Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het goede nieuws zonder ophouden bekendmaken (1942–1975)

Het goede nieuws zonder ophouden bekendmaken (1942–1975)

Hoofdstuk 8

Het goede nieuws zonder ophouden bekendmaken (1942–1975)

„AAN ALLEN DIE DE THEOCRATIE LIEFHEBBEN:

Op 8 januari 1942 eindigde onze geliefde broeder, J. F. Rutherford, zijn aardse loopbaan in getrouwheid . . . Het schonk hem vreugde en troost te zien en te weten dat alle getuigen van de Heer geen mens maar de Koning Christus Jezus als hun Leider volgen en dat zij in volledige eenheid van handelen met het werk zullen doorgaan.” — Een brief waarin de dood van broeder Rutherford werd aangekondigd. *

HET nieuws van broeder Rutherfords dood bracht even een schok teweeg onder Jehovah’s Getuigen over de hele wereld. Velen wisten dat hij ziek geweest was, maar zij hadden niet verwacht dat hij zo snel zou sterven. Zij waren bedroefd over het verlies van hun geliefde broeder maar waren vastbesloten ’door te gaan met het werk’ — de bekendmaking van Gods koninkrijk. Zij bezagen J. F. Rutherford niet als hun leider. Charles E. Wagner, die bij broeder Rutherford op kantoor had gewerkt, merkte op: „Overal hadden de broeders de krachtige overtuiging opgebouwd dat Jehovah’s werk niet van enig mens afhankelijk was.” Toch was er iemand nodig om de verantwoordelijkheden op zich te nemen die broeder Rutherford als president van het Wachttorengenootschap had gedragen.

’Vastbesloten dicht bij de Heer te blijven’

Het was broeder Rutherfords innige wens dat Jehovah’s Getuigen het goede nieuws zonder ophouden zouden blijven bekendmaken. Half december 1941, een aantal weken voor zijn dood, riep hij daarom vier bestuursleden van de twee belangrijkste door Jehovah’s Getuigen gebruikte wettelijke corporaties bij zich en stelde voor dat alle bestuursleden van de twee corporaties zo snel mogelijk na zijn dood voor een gezamenlijke vergadering bijeengeroepen zouden worden om een president en een vice-president te kiezen.

Op 13 januari 1942, slechts vijf dagen na Rutherfords dood, kwamen alle bestuursleden van de twee corporaties ’s middags gezamenlijk in het Bethelhuis te Brooklyn bijeen. Verscheidene dagen daarvoor had de vice-president van het Genootschap, de 36-jarige Nathan H. Knorr, voorgesteld dat zij door middel van gebed en meditatie vurig om goddelijke wijsheid zouden smeken. De bestuursleden beseften dat de broeder die tot president gekozen zou worden, de wettelijke aangelegenheden van het Wachttorengenootschap zou behartigen, maar daarbij ook als een heel belangrijke opziener van de organisatie dienst zou doen. Wie had de noodzakelijke geestelijke hoedanigheden voor deze zware verantwoordelijkheid om voor Jehovah’s werk te zorgen? De gezamenlijke bijeenkomst werd met gebed geopend, en na een zorgvuldige beschouwing werd broeder Knorr unaniem tot president van de twee corporaties gekozen terwijl de 30-jarige Hayden C. Covington, de advocaat van het Genootschap, tot vice-president werd gekozen. *

Later op die dag maakte W. E. Van Amburgh, de secretaris-penningmeester van het Genootschap, de resultaten van de verkiezing aan de Bethelfamilie bekend. R. E. Abrahamson, die bij die gelegenheid aanwezig was, weet nog goed dat Van Amburgh zei: ’Ik kan mij herinneren dat C. T. Russell stierf en door J. F. Rutherford werd vervangen. De Heer bleef Zijn werk leiden en voorspoed schenken. Nu verwacht ik stellig dat het werk voortgang zal vinden met Nathan H. Knorr als president, omdat dit het werk van de Heer is, en niet van een mens.’

Hoe dachten de leden van de Bethelfamilie in Brooklyn over de uitslag van de verkiezing? Een door hen geschreven ontroerende brief, gedateerd 14 januari 1942, de dag na de verkiezing, verschaft het antwoord: „Zijn [Rutherfords] overlijden zal ons niet doen verslappen in het vervullen van de taak die de Heer ons heeft toegewezen. Wij zijn vastbesloten dicht bij de Heer en bij elkaar te blijven en, schouder aan schouder, de strijd krachtig af te keren tot de poort toe. . . . Onze nauwe omgang met broeder Knorr gedurende ongeveer twintig jaar . . . stelt ons in staat de leiding van de Heer in de keuze van broeder Knorr als president te beseffen en ons daardoor bewust te zijn van de liefdevolle wakende zorg van de Heer voor Zijn volk.” Al gauw stroomden er uit de hele wereld brieven en telegrammen op het hoofdbureau binnen waarin steun werd toegezegd.

Er bestond geen onzekerheid over wat er gedaan moest worden. Voor The Watchtower van 1 februari 1942, dezelfde uitgave waarin de dood van J. F. Rutherford werd aangekondigd, werd een speciaal artikel in gereedheid gebracht. „De laatste bijeenvergadering door de Heer is aan de gang”, aldus dit artikel. „Laat niets ook maar één ogenblik de opmars van zijn verbondsvolk in Zijn dienst onderbreken. . . . Thans vasthouden aan onze onkreukbaarheid jegens de Almachtige God is het ALLERBELANGRIJKSTE.” Jehovah’s Getuigen werden ertoe aangespoord het goede nieuws ijverig te blijven bekendmaken.

Maar ’vasthouden aan hun rechtschapenheid’ vormde in het begin van de jaren ’40 een ware uitdaging. De wereld was nog steeds in oorlog. In veel delen van de aarde maakten allerlei beperkende bepalingen en omstandigheden het voor Jehovah’s Getuigen moeilijk te prediken. Arrestaties en acties van het gepeupel tegen de Getuigen bleven onverminderd doorgaan. Als advocaat van het Genootschap leidde Hayden Covington de wettelijke strijd, soms vanuit zijn kantoor op het hoofdbureau in Brooklyn en soms vanuit een trein als hij op reis was om rechtszaken te voeren. In samenwerking met plaatselijke advocaten, zoals Victor Schmidt, Grover Powell en Victor Blackwell, streed broeder Covington krachtig voor de bevestiging van de grondwettelijke rechten van Jehovah’s Getuigen om zonder beperkingen van plaatselijke ambtenaren van huis tot huis te prediken en bijbelse lectuur te verspreiden. *

„Voorwaarts!” luidt het signaal

Ondanks de vanwege de oorlog geldende rantsoenering van voedsel en benzine werden begin maart 1942 plannen bekendgemaakt voor het Theocratische Nieuwe-Wereldcongres, dat van 18 tot 20 september gehouden zou worden. Om het reizen te vergemakkelijken, werden in de Verenigde Staten 52 congressteden uitgekozen die in veel gevallen telefonisch met Cleveland (Ohio), de sleutelstad, werden verbonden. Omstreeks dezelfde tijd vergaderden Jehovah’s Getuigen in 33 andere steden over de hele aarde. Wat was het doel van dit congres?

