Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het Koninkrijk als doel nastreven

Het Koninkrijk als doel nastreven

Hoofdstuk 6

Het Koninkrijk als doel nastreven

1. (a) Hoe laat datgene wat Jehovah met betrekking tot zijn regering biedt, zich vergelijken met wat mensen tot stand hebben gebracht? (b) Waarom kunnen wij ons leven veilig rondom Gods Woord opbouwen?

WANNEER u iets aantrekkelijks wordt aangeboden, hoe reageert u dan? Probeert u niet het te krijgen? Nu, Jehovah God biedt u de gelegenheid om eeuwig leven onder een volmaakte regering te verwerven. Het is waar dat in de huidige regeringen veel politici corrupt zijn en hun beloften vaak waardeloos zijn. Zelfs met de beste bedoelingen zijn mensen nog niet in staat gebleken een goede regering onafhankelijk van Gods soevereiniteit tot stand te brengen (Spreuken 20:24). Maar God heeft door de eeuwen heen progressieve stappen ondernomen die leiden tot de oprichting van zijn volmaakte Koninkrijksregering, en hij nodigt rechtvaardig gezinde mensen uit er profijt van te trekken. Zijn voornemen is betrouwbaar en waarachtig. Hij kan niet liegen. Wij kunnen ons leven veilig rondom zijn Woord opbouwen. — Openbaring 21:1-5; Titus 1:2.

2. (a) Wanneer en hoe maakte God zijn voornemen bekend om een rechtvaardig koninkrijk op te richten? (b) Wat onthult Hebreeën 11:4-7 met betrekking tot degenen die hun streven gericht hielden op de hoop van het Koninkrijk?

2 Gods voornemen om een koninkrijk van rechtvaardigheid op te richten, is niet nieuw. Toen in Eden Gods soevereiniteit voor het eerst werd betwist, maakte God zijn voornemen bekend een „zaad” voort te brengen dat Satan en zijn gebroed zou „verbrijzelen” (Genesis 3:15; Romeinen 16:20). Te midden van de gewelddadigheid van die wereld uit de oudheid gaven Abel, Henoch en Noach blijk van geloof in die belofte van Jehovah. Vol vertrouwen dat God „de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken”, verdroegen zij smaad en verkozen zij ’met God te wandelen’ en rechtvaardigheid te prediken (Hebreeën 11:4-7). Wat een prachtige voorbeelden voor allen die thans geloof oefenen in de ’komst’ van Gods koninkrijk!

EEN OPMERKELIJKE GESLACHTSLIJN

3. In welk opzicht was Abraham volgens Genesis 12:1-7 een uitnemend voorbeeld voor ons?

3 Ruim 400 jaar na de Vloed maakte God duidelijk dat het beloofde koninklijke „zaad” uit de geslachtslijn van Abraham zou komen. Maar waarom Abraham? Omdat God zag dat hij een uitzonderlijk geloof bezat. Hij riep Abraham uit zijn geboortestad, Ur der Chaldeeën, en stuurde hem naar een vreemd land, Kanaän. God zei tot hem:

„Alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen. . . . Aan uw zaad zal ik dit land geven” (Genesis 12:3, 7; Handelingen 7:4).

In plaats dat Abraham zich vastklampte aan de natie waarin hij geboren was, ging hij weg, om nooit meer terug te keren. Hij was bereid zijn levensstijl radicaal te veranderen om de Soevereine Heer Jehovah onvoorwaardelijke gehoorzaamheid te schenken. Beslist een uitnemend voorbeeld voor allen die in deze tijd een leven van toewijding aan Jehovah willen leiden!

4. Hoe werd Sara wegens haar geloof gezegend? (Hebreeën 11:11, 12)

4 Alhoewel Abrahams vrouw, Sara, tot op hoge leeftijd onvruchtbaar bleef, gaf Jehovah Abraham later de verzekering: „Ik zal haar stellig zegenen en zij zal werkelijk tot natiën worden; koningen van volken zullen uit haar voortkomen” (Genesis 17:16). Op negentigjarige leeftijd werd de getrouwe Sara gezegend doordat er een wonder geschiedde en zij Abraham een zoon baarde, Isaäk, de voorvader van vele koningen. — Matthéüs 1:2, 6-11, 16; Openbaring 17:14.

