Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Verjaardagen

Verjaardagen

Verjaardagen

Definitie: De dag waarop men zijn geboorte herdenkt. Op sommige plaatsen wordt iemands verjaardag, vooral die van een kind, gevierd met een feestje en het geven van geschenken. Een onbijbels gebruik.

Worden verjaardagvieringen in de bijbel in een gunstig licht geplaatst? De bijbel noemt slechts twee van zulke vieringen:

Gen. 40:20-22: „Nu bleek het op de derde dag Farao’s verjaardag te zijn, en hij rechtte toen een feestmaal aan . . . Bijgevolg plaatste hij de overste der schenkers weer op zijn post van schenker . . . Maar de overste der bakkers hing hij op.”

Matth. 14:6-10: „Toen Herodes’ verjaardag werd gevierd, danste de dochter van Heródias bij die gelegenheid, en zij behaagde Herodes zozeer dat hij met een eed beloofde haar alles te zullen geven wat zij zou vragen. Op influistering van haar moeder zei ze toen: ’Geef mij hier op een platte schotel het hoofd van Johannes de Doper.’ . . . Hij zond iemand weg en liet Johannes in de gevangenis onthoofden.”

Alles wat in de bijbel is opgetekend, staat daar met een reden (2 Tim. 3:16, 17). Jehovah’s Getuigen hebben opgemerkt dat Gods Woord zich ongunstig over verjaardagvieringen uitlaat en mijden deze daarom.

Hoe stonden de eerste christenen en de joden uit bijbelse tijden tegenover het vieren van verjaardagen?

„Het begrip verjaarsfeest paste helemaal niet in de denkbeelden van de christenen uit die periode in het algemeen.” — Allgemeine Geschichte der christlichen Religion und Kirche (1842), door August Neander, blz. 518.

„De latere Hebreeën [beschouwden] het vieren van verjaardagen als een onderdeel van afgodische aanbidding . . ., een zienswijze die wel op afdoende wijze bevestigd werd door wat zij van de algemene vieringen die verband hielden met deze dagen, zagen.” — The Imperial Bible-Dictionary (Londen, 1874), onder redactie van Patrick Fairbairn, Deel I, blz. 225.

Wat is de oorsprong van de populaire gebruiken die verband houden met het vieren van verjaardagen?

„De diverse gebruiken waarmee mensen tegenwoordig hun verjaardagen vieren, zijn reeds heel oud. Hun oorsprong ligt in het rijk van magie en religie. De gebruiken om elkaar geluk te wensen, geschenken te geven en feest te vieren — met brandende kaarsen en al — waren in oude tijden bedoeld om de jarige tegen demonen te beschermen en zijn veiligheid voor het komende jaar te verzekeren. . . . Tot de vierde eeuw werden verjaardagvieringen door het christendom als een heidens gebruik verworpen.” — Schwäbische Zeitung (bijblad Zeit und Welt), 3/4 april 1981, blz. 4.

„De Grieken geloofden dat iedereen een beschermende geest of daemon had die bij zijn geboorte aanwezig was en tijdens zijn leven over hem waakte. Deze geest stond in een mystieke relatie tot de god op wiens geboortedag de persoon was geboren. De Romeinen onderschreven dit denkbeeld ook. . . . Dit idee zette zich voort in het menselijk geloof en vindt zijn weerspiegeling in de beschermengel, de petemoei in sprookjes, en de schutspatroon. . . . De gewoonte van brandende kaarsjes op de taart begon bij de Grieken. . . . Honingkoeken zo rond als de maan en verlicht met kaarsen werden op de tempelaltaren van [Artemis] gezet. . . . Verjaarskaarsen bezitten in het volksgeloof een speciale magische kracht om wensen te laten uitkomen. . . . Brandende kaarsen en offervuren hebben reeds een speciale mystieke betekenis sinds de mens voor het eerst altaren voor zijn goden bouwde. De verjaarskaarsen zijn dan ook een eerbetoon en hulde aan het jarige kind en brengen geluk. . . . Verjaars- en gelukwensen horen onverbrekelijk bij deze feestdag. . . . Oorspronkelijk was het idee geworteld in magie. . . . Verjaarswensen hebben macht ten goede of ten kwade omdat men op die dag dichter bij de geestenwereld is.” — The Lore of Birthdays (New York, 1952), Ralph en Adelin Linton, blz. 8, 18-20.

Er is niets op tegen om op andere tijden voor gezellige en opbouwende omgang met familie en vrienden bijeen te komen

Pred. 3:12, 13: „Er [is] voor hen niets beters . . . dan zich te verheugen en goed te doen tijdens zijn leven; en ook dat ieder mens eet en inderdaad drinkt en het goede ziet voor al zijn harde werk. Het is de gave Gods.”

Zie ook 1 Korinthiërs 10:31.