Paradijs
Paradijs
Definitie: In de Griekse Septuaginta-vertaling van de bijbel hebben de vertalers terecht het woord „paradijs” (pa·ra·deiʹsos) gebruikt voor de hof van Eden, omdat het kennelijk een omsloten park was. Na het verslag in Genesis hebben bijbelteksten die over een paradijs spreken, betrekking op (1) de hof van Eden zelf, of (2) de aarde in haar geheel wanneer ze in de toekomst herschapen zal zijn in een toestand als die van Eden, of (3) bloeiende geestelijke toestanden onder Gods dienstknechten op aarde, of (4) voorzieningen in de hemel die aan Eden doen denken.
Wordt er alleen in het „Oude Testament” of ook in het „Nieuwe Testament” over een toekomstig aards paradijs gesproken?
Het is niet schriftuurlijk de bijbel in twee gedeelten te splitsen en de waarde van verklaringen te beoordelen op grond van het feit of ze in het „Oude” of het „Nieuwe” gedeelte staan. In 2 Timótheüs 3:16 wordt ons gezegd: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten.” Romeinen 15:4 doelt op de voorchristelijke geïnspireerde Geschriften wanneer daar staat: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven.” Voor een deugdelijk antwoord op de vraag moet dus de gehele bijbel in aanmerking worden genomen.
Genesis 2:8 staat: „Voorts plantte Jehovah God een tuin [„park”, Mo; „paradijs”, PB; pa·ra·deiʹson, LXX] in Eden, tegen het oosten, en daar plaatste hij de mens [Adam] die hij gevormd had.” Er was een overvloed aan gevarieerd en fascinerend plantaardig en dierlijk leven. Jehovah zegende het eerste mensenpaar en zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid” (Gen. 1:28). Gods oorspronkelijke voornemen — dat heel de aarde een paradijs zou zijn, bevolkt met mensen die vol waardering zijn wetten gehoorzamen — zal niet onvervuld blijven (Jes. 45:18; 55:10, 11). Daarom zei Jezus: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.” Daarom ook leerde hij zijn discipelen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 5:5; 6:9, 10). In overeenstemming daarmee zet Efeziërs 1:9-11 uiteen dat het Gods voornemen is „om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn”. Hebreeën 2:5 spreekt over „de toekomende bewoonde aarde”. Openbaring 5:10 maakt melding van degenen die, als medeërfgenamen met Christus, ’als koningen over de aarde zullen regeren’. Bovendien geven Openbaring 21:1-5 en 22:1, 2 een verrukkelijke beschrijving van toestanden die er op de „nieuwe aarde” zullen heersen en die doen denken aan het Paradijs in Eden met zijn boom des levens. — Gen. 2:9.
InVoorts gebruikte Jezus de Griekse uitdrukking pa·ra·deiʹsos toen hij over het toekomstige aardse Paradijs sprak. „Hij zei tot hem [een boosdoener die naast Jezus aan een paal was gehangen en die zijn geloof in Jezus’ komende koningschap betuigde]: ’Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.’” — Luk. 23:43.
Hoe kunnen wij zeker weten wat Jezus in Lukas 23:43 met het Paradijs bedoelde?
Was het een tijdelijke verblijfplaats voor de ’overleden zielen van de rechtvaardigen’, een gedeelte van Hades?
Waar vindt die zienswijze haar oorsprong? The New International Dictionary of New Testament Theology verklaart:
„Met de infiltratie van de G[riekse] leerstelling der onsterfelijkheid van de ziel wordt het paradijs de verblijfplaats van de rechtvaardigen in het tussenstadium” (Grand Rapids, Mich.; 1976, onder redactie van Colin Brown, Deel 2, blz. 761). Was die onschriftuurlijke zienswijze gebruikelijk onder de joden toen Jezus op aarde was? Uit Hastings’ Dictionary of the Bible blijkt dat dit twijfelachtig is. — (Edinburgh, 1905), Deel III, blz. 669, 670.Zelfs indien dit in de eerste eeuw de gangbare zienswijze onder de joden was, zou Jezus die dan door zijn belofte aan de berouwvolle boosdoener onderschreven hebben? Jezus had de joodse Farizeeën en schriftgeleerden krachtig veroordeeld omdat zij overleveringen onderwezen die met Gods Woord in strijd waren. — Matth. 15:3-9; zie ook „Ziel”.
Jezus ging bij zijn dood inderdaad naar Hades, zoals uit Handelingen 2:30, 31 blijkt. (De apostel Petrus gebruikt daar als hij naar Psalm 16:10 verwijst, het woord Hades als equivalent van Sjeool.) Maar de bijbel vermeldt nergens dat Sjeool/Hades of enig gedeelte ervan een paradijs of plaats van gelukzaligheid is. Prediker 9:5, 10 zegt veeleer dat zij die zich daar bevinden, „zich van helemaal niets bewust” zijn.
