaande uit Mauritius, Réunion en Rodrigues. Bijna midden op het eiland liggen drie dichtbegroeide, bewoonde caldeira’s, cirques genoemd, steile trechtervormige kraters die gevormd zijn door het instorten van een reusachtige, oude vulkaan.
Bevolking
De 785.200 bewoners zijn grotendeels van gemengd Afrikaanse, Chinese, Franse, Indiase en Zuidoost-Aziatische afkomst. Ongeveer 90 procent van hen is katholiek.
Taal
De voertaal is Frans, maar Réunioncreools is de omgangstaal.
Middelen van bestaan
De economie berust voornamelijk op de teelt van suikerriet — en de verwerking daarvan tot producten als melasse, stroop en rum — en op het toerisme.
Voedsel
De belangrijkste levensmiddelen zijn rijst, vlees, vis, bonen en linzen. Naast suikerriet worden er kokosnoten, lychees, papaja’s, ananassen, kool, sla, tomaten en vanille verbouwd.
Klimaat
Omdat Réunion net boven de Steenbokskeerkring ligt, heeft het een tropisch en vochtig klimaat; neerslag en temperatuur verschillen per streek. Er komen vaak cyclonen voor.
[Kaarten]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Madagaskar
Rodrigues
Mauritius
Réunion
RÉUNION
SAINT-DENIS
La Montagne
La Possession
Le Port
Saint-Paul
Saint-Gilles-les Bains
CIRQUE DE MAFATE
CIRQUE DE SALAZIE
Cilaos
CIRQUE DE CILAOS
Saint-Leu
Le Cap
Les Makes
Les Avirons
L’Étang-Salé
La Rivière
Saint-Louis
Saint-Pierre
Saint-Philippe
Piton de la Fournaise
Saint-Benoît
Saint-André
[Illustraties]
Een luchtfoto
Lavastroom
Saint-Denis
[Kader op blz. 232, 233]
De geschiedenis van Réunion in een notendop
Arabische zeelieden noemden het eiland aanvankelijk Dina Morgabin (Westelijk Eiland). Toen Portugese zeevaarders begin zestiende eeuw het nog onbewoonde eiland ontdekten, noemden ze het Santa Apollonia. De Fransman Jacques Pronis eiste Santa Apollonia in 1642 voor Frankrijk op toen hij er vanuit Madagaskar twaalf muiters naartoe deporteerde. In 1649 kreeg het de naam Île Bourbon, naar het koninklijk huis van Frankrijk. Toen het Huis Bourbon in 1793 tijdens de Franse Revolutie viel, werd het eiland omgedoopt tot Réunion, ter herdenking aan het moment dat de revolutionairen uit Marseille zich aansloten bij de Parijse Nationale Garde. Na nog meer veranderingen kreeg het eiland in 1848 opnieuw de naam Réunion. In 1946 werd het eiland een overzees departement van Frankrijk.
Begin jaren zestig van de zeventiende eeuw stichtte Frankrijk een kolonie op het eiland en legde er koffie- en suikerplantages aan; om die te bewerken werden per schip slaven vanuit Oost-Afrika aangevoerd. Na de afschaffing van de slavernij in 1848 trok Frankrijk contractarbeiders aan, vooral uit India en Zuidoost-Azië. De huidige gemengde bevolking van het eiland stamt grotendeels van die groepen af. Begin negentiende eeuw nam de koffieteelt af en werd suikerriet het voornaamste exportgewas.
[Kader/Illustraties op blz. 236, 237]
Eerst bodybuilder, toen speciale pionier
LUCIEN VÉCHOT
GEBOREN 1937
GEDOOPT 1961
PROFIEL Was vroeger een bekende bodybuilder, diende van 1963 tot 1968 als speciale pionier en is sinds 1975 ouderling.
OP EEN gedenkwaardige dag in 1961 ging ik naar het huis van mijn vriend Jean om hem te ’redden’ uit de handen van Jehovah’s Getuigen. Zijn vrouw had me gevraagd te komen omdat ze bang was dat de valse profeten, zoals ze de Getuigen noemde, ruzie zouden zoeken met haar man en hem zouden aanvallen!