5. Hoe werd de gehoorzaamheid van Abraham en Isaäk beloond?

5 Na verloop van tijd onderwierp Jehovah zowel Abraham als Isaäk aan een diepgaande beproeving. Hij gelastte Abraham om samen met de enige zoon die Sara hem had geschonken, een reis van zo’n drie dagen te ondernemen naar de berg Moría, om zijn zoon daar als brandoffer te offeren. Tegen die tijd was Isaäk heel waarschijnlijk zo’n 25 jaar oud en sterk genoeg om de zware vracht brandhout de berg op te torsen; sterk genoeg ook om zich tegen zijn 125 jaar oude vader te verzetten als hij dat gewild had. Maar vader en zoon vervulden gehoorzaam hun rol in dit ontroerende drama. Het moment kwam dat Abraham zijn hand met het slachtmes ophief om zijn zoon te doden. Toen hield Jehovah’s engel hem tegen. In plaats van Isaäk werd er een ram geofferd. — Genesis 22:1-14.

6. (a) Welk profetische beeld werd daar opgevoerd? (b) Waarom dient de belofte in Genesis 22:18 uw speciale belangstelling te hebben?

6 Hier verschafte God een profetisch beeld om aan te duiden hoe hij zijn eigen Zoon zou offeren om de zonde van de mensenwereld weg te nemen (Johannes 1:29; Galáten 3:16). God zei toen namelijk tot Abraham:

„Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd.” — Genesis 22:15-18.

7. Welke handelwijze van onze zijde zal door Jehovah worden beloond?

7 Wat een geweldige voorbeelden van gehoorzaamheid waren Abraham en Isaäk! Wellicht zal van ons nooit gevraagd worden een dergelijk offer te brengen, maar het is wel belangrijk dat wij ons, net als zij, aan Jehovah onderwerpen, uit oprechte liefde voor hem (Jakobus 4:7; 2 Korinthiërs 9:13). Bereidheid om onszelf en zelfzuchtige belangen op te offeren ten einde ’het komende Koninkrijk’ als doel na te streven, is een handelwijze die Jehovah altijd goedkeurt en beloont. — Matthéüs 6:33.

8. (a) Welk contrast bestond er tussen Jakobs handelwijze en die van Esau? (b) Welke zegen schonk Isaäk aan Jakob?

8 Isaäks zoon Jakob was ook iemand die het Koninkrijk als doel nastreefde. Maar zijn tweelingbroer Esau verachtte heilige dingen en kreeg belangstelling voor Kanaänitische vrouwen en voor zelfzuchtig materialisme. En voor slechts een bord eten verkocht hij zijn kostbare eerstgeboorterecht aan Jakob! (Hebreeën 12:16) De geestelijk gezinde Jakob hechtte veel waarde aan het eerstgeboorterecht en Jehovah leidde alles zo dat hij die prijs kon behouden en zelfs de zegen van de bejaarde Isaäk ontving. Esau was met demonenaanbiddende vrouwen getrouwd; Jakob daarentegen maakte de lange tocht naar Mesopotamië om onder Jehovah’s aanbidders een vrouw te zoeken. Vlak voor zijn vertrek gaf Isaäk Jakob de verzekering:

„God de Almachtige zal u zegenen en u vruchtbaar maken en u vermenigvuldigen, en gij zult stellig tot een verzameling van volken worden.” — Genesis 25:27-34; 26:34, 35; 27:1-23; 28:1-4.

9. (a) Waarom werd Jakobs naam in Israël veranderd? (b) Hoe kunnen wij profijt trekken van zijn voorbeeld?

9 Later, toen Jakob bijna 100 jaar oud was, toonde hij wederom hoeveel waarde hij aan geestelijke zaken hechtte. Hij worstelde de hele nacht met een engel om een zegen te verkrijgen. Als teken van Zijn gunst veranderde Jehovah Jakobs naam daar in Israël, wat „Volharder met God” betekent (Genesis 32:24-30). Ook wij zullen thans beloond worden als wij volharden in ons streven naar geestelijke rijkdommen en terzelfder tijd de geest van de goddeloze wereld om ons heen vermijden. — Matthéüs 6:19-21.