Was het Paradijs van Lukas 23:43 de hemel of een gedeelte van de hemel?
De bijbel stemt niet overeen met de zienswijze dat Jezus en de boosdoener op de dag dat Jezus met hem sprak, naar de hemel gingen. Jezus had voorzegd dat hij, nadat hij gedood was, pas op de derde dag zou worden opgewekt (Luk. 9:22). In die driedaagse periode was hij niet in de hemel, want na zijn opstanding zei hij tot Maria Magdalena: „Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen” (Joh. 20:17). Pas veertig dagen na Jezus’ opstanding zagen zijn discipelen hem van de aarde omhooggeheven worden en uit het gezicht verdwijnen toen hij zijn hemelvaart begon. — Hand. 1:3, 6-11.
De boosdoener voldeed niet aan de vereisten om naar de hemel te gaan, zelfs niet al zou dat op een later tijdstip zijn. Hij was niet „wederom geboren”, want hij was noch in water gedoopt noch door Gods geest verwekt. De heilige geest werd pas meer dan vijftig dagen na de dood van de boosdoener op Jezus’ discipelen uitgestort (Joh. 3:3, 5; Hand. 2:1-4). Op de dag van zijn dood had Jezus met degenen ’die in zijn beproevingen steeds bij hem gebleven waren’, een verbond voor een hemels koninkrijk gesloten. De boosdoener kon niet op zo’n reputatie van getrouwheid bogen en werd niet in dat verbond opgenomen. — Luk. 22:28-30.
Wat wijst erop dat dit Paradijs aards is?
De Hebreeuwse Geschriften waren er voor getrouwe joden nooit aanleiding toe geweest hemels leven als beloning te verwachten. Die Geschriften wezen op het herstel van het Paradijs hier op aarde. Daniël 7:13, 14 had voorzegd dat wanneer er „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” aan de Messías gegeven zouden worden, „de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen”. Die onderdanen van het Koninkrijk zouden hier op aarde zijn. Met wat de boosdoener tot Jezus zei, gaf hij kennelijk uiting aan de hoop dat Jezus hem zou gedenken als die tijd gekomen zou zijn.
Hoe zou Jezus dan met de boosdoener zijn? Door hem uit de doden op te wekken, voorzieningen te treffen voor zijn fysieke behoeften en hem de gelegenheid te schenken Jehovah’s vereisten voor eeuwig leven te leren kennen en daaraan te voldoen (Joh. 5:28, 29). Jezus zag in de berouwvolle en eerbiedige houding van de boosdoener een deugdelijke grond om hem te rekenen onder de miljarden die een opstanding tot aards leven zullen ontvangen en de gelegenheid zullen krijgen om te bewijzen dat zij het waard zijn eeuwig in het Paradijs te leven.
Wanneer zal de boosdoener in het Paradijs zijn?
Hoe men Lukas 23:43 opvat, wordt beïnvloed door de interpunctie die de vertaler gebruikt. In de oorspronkelijke Griekse handschriften van de bijbel stond geen interpunctie. The Encyclopedia Americana (1956, Deel XXIII, blz. 16) verklaart: „In de vroegere handschriften en inscripties van de Grieken duidt niets op een poging tot interpunctie.” Pas in de 9de eeuw G.T. begon men interpunctie te gebruiken. Moet Lukas 23:43 luiden: „Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (NBG), of moet het zijn: ’Voorwaar, Ik zeg u heden: Gij zult met Mij in het paradijs zijn’? Dit moet worden vastgesteld op grond van de leringen van Christus en de rest van de bijbel, en niet op grond van een komma die eeuwen nadat Jezus deze woorden had gezegd, in de tekst werd ingevoegd.
Lukas 23:43 zegt de Duitse bijbelvertaler L. Reinhardt: „De interpunctie die tegenwoordig [door de meeste vertalers] in dit vers wordt gebruikt, is ongetwijfeld onjuist en strijdig met het hele denken van Christus en de boosdoener. . . . [Christus] verstond onder het paradijs beslist geen onderafdeling van het dodenrijk, maar veeleer het herstel van een paradijs op aarde.”
De door J. B. Rotherham vertaalde Emphasised Bible stemt met de interpunctie in de Nieuwe-Wereldvertaling overeen. In een voetnoot bijWanneer zou Jezus ’in zijn koninkrijk komen’ en het voornemen van zijn Vader om de aarde tot een paradijs te maken, verwezenlijken? Het boek Openbaring, dat zo’n 63 jaar na de in Lukas 23:42, 43 opgetekende woorden werd geschreven, geeft te kennen dat deze gebeurtenissen nog in de toekomst lagen. (Zie blz. 86-89, onder „Datering”; ook het onderwerp „Laatste dagen”.)