’Wij zijn hier niet bijeen om te mediteren over het verleden of wat personen hebben gepresteerd’, verklaarde de voorzitter, broeder Covington, in zijn openingswoorden. Vervolgens leidde hij de thematoespraak in — „Het enige licht”, gebaseerd op de hoofdstukken 59 en 60 van Jesaja — die werd uitgesproken door broeder Franz. Doelend op Jehovah’s door Jesaja opgetekende profetische gebod verklaarde de spreker bezielend: „Hier hebben wij dus het ’Voorwaarts!’, afkomstig van de Hoogste Autoriteit, het signaal om met zijn getuigenis[werk] voort te gaan, ongeacht wat er vóór de komst van Armageddon mag gebeuren” (Jes. 6:1-12). Het was er niet de tijd voor om de handen te laten verslappen en het kalmer aan te gaan doen.

„Er is nog werk te doen, veel werk!”, verklaarde N. H. Knorr in de volgende toespraak die op het programma stond. Om zijn luisteraars te helpen op het „Voorwaarts!”-signaal te reageren, maakte broeder Knorr de vrijgave bekend van een uitgave van de King James Version die op de eigen persen van het Genootschap was gedrukt en behalve de bijbeltekst ook een concordantie bevatte die speciaal was ontworpen om door Jehovah’s Getuigen in hun velddienst gebruikt te worden. Die vrijgave weerspiegelde broeder Knorrs intense belangstelling voor het drukken en verspreiden van de bijbel. Ja, nadat broeder Knorr eerder dat jaar president van het Genootschap was geworden, had hij snel stappen gedaan om de rechten op het drukken van deze vertaling te verwerven en de werkzaamheden aan de concordantie en andere facetten te coördineren. Enkele maanden later was deze speciale uitgave van de King James Version gereed om op het congres te worden vrijgegeven.

Op de laatste dag van het congres hield broeder Knorr de lezing „Vrede — Is hij van blijvende duur?” Hierin betoogde hij aan de hand van krachtige bewijzen uit Openbaring 17:8 dat de Tweede Wereldoorlog, die toen woedde, niet in Armageddon zou overgaan, zoals sommigen dachten, maar dat hij zou eindigen, waarna er een periode van vrede zou intreden. Er was nog steeds werk te doen op het gebied van het bekendmaken van Gods koninkrijk. Aan de congresgangers werd meegedeeld dat het Genootschap met het oog op het opvangen van de verwachte groei in de organisatie, te beginnen met de eerstvolgende maand „broederdienaren” naar de gemeenten zou sturen die met de verkondigers zouden samenwerken. Elke gemeente zou om de zes maanden worden bezocht.

„Dat Theocratische Nieuwe-Wereldcongres smeedde Jehovah’s organisatie krachtig aaneen voor het werk dat nog gedaan moest worden”, zegt Marie Gibbard, die samen met haar ouders het congres in Dallas (Texas) bijwoonde. En er was veel werk te doen. Jehovah’s Getuigen zagen naar de periode van vrede uit. Zij waren vastbesloten om ondanks tegenstand en vervolging gestadig door te gaan en het goede nieuws zonder ophouden bekend te maken!

Een tijdperk van toegenomen onderricht

De Getuigen hadden in hun van-huis-tot-huisprediking gebruik gemaakt van de getuigeniskaart en de grammofoon, maar zou iedere getuige van Jehovah meer bekwaamheid kunnen verwerven om de redenen voor zijn hoop aan de hand van de Schrift uit te leggen? De derde president van het Genootschap, N. H. Knorr, meende van wel. C. James Woodworth, wiens vader jarenlang redacteur van The Golden Age en Consolation was geweest, drukte het zo uit: „Terwijl in broeder Rutherfords tijd de nadruk werd gelegd op ’Religie is een valstrik en afpersing’, brak er nu een tijd aan van wereldomvattende expansie en er begon een opleiding op bijbels en organisatorisch gebied op een schaal die Jehovah’s volk tot dusver nog niet had gekend.”

Het tijdperk van onderricht nam bijna onmiddellijk een aanvang. Op 9 februari 1942, ongeveer een maand nadat N. H. Knorr tot president van het Genootschap was gekozen, werd er op Bethel in Brooklyn een verstrekkende mededeling gedaan. Er werden op Bethel regelingen getroffen voor een ’voortgezette leergang in de theocratische bediening’ — een school waarop bijbels nazoekwerk en spreken in het openbaar een belangrijke plaats innamen.

Het jaar daarop werd de grondslag gelegd voor een overeenkomstige school die in de plaatselijke gemeenten van Jehovah’s Getuigen zou worden gehouden. Op het „Oproep tot actie”-congres, dat op 17 en 18 april 1943 op vele plaatsen in de Verenigde Staten werd gehouden, werd de brochure Course in Theocratic Ministry (Cursus in de theocratische bediening) vrijgegeven. Elke gemeente werd ertoe aangespoord met de nieuwe school te beginnen, en het Genootschap stelde leraren aan die als voorzitter moesten optreden en opbouwende raad moesten geven over oefenlezingen die door mannelijke ingeschrevenen werden gehouden. De cursus werd zo snel mogelijk vertaald en in andere landen gestart.

Als resultaat hiervan begonnen bekwame sprekers die op deze bedieningsschool waren opgeleid, deel te nemen aan een wereldomvattende openbare-lezingenveldtocht om de Koninkrijksboodschap bekend te maken. Velen van hen konden hun opleiding later goed gebruiken als congresspreker en om zware organisatorische verantwoordelijkheden op zich te nemen.

Tot hen behoorde ook Angelo C. Manera jr., reeds ongeveer veertig jaar reizend opziener. Hij was in zijn gemeente een van de eerste ingeschrevenen op de school, en hij merkte op: „Degenen van ons die jarenlang de vergaderingen hebben bezocht en in de velddienst zijn uitgetrokken zonder dat deze voorziening bestond, zijn de school gaan bezien als een grote stap voorwaarts in onze persoonlijke en organisatorische vooruitgang.”

George Gangas, destijds vertaler Grieks, merkte later over zijn opleiding op de in 1942 op Bethel in Brooklyn gestarte school op: „Ik kan mij herinneren dat ik mijn eerste zes-minutentoespraakje hield. Ik had geen zelfvertrouwen en daarom schreef ik het op. Maar toen ik opstond om het toespraakje te houden, maakte plankenkoorts zich van mij meester en kon ik helemaal niet uit mijn woorden komen, terwijl ik niet meer normaal kon nadenken. Ten einde raad begon ik mijn lezing van papier voor te lezen. Mijn handen beefden echter zo erg dat de regels op en neer sprongen!” Toch hield hij er niet mee op. Na verloop van tijd hield hij lezingen op grote congressen, terwijl hij zelfs als lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen dienst ging verrichten.

Een school die op geloof gebaseerd is

Op 24 september 1942 volgde nog een grote stap voorwaarts in het tijdperk van toegenomen onderricht. Op een gezamenlijke bijeenkomst van de bestuursraden van de twee wettelijke corporaties opperde broeder Knorr het denkbeeld dat het Genootschap nog een andere school zou oprichten en daarvoor gebruik zou maken van een gebouw dat was opgetrokken op het terrein van de Koninkrijksboerderij in South Lansing (New York), 410 kilometer ten noordwesten van de stad New York. Deze school zou zendelingen gaan opleiden voor dienst in het buitenland, waar een grote behoefte aan Koninkrijksbekendmakers bestond. De suggestie werd unaniem aangenomen.