Als ze ook maar een vinger naar hem durven uitsteken, hield ik mezelf voor, dan sla ik ze in elkaar! Maar ze waren sympathiek, redelijk en niet in het minst agressief. Al gauw was ik in een gesprek gewikkeld over het kruis, waarin de Getuigen duidelijk aan de hand van de Bijbel aantoonden dat Jezus gewoon aan een paal of staak gestorven was.
Later vroeg ik wat de profeet Daniël bedoelde toen hij zei dat de aartsengel Michaël ’stond’ ten behoeve van Gods volk (Dan. 12:1). De Getuigen legden aan de hand van de Bijbel uit dat Michaël in werkelijkheid Jezus Christus is en dat hij vanaf 1914 ’staat’, of als Koning van Gods koninkrijk regeert (Matth. 24:3-7; Openb. 12:7-10). Ik stond versteld van die antwoorden en van de Bijbelkennis van de Getuigen. Vanaf die tijd probeerde ik elke keer dat de Getuigen in de buurt waren met hen over Gods Woord te spreken. Ik liep zelfs met hen mee van deur tot deur en mengde me in hun gesprekken. Al snel verbond ik me met de geïsoleerde groep die in Saint-André bijeenkwam.
Hoewel ik niet goed kon lezen, las ik op mijn eerste vergadering een paar paragrafen voor uit het Bulletin intérieur, dat we destijds gebruikten in plaats van De Wachttoren. Vervolgens werd me direct na mijn doop gevraagd de boekstudie te leiden omdat er geen andere broeders beschikbaar waren. Hoe moet ik nu in vredesnaam de boekstudie leiden?, vroeg ik me af. Jeannine Pégoud, die wel zag hoe bang en onzeker ik was, stelde vriendelijk voor dat zij de paragrafen zou lezen en ik de gedrukte vragen zou stellen. Dat deden we, en de studie ging goed.
Toen Milton Henschel in 1963 Réunion bezocht, moedigde hij allen die ervoor in aanmerking kwamen aan om over de speciale pioniersdienst na te denken. Ik wilde Jehovah volledig dienen, dus vulde ik het aanvraagformulier in, en ik werd aangesteld. Mijn gebied was de stad Saint-André, waar ik na verloop van tijd negen Bijbelstudies leidde.
De pas opgerichte gemeente kwam bijeen in het huis van Jean Nasseau. Toen Jean bij een auto-ongeluk zijn heup brak, droeg ik een half jaar lang zorg voor de gemeente: ik hield lezingen, leidde de theocratische bedieningsschool en de dienstvergadering en stelde berichten op voor het bijkantoor. Op die manier deed ik extra ervaring op waar ik later veel aan had.
We moesten in het gebied opboksen tegen heel wat bijgeloof, dat voortkwam uit een verwarrende mix van katholicisme en hindoeïsme. Toch waren er mensen die gunstig op het goede nieuws reageerden. Van één familie zijn zelfs minstens twintig leden in de waarheid gekomen. Tegenwoordig zijn er vijf gemeenten in het gebied van Saint-André.
[Kader/Illustraties op blz. 238]
Mijn geloof werd door spot getoetst
MYRIAM THOMAS
GEBOREN 1937
GEDOOPT 1965
PROFIEL Pioniert al sinds 1966.
TOEN mijn neef Louis Nelaupe en ik in 1962 met prediken begonnen, werden we bijna overal binnengevraagd. Mensen boden ons koffie, limonade en zelfs rum aan! Maar als gevolg van de invloed van de geestelijken veranderden velen al gauw van houding. Sommige huisbewoners bespotten ons, en soms verbasterden ze daarbij opzettelijk Gods naam. In één stad bekogelden de mensen ons met stenen.