Albert D. Schroeder, destijds 31 jaar, werd als administratief hoofd aangesteld en diende als de voorzitter van het comité dat de nieuwe school zou organiseren. „O, wat sprong ons hart op van vreugde over deze verbazingwekkende nieuwe toewijzing!”, zegt hij. De leraren gingen onmiddellijk aan de slag; zij hadden slechts vier maanden om de leergangen te ontwikkelen, de lezingen uit te werken en een bibliotheek bijeen te brengen. „De cursus van gevorderd christelijk onderwijs nam twintig weken in beslag, waarbij de bijbel het belangrijkste leerboek was”, legt broeder Schroeder uit, die nu als lid van het Besturende Lichaam dienst verricht.

Op maandag 1 februari 1943, een koude winterdag in het noorden van de staat New York, begon de eerste klas, met 100 studenten. Deze school was werkelijk op geloof gebaseerd. In het midden van de Tweede Wereldoorlog waren er slechts enkele gebieden van de wereld waar zendelingen heen gestuurd konden worden. Toch werden er toekomstige zendelingen opgeleid, in het volste vertrouwen dat er een vredesperiode zou aanbreken waarin zij gebruikt zouden kunnen worden.

Naoorlogse reorganisatie

In mei 1945 kwam er in Europa een eind aan de vijandelijkheden van de Tweede Wereldoorlog. Vier maanden later, in september, hielden de gevechten in het Verre Oosten op. De Tweede Wereldoorlog was voorbij. Op 24 oktober 1945, iets meer dan drie jaar nadat de president van het Genootschap de lezing „Vrede — Is hij van blijvende duur?” had uitgesproken, trad het Handvest van de Verenigde Naties in werking.

Druppelsgewijs waren er al wat berichten doorgekomen over de activiteiten die Jehovah’s Getuigen in Europa ontplooiden. Ondanks de oorlog had de Koninkrijksprediking in Europese landen gestadig vorderingen gemaakt, in een mate die de broeders en zusters in de hele wereld verbaasd deed staan. The Watchtower van 15 juli 1945 berichtte: „In 1940 waren er in Frankrijk 400 verkondigers; nu zijn er 1100 Getuigen die over het Koninkrijk spreken. . . . In 1940 waren er in Holland 800 verkondigers. Vierhonderd van hen werden weggevoerd naar de concentratiekampen in Duitsland. Degenen die achterbleven, predikten het Koninkrijk. Het resultaat? Thans zijn er in dat land 2000 Koninkrijksverkondigers.” De open deur van vrijheid bood nu gelegenheden om het goede nieuws verder bekend te maken, niet slechts in Europa maar over de hele wereld. Eerst moest er echter een groot wederopbouw- en reorganisatiewerk worden verricht.

Verlangend na te gaan waaraan Jehovah’s Getuigen in de door oorlog geteisterde landen behoefte hadden, ondernam de president van het Genootschap, samen met zijn secretaris, Milton G. Henschel, in november 1945 een reis naar Groot-Brittannië, Frankrijk, Zwitserland, België, Nederland en Scandinavië om de broeders en zusters aan te moedigen en de bijkantoren van het Genootschap te inspecteren. * Hun doel was naoorlogse reorganisatie. Er werden regelingen getroffen voor het zenden van lectuurvoorraden alsook voedsel en kleding naar de behoeftige broeders en zusters. Bijkantoren gingen weer normaal functioneren.

Broeder Knorr was zich er terdege van bewust dat er een goede bijkantoororganisatie nodig was om gelijke tred te kunnen houden met de vooruitgang van het predikingswerk. Zijn natuurlijke organisatietalent werd ten volle benut om de bijkantoorfaciliteiten van het Genootschap over de hele wereld uit te breiden. In 1942, toen hij president werd, waren er 25 bijkantoren. Tegen 1946 waren er, ondanks de verbodsbepalingen en belemmeringen van de Tweede Wereldoorlog, bijkantoren in 57 landen. In de loop van de volgende dertig jaar, tot 1976, nam het aantal bijkantoren toe tot 97.

Toegerust om onderwijzers te zijn

Op grond van zijn internationale reizen kort na de oorlog stelde de president van het Genootschap vast dat Jehovah’s Getuigen beter moesten worden toegerust om onderwijzers van Gods Woord te zijn. Er bestond behoefte aan verder bijbels onderwijs alsook aan geschikte instrumenten voor gebruik in de velddienst. Aan die behoeften werd in het begin van de naoorlogse periode voldaan.

Op het Theocratische Congres der Verheugde Natiën, dat van 4 tot 11 augustus 1946 in Cleveland (Ohio, VS) werd gehouden, hield broeder Knorr de lezing „Toegerust tot ieder goed werk”. Geïntrigeerd hoorden de aanwezigen hem vragen stellen als: „Zou het niet een geweldige hulp zijn inlichtingen te hebben over elk van de zesenzestig boeken van de bijbel? Zou het ons niet helpen de Schrift te begrijpen als wij wisten wie elk bijbelboek heeft geschreven? wanneer elk boek werd geschreven? waar het werd geschreven?” De verwachtingen waren hoog gespannen toen hij bekendmaakte: „Broeders en zusters, jullie hebben al die inlichtingen en nog veel meer in het nieuwe boek getiteld ’Toegerust tot ieder goed werk’!” (Engels; Nederlands in 1953) Op die aankondiging barstte er een daverend applaus los. De nieuwe publikatie zou als een leerboek voor de bedieningsschool in de gemeenten dienen.

Niet alleen werden Jehovah’s Getuigen toegerust met een publikatie die ten doel had hun kennis van de Schrift te verdiepen, maar zij kregen ook enkele uitstekende hulpmiddelen voor gebruik in het veld. Het congres in 1946 zal nog lang in de herinnering voortleven wegens de vrijgave van het eerste nummer van Ontwaakt! Dit nieuwe tijdschrift verving Vertroosting (vroeger bekend onder de titel Het Gouden Tijdperk). Ook werd het boek „God zij waarachtig” (in het Engels) vrijgegeven. * Henry A. Cantwell, die later als reizend opziener diende, legt uit: „Er bestond al enige tijd een grote behoefte aan een boek dat op doeltreffende wijze gebruikt kon worden om bijbelstudies te leiden bij pasgeïnteresseerde mensen, een boek dat de fundamentele bijbelse leerstellingen en waarheden behandelde. Nu, met de vrijgave van ’God zij waarachtig’, hadden wij precies wat wij nodig hadden.”

Toegerust met zulke waardevolle leerboeken verwachtten Jehovah’s Getuigen een verdere snelle expansie. Toen broeder Knorr de congresgangers toesprak over het onderwerp „De problemen van de wederopbouw en uitbreiding”, legde hij uit dat er tijdens de jaren van de wereldomvattende oorlog geen stilstand was geweest in de krachtsinspanningen om getuigenis te geven. Van 1939 tot 1946 was het aantal Koninkrijksbekendmakers met ruim 110.000 toegenomen. Om tegemoet te komen aan de toenemende wereldomvattende vraag naar bijbelverklarende lectuur, was het Genootschap van plan de drukkerij en het Bethelhuis in Brooklyn uit te breiden.

De verwachte periode van wereldvrede was begonnen. Het tijdperk van wereldwijde expansie en bijbels onderricht had een goede start gekregen. Toen Jehovah’s Getuigen van het Theocratische Congres der Verheugde Natiën terugkeerden, waren zij beter toegerust om onderwijzers van het goede nieuws te zijn.

De Koninkrijksbekendmaking gaat met sprongen vooruit

Met het oog op de wereldomvattende expansie begonnen de president van het Genootschap en zijn secretaris, Milton G. Henschel, op 6 februari 1947 aan een 76.916 kilometer lange, de hele aarde omspannende dienstreis. De reis voerde hen naar eilanden in de Grote Oceaan, Nieuw-Zeeland, Australië, Zuidoost-Azië, India, het Midden-Oosten, het Middellandse-Zeegebied, Midden- en West-Europa, Scandinavië, Engeland en Newfoundland. Het was de eerste keer sinds 1933 dat vertegenwoordigers van de staf van het hoofdbureau van het Genootschap in Brooklyn hun broeders en zusters in Duitsland konden bezoeken. Jehovah’s Getuigen in de hele wereld volgden de twee reizigers door middel van verslagen van de reis die in de loop van 1947 in uitgaven van The Watchtower werden gepubliceerd. *

„Het was de eerste keer dat wij in de gelegenheid waren de broeders en zusters in Azië en elders te leren kennen en te zien waaraan behoefte bestond”, verklaart broeder Henschel, nu lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen. „Wij wilden zendelingen sturen, en daarom moesten wij weten wat hun te wachten stond en wat zij nodig zouden hebben.” Na de reis kwamen in een gestage stroom op Gilead opgeleide zendelingen in hun buitenlandse toewijzing aan om de spits af te bijten van de Koninkrijksprediking. En de resultaten waren indrukwekkend. In de volgende vijf jaar (1947–1952) nam het aantal Koninkrijkspredikers over de hele wereld tot meer dan het dubbele toe, van 207.552 tot 456.265.

Toename van de theocratie

Op 25 juni 1950 vielen strijdkrachten uit de Democratische Volksrepubliek Korea de Republiek [Zuid-]Korea binnen. Uiteindelijk namen troepen uit zestien andere landen aan de strijd deel. Maar terwijl de oorlog grote natiën tegenover elkaar bracht, troffen Jehovah’s Getuigen voorbereidingen om bijeen te komen op een internationaal congres dat niet alleen een demonstratie zou vormen van hun wereldwijde eenheid maar ook van het feit dat Jehovah hen met toename zegende. — Jes. 60:22.

Het „Toename der Theocratie”-congres zou van 30 juli tot 6 augustus 1950 worden gehouden. Dit zou verreweg het grootste congres zijn dat Jehovah’s Getuigen tot op die tijd op één plaats hadden gehouden. Ongeveer 10.000 buitenlandse afgevaardigden uit Europa, Afrika, Azië, Latijns-Amerika, eilanden in de Grote Oceaan — in totaal 67 verschillende landen — kwamen in het Yankee Stadion in de stad New York bijeen. Het hoogtepunt in het aantal aanwezigen van meer dan 123.000 voor de openbare lezing — in vergelijking met het hoogtepunt van 80.000 aanwezigen die slechts vier jaar eerder het Theocratische Congres der Verheugde Natiën hadden bijgewoond — was op zich reeds een indrukwekkend bewijs van toename.

Het drukken en verspreiden van Gods Woord is een belangrijke factor geweest in de toename die Jehovah’s Getuigen hebben ervaren. Op 2 augustus 1950, toen broeder Knorr de vrijgave van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in hedendaags Engels bekendmaakte, werd in dit opzicht een mijlpaal bereikt. De congresgangers waren enthousiast te vernemen dat in deze nieuwe vertaling de goddelijke naam Jehovah 237 maal in de eigenlijke tekst, van Mattheüs tot en met Openbaring, was hersteld! Aan het eind van zijn toespraak deed de spreker de volgende bezielende oproep: „Neem deze vertaling ter hand. Lees ze helemaal door. Bestudeer ze, want ze zal jullie helpen je begrip van Gods Woord te vergroten. Leg ze in de handen van anderen.” In het volgende decennium zouden er nog meer gedeelten volgen, zodat Jehovah’s Getuigen uiteindelijk een nauwkeurige, gemakkelijk te lezen vertaling van de hele bijbel zouden hebben die zij enthousiast aan anderen zouden kunnen aanbieden.

Voordat de afgevaardigden de congresstad verlieten, werden zij uitgenodigd het nieuwe Bethel-hoofdbureau aan Columbia Heights 124 en de aanzienlijk uitgebreide drukkerij aan Adams Street 117 te bezichtigen. De nieuwe faciliteiten, die met financiële steun van Getuigen uit de hele wereld waren gebouwd, voltooiden het uitgebreide expansieprogramma dat op het in 1946 gehouden congres in Cleveland was aangekondigd en enthousiast was goedgekeurd. Jehovah’s Getuigen beseften destijds nauwelijks hoeveel uitbreidingen er nog zouden volgen, niet slechts in Brooklyn, maar in de hele wereld. Er zouden meer en grotere drukkerijen nodig zijn om voor de voortdurend toenemende aantallen Koninkrijksverkondigers zorg te dragen.

Intensievere opleiding in de van-huis-tot-huisbediening

Op het „Nieuwe-Wereldmaatschappij”-congres dat van 19 tot 26 juli 1953 in de stad New York werd gehouden, werden nieuwe publikaties verschaft voor Jehovah’s Getuigen zelf en om specifiek in de van-huis-tot-huisverkondiging van het Koninkrijk te gebruiken. Zo werd bijvoorbeeld de vrijgave van „Vergewist u van alles” (in het Engels) met donderend applaus verwelkomd door de 125.040 die op maandag 20 juli aanwezig waren. In dit handzame instrument voor de velddienst, een 416 bladzijden tellend boek in zakformaat, waren meer dan 4500 schriftplaatsen bijeengebracht onder 70 hoofdthema’s. Jehovah’s Getuigen hadden nu prompt het schriftuurlijke antwoord beschikbaar op vragen die hun in hun van-huis-tot-huisprediking werden gesteld.

Op woensdagmorgen kondigde broeder Knorr in de lezing „Het voornaamste werk van alle dienstknechten”, nog een stap aan in het tijdperk van onderricht van Jehovah’s Getuigen — een uitgebreid opleidingsprogramma in de dienst van huis tot huis, dat in alle gemeenten zou worden ingevoerd. Aan de meer ervaren verkondigers werd gevraagd minder ervarenen te helpen geregelde, doeltreffende van-huis-tot-huispredikers van het Koninkrijk te worden. Dit verstrekkende programma begon op 1 september 1953. Jesse L. Cantwell, een reizend opziener die aan het opleidingswerk deelnam, merkte op: „Dit programma heeft de verkondigers werkelijk geholpen doeltreffender te worden.”

In de maanden na juli 1953 werden in alle vijf de werelddelen aanvullende congressen gehouden, waarbij het programma aan de plaatselijke omstandigheden werd aangepast. Zo werd de intensievere opleiding in de van-huis-tot-huisbediening overal ter wereld in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen ingevoerd. In datzelfde jaar bereikte het aantal Koninkrijksverkondigers een hoogtepunt van 519.982.