Het gevolg was dat enkelen van ons niet langer Gods naam gebruikten tijdens de prediking. De kringopziener merkte dat op en vroeg naar de reden. We legden hem een beetje beschaamd uit hoe de vork in de steel zat. Maar hij gaf ons vriendelijk raad en spoorde ons aan om moediger te zijn. We stelden zijn raad heel erg op prijs en bezagen zijn woorden als streng onderricht van Jehovah (Hebr. 12:6). Ja, zonder Gods geduld, barmhartigheid en heilige geest zou ik allang met de pioniersdienst gestopt zijn. Nu pionier ik al ruim veertig kostbare jaren.
[Kader/Illustratie op blz. 246, 247]
Jehovah steunde me in mijn beproevingen
SULLY ESPARON
GEBOREN 1947
GEDOOPT 1964
PROFIEL Was een van de eersten op Réunion die gedoopt werden en bracht drie jaar in de gevangenis door omdat hij militaire dienst had geweigerd.
TOEN ik op mijn vijftiende de waarheid aannam, zetten mijn ouders me de deur uit. Maar mijn besluit om Jehovah te dienen stond vast. In 1964 ging ik in de gewone pioniersdienst, in 1965 in de speciale. Ik had ook het voorrecht om samen met een andere broeder het opzicht te hebben over de gemeente in Saint-André en die in Saint-Benoît. Jean-Claude Furcy en ik fietsten geregeld op en neer tussen de twee gemeenten, die respectievelijk twaalf en zes verkondigers hadden.
In 1967 kreeg ik een oproep voor militaire dienst. Ik legde uit dat ik als christen niet de wapens kon opnemen. Maar omdat mijn zaak de eerste in zijn soort was op Réunion, begrepen de autoriteiten mijn standpunt niet en legden ze zich er niet bij neer. Ik werd zelfs voor de ogen van ongeveer vierhonderd rekruten door een officier geslagen en daarna, strompelend, meegenomen naar zijn kantoor. Hij legde een uniform op zijn bureau en gebood me dat aan te trekken omdat hij me anders opnieuw zou slaan. Hij was krachtig gebouwd en stak met zijn één meter tachtig een stuk boven me uit. Maar ik raapte al mijn moed bijeen en zei: „Als u me nog eens slaat, zal ik een officiële aanklacht indienen, want Frankrijk garandeert vrijheid van godsdienst.” Hij kwam ziedend op me af maar wist zich te beheersen. Daarna bracht hij me naar de commandant, die me meedeelde dat ik drie jaar dwangarbeid zou moeten verrichten in Frankrijk.
Het werden inderdaad drie jaar, maar op Réunion. En het was geen dwangarbeid. Nadat de rechter me veroordeeld had, nodigde hij me uit op zijn kantoor. Hij schudde me vriendelijk de hand, wenste me sterkte en zei verontschuldigend dat hij zich als rechter nu eenmaal aan de wet moest houden. Ook de assistent-gevangenisdirecteur was vriendelijk, en hij zorgde ervoor dat ik in de rechtszaal kwam te werken. Hij ging zelfs met me mee naar de bezoekersruimte om mijn ouders en een lid van de gemeente te ontmoeten.
In het begin zat ik met twintig tot dertig man in een cel, maar later werd ik overgeplaatst naar een cel voor twee personen, waardoor ik meer vrijheid kreeg. Mijn verzoek om een elektrische lamp werd tot mijn verbazing ingewilligd. Normaal gesproken mogen gedetineerden geen elektrische apparatuur hebben omdat ze zouden kunnen proberen zich te elektrocuteren. Dankzij de lamp kon ik de Bijbel bestuderen en een schriftelijke cursus boekhouden afronden. Toen ik in 1970 werd vrijgelaten, was een rechter zo vriendelijk me aan een baan te helpen.