In de behoeften van wereldomvattende expansie voorzien

In het midden van de jaren ’50 werden er nog meer regelingen getroffen om de snelle groei in de organisatie op te vangen. Meer dan een decennium lang had N. H. Knorr de aarde rondgereisd om de activiteiten van de bijkantoren te inspecteren. Deze reizen droegen er in grote mate toe bij een juist opzicht van het werk in elk land te garanderen en de wereldwijde eenheid van Jehovah’s Getuigen te versterken. Broeder Knorr had een grote liefde voor de zendelingen en degenen die in de hele wereld op de bijkantoren dienden. Overal waar hij kwam, nam hij er de tijd voor om met hen over hun problemen en behoeften te praten en hen in hun bediening aan te moedigen. Maar in 1955 waren er 77 bijkantoren van het Wachttorengenootschap en 1814 op Gilead opgeleide zendelingen die in 100 verschillende landen dienden. Aangezien broeder Knorr besefte dat de zorg hiervoor meer werk vertegenwoordigde dan hij alleen kon behartigen, deed hij stappen om anderen in dit belangrijke werk van het bezoeken van bijkantoren en zendelingenhuizen te betrekken.

Er werden regelingen getroffen om de aarde in tien zones te verdelen, waarbij elke zone een aantal bijkantoren van het Genootschap omvatte. Bekwame broeders van het bureau in Brooklyn en ervaren bijkantooropzieners werden als zonedienaren (nu zoneopzieners genoemd) aangesteld en door broeder Knorr voor dit werk opgeleid. Op 1 januari 1956 begonnen de eerste zonedienaren met deze nieuwe dienst van het bezoeken van bijkantoren. Met het jaar 1992 hebben inmiddels ruim dertig broeders, met inbegrip van leden van het Besturende Lichaam, toewijzingen als zoneopziener behartigd.

Onderricht in de goddelijke wil

In de zomer van 1958 ontwikkelde zich een oorlogsdreiging in het Midden-Oosten. Ondanks de spanning in internationale betrekkingen troffen Jehovah’s Getuigen voorbereidingen voor een internationaal congres waarop zij verder in de goddelijke wil zouden worden onderricht. Het zou ook het grootste congres blijken te zijn dat ooit in één stad werd gehouden.

Een ongekend aantal van 253.922 afgevaardigden uit 123 landen vulde het Yankee Stadion en de Polo Grounds in de stad New York om het internationale „Goddelijke wil”-congres bij te wonen dat van 27 juli tot en met 3 augustus werd gehouden. „Jehovah’s Getuigen komen met complete stadionmenigten binnenstromen”, verklaarde de Newyorkse Daily News van 26 juli 1958. „Acht speciale treinen, 500 gecharterde bussen en 18.000 auto’s vervoeren de leden, nog afgezien van de twee gecharterde schepen en 65 gecharterde vliegtuigen.”

Op Gilead opgeleide zendelingen hadden aan het hoofdbureau van het Genootschap kenbaar gemaakt voor welke uitdaging zij stonden als zij de bijbelse waarheid onderwezen aan mensen die niet op de hoogte waren van de geloofsovertuigingen en leerstellingen van de kerken van de christenheid. Hadden zij maar een gemakkelijk te lezen en te begrijpen publikatie die uitsluitend de ware bijbelse leer zou uiteenzetten! Tot grote blijdschap van de 145.488 afgevaardigden die op donderdagmiddag 31 juli aanwezig waren, kondigde broeder Knorr de vrijgave aan van het nieuwe boek Van het verloren naar het herwonnen paradijs (Engels; Nederlands in 1960).

Broeder Knorr spoorde allen ertoe aan het nieuwe boek in de velddienst te gebruiken. Hij opperde ook de gedachte dat ouders het boek nuttig zouden vinden bij het onderwijzen van de bijbelse waarheid aan hun kinderen. Veel ouders namen de suggestie ter harte. Grace A. Estep, een onderwijzeres die in een stadje in de buurt van Pittsburgh (Pennsylvania) was opgegroeid, merkte op: „Een hele generatie kinderen is opgegroeid met het Paradijs-boek. Het was hún boek, dat zij meenamen naar de vergaderingen, waar zij met hun speelmakkertjes in bladerden en waaruit zij reeds lang voordat zij konden lezen, alleen al aan de hand van de plaatjes een hele reeks bijbelverhalen wisten te vertellen.”

Er werd ook stevige kost voor gevorderde studenten van Gods Woord verschaft. Aan het eind van zijn stimulerende lezing „Uw wil geschiede” bracht broeder Knorr de aanwezigen in vervoering toen hij de vrijgave (in het Engels) bekendmaakte van een nieuw boek getiteld „Uw wil geschiede op aarde”. Deze nieuwe publikatie, die een diepgaande studie van het boek Daniël bevatte, informeerde de lezers over de wijze waarop de goddelijke wil in het verleden is geschied en thans geschiedt. „Jullie zullen enorm van dit boek genieten!”, verklaarde de spreker. Door middel van een donderend applaus gaven de 175.441 toehoorders uiting aan hun vreugde over de ontvangst van dit nieuwe instrument dat ten doel had hun waardering voor de goddelijke wil te verdiepen!

In zijn slotopmerkingen kondigde broeder Knorr verdere speciale onderwijzingsprogramma’s aan die de wereldwijde organisatie tot voordeel zouden strekken. „Het onderwijzingswerk neemt niet af,” verklaarde Knorr, „nee, het beweegt zich veeleer in voorwaartse richting.” Hij zette plannen uiteen voor een opleidingscursus van tien maanden in Brooklyn voor de opzieners van de bijkantoren van het Genootschap over de hele wereld. Ook zouden er in veel landen overal ter wereld opleidingscursussen van een maand komen voor reizende opzieners en degenen die het opzicht hadden in de gemeenten. Waarom al dit onderricht? „Wij willen tot een hoger niveau van inzicht geraken,” legde hij uit, „opdat wij dieper kunnen doordringen in de gedachten van Jehovah zoals hij die in zijn Woord tot uitdrukking heeft gebracht.”

Er werd onmiddellijk een begin gemaakt met het samenstellen van het studiemateriaal voor deze opleidingsprogramma’s. Zeven maanden later, op 9 maart 1959, begon de eerste klas van een nieuwe school, de Koninkrijksbedieningsschool, in South Lansing (in de staat New York), het tehuis van de Gileadschool. Wat daar begon, werkte al gauw over de hele wereld door, toen de nieuwe school werd gebruikt om degenen op te leiden die het opzicht in de gemeenten hadden.

Gesterkt om ’vast te staan in het geloof’

In de jaren ’60 werd de mensenmaatschappij overspoeld door een vloedgolf van religieuze en maatschappelijke veranderingen. Geestelijken bestempelden gedeelten van de bijbel als mythisch of ouderwets. De „God is dood”-ideologie won aan populariteit. De mensenmaatschappij zonk steeds dieper in het moeras van seksuele immoraliteit. Door middel van De Wachttoren en andere publikaties, alsook congresprogramma’s, werden Jehovah’s dienstknechten gesterkt om tijdens dat turbulente decennium ’vast te staan in het geloof’. — 1 Kor. 16:13.

Op een in 1963 rond de wereld gehouden serie congressen werd in de lezing „Het boek van het ’eeuwige goede nieuws’ is heilzaam” de bijbel tegen de aanval van critici verdedigd. „Critici van de bijbel hoeven er niet op te wijzen dat dit boek door louter mensen geschreven is”, legde de spreker uit. „De bijbel zelf licht ons hier eerlijk over in. Maar wat dit boek van elk ander door mensen geschreven boek doet verschillen, is dat de bijbel ’door God is geïnspireerd’” (2 Tim. 3:16, 17). Aan het eind van deze bezielende lezing kwam de vrijgave van het boek De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” (Engels). De nieuwe publikatie bevatte een bespreking van elk bijbelboek, waarin achtergrondinformatie over het boek werd verschaft, zoals wie het heeft geschreven, wanneer en waar het werd geschreven en bewijzen voor de authenticiteit ervan. Daarna werd er een samenvatting van het bijbelboek gegeven, gevolgd door een gedeelte, „Waarom nuttig” genoemd, waarin werd aangetoond in welk opzicht dit specifieke bijbelboek van grote waarde is voor de lezer. Als een waardevol instrument in het voortdurende bijbelonderricht van Jehovah’s Getuigen wordt deze publikatie nu, zo’n dertig jaar na de vrijgave ervan, nog steeds als leerboek op de theocratische bedieningsschool gebruikt! *

De seksuele revolutie in de jaren ’60 heeft ook op Jehovah’s Getuigen invloed gehad. Ja, elk jaar moesten er verscheidene duizenden — een klein percentage van hun totale aantal — uitgesloten worden, in de meeste gevallen wegens seksuele immoraliteit. Jehovah’s Getuigen kregen dan ook zeer terecht rechtstreekse raad op een serie districtscongressen die in 1964 werden gehouden. Lyle Reusch, een reizend opziener die oorspronkelijk uit Saskatchewan (Canada) komt, kan zich de lezing „De organisatie van openbare dienstknechten zuiver en eerbaar houden” nog goed herinneren. Reusch zei: „In openhartige, eerlijke taal werd de kwestie van seksuele normen duidelijk uit de doeken gedaan.”

De lezing werd gepubliceerd in De Wachttoren van 1 februari 1965. Hierin stond onder andere: „Meisjes, maakt jullie niet tot een vuile handdoek voor openbaar gebruik, beschikbaar voor de vuile handen van iedere hoerenloper, elke symbolische ’hond’.” — Vergelijk Openbaring 22:15.

Zulke openhartige raad had ten doel Jehovah’s Getuigen als volk te helpen in moreel opzicht rein te blijven teneinde de Koninkrijksboodschap te kunnen blijven bekendmaken. — Vergelijk Romeinen 2:21-23.

„Wat betekent dit jaar 1975 eigenlijk?”

De Getuigen waren reeds lang de overtuiging toegedaan dat 6000 jaren van menselijke geschiedenis gevolgd zouden worden door de duizendjarige regering van Christus. Maar wanneer zouden de 6000 jaren van menselijk bestaan eindigen? Het boek Eeuwig leven — in de vrijheid van de zonen Gods, dat tijdens de in 1966 gehouden serie districtscongressen (in het Engels) werd vrijgegeven, wees naar 1975. Toen de broeders en zusters tijdens die congressen de inhoud van dit nieuwe boek bekeken, gaf het al direct aanleiding tot heel wat discussies over 1975.

Op het congres in Baltimore (Maryland, VS) hield F. W. Franz de slottoespraak. Hij begon met te zeggen: „Juist voordat ik het podium opkwam, kwam er een jongeman op mij af die vroeg: ’Wat betekent dit jaar 1975 eigenlijk?’” Broeder Franz maakte toen melding van de vele vragen die waren gerezen over de kwestie of het materiaal in het nieuwe boek betekende dat met 1975 Armageddon voorbij zou zijn en Satan gebonden zou zijn. Hij zei in feite: ’Het zou kunnen. Maar wij zeggen het niet. Bij God zijn alle dingen mogelijk. Maar wij zeggen het niet. En laat niemand van jullie ook maar iets dat tussen nu en 1975 gaat gebeuren, in specifieke termen gaan beschrijven. Waar het in verband met dit alles echter om gaat, beste vrienden, is, dat de tijd kort is. Wij behoeven er niet aan te twijfelen: De tijd loopt ten einde.’

In de jaren na 1966 handelden vele getuigen van Jehovah in harmonie met de geest van deze raad. Er werden echter nog meer verklaringen over dit onderwerp gepubliceerd, en sommige ervan waren waarschijnlijk stelliger dan raadzaam was. Dit werd toegegeven in De Wachttoren van 15 juni 1980 (blz. 17). Jehovah’s Getuigen werden echter ook vermaand zich voornamelijk te concentreren op het doen van Jehovah’s wil en zich niet al te zeer bezig te houden met datums en verwachtingen omtrent een vroege redding. *

Een instrument om het werk te bespoedigen

Aan het eind van de jaren ’60 maakten Jehovah’s Getuigen het goede nieuws met een gevoel van hoopvolle verwachting en dringendheid bekend. In 1968 was het aantal Koninkrijksverkondigers toegenomen tot 1.221.504 in 203 landen. Toch was het niet ongewoon dat sommigen jaar in jaar uit de bijbel bestudeerden zonder overeenkomstig de kennis die zij verwierven, te handelen. Bestond er een manier om het maken van discipelen te bespoedigen?

Het antwoord kwam in 1968 met de vrijgave van een nieuw hulpmiddel voor bijbelstudie, De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Dit 192 bladzijden tellende boek in zakformaat was gereedgemaakt met pasgeïnteresseerden in gedachten. Het bevatte 22 boeiende hoofdstukken over onderwerpen als „Waarom het verstandig is uw religie te onderzoeken”, „Waarom wij oud worden en sterven”, „Waar zijn de doden?”, „Waarom heeft God goddeloosheid tot onze tijd toegelaten?”, „Hoe de ware religie te identificeren” en „Een gelukkig gezinsleven opbouwen”. Het Waarheid-boek had ten doel de bijbelstudent aan te moedigen over het beschouwde materiaal te redeneren en het in zijn eigen leven toe te passen.

Het was de bedoeling dat deze nieuwe publikatie werd gebruikt in verband met een zes maanden durend bijbelstudieprogramma. In de uitgave van november 1968 van de Koninkrijksdienst werd uitgelegd hoe het nieuwe programma zou werken: „Het zou goed zijn te proberen elke week een heel hoofdstuk uit het ’Waarheid’-boek te bestuderen, hoewel dat wellicht niet bij alle huisbewoners en met alle hoofdstukken van het boek mogelijk is. . . . Als zij, aan het eind van zes maanden intensieve studie en gewetensvolle pogingen om hen naar vergaderingen te krijgen, nog niet met de gemeente samenkomen, is het wellicht het beste je tijd te gebruiken om met iemand anders te studeren die de waarheid werkelijk wil leren kennen en vorderingen wil maken. Stel je ten doel het goede nieuws op bijbelstudies op een dusdanige wijze aan te bieden dat belangstellende personen binnen zes maanden stappen zullen gaan doen!”

En dat deden zij! In een korte tijdsperiode had het zesmaandse bijbelstudieprogramma een verbazingwekkend succes. Gedurende de drie dienstjaren die op 1 september 1968 begonnen en op 31 augustus 1971 eindigden, werden in totaal 434.906 personen gedoopt — meer dan het dubbele van het aantal dat gedurende de voorgaande drie dienstjaren was gedoopt! Aangezien het Waarheid-boek en de ’zes maanden studie’-campagne op een tijd kwamen dat er onder Jehovah’s Getuigen een gevoel van hoopvolle verwachting en dringendheid heerste, hebben ze er in grote mate toe bijgedragen het maken van discipelen te bespoedigen. — Matth. 28:19, 20.