[Kader op blz. 249]
Het gevaar van cyclonen
In februari 1962 raasde de cycloon Jenny over Réunion en Mauritius. De Indische Oceaan rondom de eilanden veranderde in een schuimend monster dat verschillende kustgebieden teisterde, vooral op Réunion. In Saint-Denis werden gebouwen beschadigd en bomen van hun bladeren beroofd. De wegen lagen bezaaid met afgebroken takken. Elektriciteitspalen stonden vervaarlijk scheef en de kabels bungelden op de grond. Verbazingwekkend genoeg bleef de kleine Koninkrijkszaal onbeschadigd. De cycloon kostte 37 personen het leven, 250 mensen raakten gewond en duizenden werden dakloos. De broeders en zusters bezochten juist op dat moment een kringvergadering op Mauritius, dat niet zo zwaar getroffen werd. Het duurde dan wel een paar dagen voordat ze naar huis konden, maar ze waren in elk geval ongedeerd gebleven.
In 2002 veroorzaakte de cycloon Dina een modderlawine die de weg naar Cilaos drie weken blokkeerde. Het kantoor van Réunion reageerde snel en stuurde een auto met vierwielaandrijving naar het gebied met voedselvoorraden voor de dertig broeders en zusters aldaar. De auto reed met vijftien andere voertuigen in een konvooi onder aanvoering van de politie. Delen van de verharde weg waren weggespoeld en in de rivier ernaast terechtgekomen, en het konvooi moest de rivierbedding inrijden en verderop weer op de weg zien te komen. De broeders en zusters in Cilaos waren maar wat blij toen de auto arriveerde!
[Tabel/Grafiek op blz. 252, 253]
TIJDBALK — Réunion
1955 Robert Nisbet bezoekt het eiland in september.
1960
1961 Er komt een Getuigengezin uit Frankrijk; ze treffen veel belangstelling aan.
1963 M.G. Henschel van het internationale hoofdbureau spreekt 155 personen toe.
1964 Het toezicht op het werk, dat door Frankrijk werd uitgeoefend, wordt aan Mauritius overgedragen; 230 personen wonen de eerste kringvergadering op Réunion zelf bij.
1967 De Association Les Témoins de Jéhovah wordt als rechtspersoon geregistreerd.
1970
1975 In Frankrijk wordt het verbod op De Wachttoren opgeheven.
1980
1985 Er zijn voor het eerst meer dan 1000 verkondigers.
1990
1992 Er zijn voor het eerst meer dan 2000 verkondigers. Het bijkantoor koopt in La Possession een stuk grond om er het kantoor van Réunion, een congreshal en een zendelingenhuis te vestigen.
1996 De eerste snelbouw-Koninkrijkszaal wordt voltooid.
1998 In de nieuwe congreshal in La Possession wordt de eerste grote vergadering gehouden.
2000
2006 Réunion telt ongeveer 2590 actieve verkondigers.
[Grafiek]
(Zie publicatie)
Aantal verkondigers
Aantal pioniers
3000
2000
1000
1960 1970 1980 1990 2000
[Paginagrote illustratie op blz. 223]
[Illustratie op blz. 224]
Adam Lisiak predikte in 1959 een maand op Réunion
[Illustratie op blz. 224]
Noémie Duray, Jeannine Pégoud en haar zoontje, Christian, op weg naar Réunion (1961)
[Illustratie op blz. 227]
De Koninkrijkszaal van Le Port (1965)
[Illustratie op blz. 230]
Er werden open bussen gehuurd voor de prediking (1965)
[Illustratie op blz. 230]
Josette Bonnecaze
[Illustratie op blz. 235]
Jeannine Corino
[Illustratie op blz. 235]
Getuigenis geven in Saint-Paul (1965)
[Illustratie op blz. 243]
Cléo Lapierre
[Illustraties op blz. 244, 245]
Louis en Anne Nelaupe predikten in geïsoleerde dorpen en leefden onderweg van guaven
De Cirque de Mafate
[Illustratie op blz. 248]
De Koninkrijkszaal in Saint-Louis (1988)
[Illustraties op blz. 251]
Congressen en andere grote vergaderingen
De eerste kringvergadering op het eiland werd gehouden in een restaurant op een bovenverdieping (1964)
„La grotte des Premier Français”, het terrein voor een districtscongres
Tijdelijke vergaderplaats in Saint-Denis (1965)