De regeling zal beslist succes hebben; ze is van Jehovah afkomstig”

Jarenlang waren de gemeenten van Jehovah’s Getuigen zo georganiseerd dat één geestelijk bekwame man door het Genootschap was aangesteld als de gemeentedienaar, of -„opziener”, bijgestaan door andere aangestelde „dienaren” (1 Tim. 3:1-10, 12, 13). * Deze mannen moesten de kudde dienen en er niet over heersen (1 Petr. 5:1-4). Maar zouden de gemeenten zich meer kunnen voegen naar de structuur van de eerste-eeuwse christelijke gemeenten?

In 1971 werd op een serie congressen die overal op aarde werden gehouden de lezing „Theocratische organisatie te midden van democratieën en communisme” uitgesproken. Op 2 juli hield F. W. Franz deze lezing in het Yankee Stadion in de stad New York. Hij zette hierin uiteen dat waar er genoeg bekwame mannen beschikbaar waren, de eerste-eeuwse gemeenten meer dan één opziener hadden (Fil. 1:1). „De groep opzieners van een gemeente”, zo zei hij, „zou een ’lichaam van oudere mannen’ . . . vormen . . . De leden van zo’n ’lichaam [of, raad] van oudere mannen’ waren allen gelijk en hadden dezelfde officiële status, en niemand van hen was het belangrijkste, meest prominente, meest gezaghebbende lid in de gemeente” (1 Tim. 4:14). Die lezing bracht werkelijk het hele congres in beroering. Welke invloed zou deze informatie op de gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de hele wereld hebben?

Het antwoord kwam twee dagen later, in de slottoespraak die gehouden werd door N. H. Knorr. Vanaf 1 oktober 1972 zouden er in de hele wereld wijzigingen in het toezicht op de gemeenten van kracht worden. Niet langer zou er slechts één gemeentedienaar of opziener zijn. Maar in de maanden tot 1 oktober 1972 zouden verantwoordelijke, rijpe mannen in elke gemeente een aanbeveling aan het Genootschap doen met betrekking tot de namen van degenen die als een lichaam van ouderlingen zouden dienen (en de namen van degenen die als dienaren in de bediening zouden dienen). Eén ouderling zou aangewezen worden als voorzitter, * maar alle ouderlingen zouden gelijke autoriteit hebben en gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor het nemen van beslissingen. „Deze organisatorische wijzigingen”, legde broeder Knorr uit, „zullen ertoe bijdragen de werkzaamheid van de gemeenten nog meer in overeenstemming te brengen met Gods Woord, en dit zal stellig nog meer zegeningen van Jehovah tot gevolg hebben.”

Hoe werden deze inlichtingen over wijzigingen in de organisatie door de bijeengekomen afgevaardigden ontvangen? Een reizend opziener werd ertoe bewogen te zeggen: „De regeling zal beslist succes hebben; ze is van Jehovah afkomstig.” Een andere Getuige met veel ervaring voegde hieraan toe: „Het zal voor alle rijpe mannen een aanmoediging zijn verantwoordelijkheid te aanvaarden.” Ja, alle mannen die aan de vereisten voldeden, konden nu verantwoordelijkheden ’trachten te verkrijgen’ en in een „opzienersambt” worden aangesteld (1 Tim. 3:1). Aldus kon een groter aantal broeders waardevolle ervaring opdoen in het behartigen van gemeentelijke verantwoordelijkheden. Hoewel zij dit aanvankelijk niet beseften, zouden zij in de voor hen liggende jaren allen nodig zijn om de grote toevloed van nieuwelingen te weiden.

Het materiaal dat op het congres werd bekendgemaakt, leidde ook tot enkele ophelderingen en aanpassingen die het Besturende Lichaam betroffen. Op 6 september 1971 werd besloten dat het voorzitterschap van het Besturende Lichaam alfabetisch onder zijn leden zou rouleren. Enkele weken later, op 1 oktober 1971, werd F. W. Franz voor de tijd van één jaar voorzitter van het Besturende Lichaam.

Het volgende jaar, in september 1972, begon de eerste verschuiving van verantwoordelijkheden in de gemeenten, en tegen 1 oktober was de roulatie in de meeste gemeenten voltooid. In de loop van de volgende drie jaar ervoeren Jehovah’s Getuigen een indrukwekkende groei — ruim driekwart miljoen personen werden gedoopt. Maar nu zou de herfst van 1975 aanbreken. Indien alle verwachtingen omtrent 1975 niet werden gerealiseerd, hoe zou dit dan van invloed zijn op hun ijver in de wereldomvattende predikingsactiviteit alsook op hun wereldwijde eenheid?

Hierbij kwam dat Nathan H. Knorr, een man met een dynamische persoonlijkheid en een opmerkelijke bekwaamheid als organisator, decennia lang een sleutelrol had gespeeld in het bevorderen van het onderricht binnen de organisatie; ook was hij degene die sterk had gestimuleerd dat de bijbel in de handen van de mensen kwam en zij werden geholpen dat boek te begrijpen. Welke uitwerking zou de verandering naar een nauwer toezicht door het Besturende Lichaam op deze doelstellingen hebben?

[Voetnoten]

^ ¶4 The Watchtower, 1 februari 1942, blz. 45; Consolation, 4 februari 1942, blz. 17.

^ ¶8 In september 1945 trad broeder Covington vrijwillig af als vice-president van de Watch Tower Bible and Tract Society (of Pennsylvania), waarbij hij als toelichting gaf dat hij in overeenstemming wilde handelen met wat destijds als Jehovah’s wil voor alle bestuursleden en functionarissen werd bezien — dat zij met de geest gezalfde christenen waren, terwijl hij beleed een van de „andere schapen” te zijn. Op 1 oktober werd Lyman A. Swingle tot bestuurslid gekozen, terwijl op 5 oktober Frederick W. Franz tot vice-president werd gekozen. (Zie het 1946 Yearbook of Jehovah’s Witnesses, blz. 221-224; The Watchtower, 1 november 1945, blz. 335, 336.)

^ ¶12 Zie hoofdstuk 30, „Het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws”.

^ ¶33 Gedetailleerde verslagen van de reis werden in de loop van 1946 in The Watchtower gepubliceerd. — Zie de bladzijden 14-16, 28-31, 45-48, 60-64, 92-95, 110-112, 141-144.

^ ¶38 Binnen enkele jaren raakte dit bijbelstudiehulpmiddel in de hele wereld bekend. Een herziene uitgave werd op 1 april 1952 vrijgegeven, en er werden meer dan 19.000.000 exemplaren van gedrukt in 54 talen.

^ ¶42 Zie de bladzijden 140-144, 171-176, 189-192, 205-208, 219-223, 236-240, 251-256, 267-272, 302-304, 315-320, 333-336, 363-368.

^ ¶66 Van De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” verscheen in 1990 een nieuwe, bijgewerkte uitgave (Engels; Nederlands in 1991).

^ ¶73 Zo werden in De Wachttoren de volgende artikelen gepubliceerd: „Een verstandig gebruik maken van de overgebleven tijd” (1 augustus 1968); „Dien met de eeuwigheid voor ogen” (15 september 1974); „Waarom ons ’die dag en dat uur’ niet is verteld” en „Welke uitwerking heeft het op u dat u ’die dag en dat uur’ niet weet?” (15 juli 1975) Eerder, in 1963, was in het boek De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” verklaard: „Het heeft geen zin de bijbelse chronologie te gebruiken om over datums te speculeren die in de stroom des tijds nog in de toekomst liggen. — Matth. 24:36.”

^ ¶80 Zie hoofdstuk 15, „Ontwikkeling van de organisatiestructuur”.

^ ¶82 De spreker legde ook uit dat het voorzitterschap binnen het lichaam van ouderlingen in elke gemeente vanaf 1 oktober 1972 jaarlijks zou rouleren. Deze regeling werd in 1983 gewijzigd, toen aan elk lichaam van ouderlingen werd gevraagd een presiderend opziener aan te bevelen die, na aanstelling door het Genootschap, voor een onbepaalde periode als voorzitter van het lichaam van ouderlingen zou dienen.

[Inzet op blz. 92]

Prediking ondanks arrestaties en acties van gepeupel

[Inzet op blz. 94]

’Wereldomvattende expansie en opleiding op een tot dusver ongekende schaal’

[Inzet op blz. 103]

De bijbel verdedigen tegen de aanval van critici

[Inzet op blz. 104]

’Waar het in verband met dit alles om gaat, beste vrienden, is, dat de tijd kort is’

[Inzet op blz. 106]

’Een aanmoediging voor alle rijpe mannen verantwoordelijkheid te aanvaarden’

[Kader op blz. 91]

Achtergrond van N. H. Knorr

Nathan Homer Knorr werd op 23 april 1905 in Bethlehem (Pennsylvania, VS) geboren. Op zestienjarige leeftijd verbond hij zich met de gemeente van de Bijbelonderzoekers in Allentown. In 1922 bezocht hij het congres te Cedar Point (Ohio), waar hij besloot uit de Reformed Church te treden. Het volgende jaar, op 4 juli 1923, nadat Frederick W. Franz, van Bethel Brooklyn, een dooplezing had gehouden, behoorde de achttienjarige Nathan tot degenen die in de Little Lehigh River, in het oosten van Pennsylvania, werden gedoopt. Op 6 september 1923 werd broeder Knorr een lid van de Bethelfamilie in Brooklyn.

Broeder Knorr was een ijverige werker op de verzendafdeling, en het duurde niet lang of men had het organisatietalent dat hij van nature bezat, opgemerkt. Toen het hoofd van de drukkerij, Robert J. Martin, op 23 september 1932 stierf, werd broeder Knorr als zijn plaatsvervanger aangesteld. Op 11 januari 1934 werd broeder Knorr tot medebestuurder van de Peoples Pulpit Association (nu Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.) gekozen, en het volgende jaar werd hij tot vice-president van deze corporatie benoemd. Op 10 juni 1940 werd hij vice-president van de Watch Tower Bible and Tract Society (de corporatie van Pennsylvania). Zijn verkiezing tot president van beide genootschappen en van de Britse corporatie, de International Bible Students Association, volgde in januari 1942.

In de volgende jaren was een van broeder Knorrs nauwste metgezellen en vertrouwde raadgevers Frederick W. Franz, een man die ouder was dan hij en wiens talenkennis en achtergrond als bijbelgeleerde reeds zeer waardevol voor de organisatie waren gebleken.

[Kader op blz. 93]

Een aanmoedigende blik in de toekomst

De afgevaardigden die in september 1942 het Theocratische Nieuwe-Wereldcongres in Cleveland (Ohio) bijwoonden, waren opgetogen toen de bejaarde secretaris-penningmeester van het Genootschap, W. E. Van Amburgh, de aanwezigen toesprak. Broeder Van Amburgh memoreerde dat het eerste congres dat hij had bijgewoond, in Chicago was, in 1900, en het was een „groot” congres — er waren ongeveer 250 aanwezigen. Na een aantal andere „grote” congressen opgesomd te hebben die in de loop der jaren waren gehouden, besloot hij met de volgende aanmoedigende blik in de toekomst: „Dit congres * lijkt ons nu groot toe, maar zoals dit congres groot is in vergelijking met de congressen die ik in het verleden heb bijgewoond, verwacht ik dat het heel klein zal zijn in vergelijking met de congressen die in de onmiddellijke toekomst liggen, als de Heer zijn volk uit alle delen van de aarde begint bijeen te brengen.”

[Voetnoot]

^ ¶115 Er was in Cleveland een hoogtepunt van 26.000 personen aanwezig, met een totaal aantal aanwezigen van 129.699 voor de 52 congressteden in de Verenigde Staten.

[Kader/Kaarten op blz. 96]

N. H. Knorrs dienstreizen, 1945–1956

1945⁄46: Midden-Amerika, Zuid-Amerika, Noord-Amerika, Europa, het Caribisch gebied

1947⁄48: Noord-Amerika, eilanden in de Grote Oceaan, het Verre Oosten, het Midden-Oosten, Europa, Afrika

1949⁄50: Noord-Amerika, Midden-Amerika, Zuid-Amerika, het Caribisch gebied

1951⁄52: Noord-Amerika, eilanden in de Grote Oceaan, het Verre Oosten, het Midden-Oosten, Afrika

1953⁄54: Zuid-Amerika, het Caribisch gebied, Noord-Amerika, Midden-Amerika

1955⁄56: Europa, eilanden in de Grote Oceaan, het Verre Oosten, Noord-Amerika, het Midden-Oosten, Noord-Afrika

[Kaarten]

(Zie publicatie)

[Kader op blz. 105]

„Vandaag ben ik er weer over gaan nadenken”

Het boek „De waarheid die tot eeuwig leven leidt” is op grote schaal door Jehovah’s Getuigen gebruikt om de bijbel met geïnteresseerde personen te bestuderen. Deze voorziening te rechter tijd heeft honderdduizenden geholpen een nauwkeurige kennis van de Schrift te verkrijgen. In een brief die in 1973 van een lezeres in de Verenigde Staten werd ontvangen, stond: „Er kwam vandaag een bijzonder sympathieke dame bij mij aan de deur die mij een boek gaf getiteld ’De waarheid die tot eeuwig leven leidt’. Ik heb het net uit. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik 190 bladzijden op één dag achter elkaar heb uitgelezen. Op 29 juni 1967 hield ik ermee op in God te geloven. Vandaag ben ik er weer over gaan nadenken.”

[Illustratie op blz. 95]

Gileadschool te South Lansing (New York)

[Illustratie op blz. 97]

Broeder Knorr, die hier Cuba bezoekt, heeft ettelijke malen de hele wereld afgereisd

[Illustraties op blz. 98]

Broeder Knorr was van mening dat iedere Getuige in staat moest zijn van huis tot huis te prediken

Engeland

Libanon

[Illustratie op blz. 99]

Als president van het Genootschap heeft broeder Knorr ruim 35 jaar nauw samengewerkt met broeder Franz

[Illustratie op blz. 100]

Bestuursleden van de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, in het midden van de jaren ’50. (Van links naar rechts) Lyman A. Swingle, Thomas J. Sullivan, Grant Suiter, Hugo H. Riemer, Nathan H. Knorr, Frederick W. Franz, Milton G. Henschel

[Illustraties op blz. 102]

In 1958 kwamen afgevaardigden uit 123 landen in het Yankee Stadion bijeen om het internationale „Goddelijke wil”-congres bij te wonen

[Illustratie op blz. 107]

Publikaties voor de opleiding van Jehovah’s Getuigen in de bediening

[Illustratie op blz. 107]

Enkele van de publikaties voor gebruik in de velddienst

[Illustratie op blz. 107]

Boeken die vast voedsel verschaften om Jehovah’s volk geestelijk te sterken

[Illustratie op blz. 107]

Hulpmiddelen voor nazoekwerk en studie