10. (a) Hoe werd de profetie uit Genesis 28:3 vervuld? (b) Wat zijn op het gebied van persoonlijke getrouwheid enkele hartverwarmende voorbeelden uit Hebreeën 11:1 tot 12:1?

10 Jehovah heeft Jakobs afstammelingen inderdaad als een „verzameling van volken” georganiseerd, en via Zijn middelaar Mozes, die Hij ook een begin liet maken met het schrijven van de bijbel, zei God tot die natie Israël:

„Indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen . . . zult [gíj] mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden” (Exodus 19:5, 6).

Helaas heeft het Israël naar het vlees, omdat het Gods stem niet gehoorzaamde, het voorrecht om dat geestelijke koninkrijk te worden, verbeurd. Maar in verbondenheid met die natie hebben veel afzonderlijke personen hun rechtschapenheid jegens God bewezen — onder wie de rechters in Israël, de profeten en zelfs een vroegere hoer, Rachab. In Hebreeën 11:1 tot 12:1 kunnen wij over die getrouwe „getuigen” lezen, en wat een hartverwarmende aanmoediging vormen zij voor personen die in de huidige tijd naar ’de komst van Gods koninkrijk’ uitzien!

11. Hoe kunt u als die getrouwe getuigen zijn?

11 Wilt u sterk in het geloof worden? Wilt u nu als die mannen en vrouwen des geloofs zijn door te „trachten . . . een betere plaats te verkrijgen, namelijk een die tot de hemel behoort”, en zult ook u uw streven richten op „de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is”? (Hebreeën 11:10, 16) ’Maar’, vraagt u zich misschien af, ’wat is die „stad”?’

DE DOOR GOD GEBOUWDE STAD

12. Naar welke „stad” zagen die dienstknechten van God uit de oudheid vurig uit? (Zie ook Hebreeën 11:22-32; Ruth 1:8, 16, 17.)

12 Die „stad” is het beloofde koninkrijk Gods. Hoe komen wij daarbij? Wel, in oude tijden was het vaak zo dat een stad een koninkrijk was, geregeerd door een koning. De eerste koning over wie in de bijbel goedkeurend wordt gesproken, was „Melchizédek, koning van [de stad] Salem, priester van de Allerhoogste God”. Eeuwen later werd de stad Jeruzalem op diezelfde plek gebouwd, en net als Salem werd het een afbeelding van het hemelse koninkrijk in handen van de grote Koning en Hogepriester, Jezus Christus (Genesis 14:1-20; Hebreeën 7:1, 2, 15-17; 12:22, 28). Hoewel de details hun destijds niet bekend waren, zochten Abraham en Sara, evenals Isaäk en Jakob, ernstig „de stad” waarover de Messías als koning zou regeren. Abraham „verheugde zich ten zeerste wegens het vooruitzicht”. Ook u kunt vreugde vinden als u in geloof een plaats in die Koninkrijksregeling tracht te verkrijgen. — Hebreeën 11:14-16; Johannes 8:56.

13, 14. Hoe begon Jakobs sterfbedprofetie in vervulling te gaan?

13 Jakob werd de vader van twaalf zonen, die na verloop van tijd de hoofden werden van de twaalf stammen van Israël. Op zijn sterfbed voorzei Jakob welke van de twaalf stammen de heerser zou voortbrengen aan wie God Koninkrijksautoriteit zou verlenen. Hij zei namelijk:

„Een leeuwewelp is Juda. . . . De scepter zal van Juda niet wijken . . . totdat Silo [d.w.z. Hij van wie het is] komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren” (Genesis 49:9, 10).

Is Silo uit Juda voortgekomen? Ja inderdaad!

14 De vervulling van Jakobs profetie begon zich ruim 600 jaar later te ontvouwen. Toen koos Jehovah uit de stam Juda „een man . . . aangenaam naar zijn hart”. Zijn naam was David. God maakte deze moedige ’leeuw van Juda’ tot leider en koning over Zijn volk Israël (1 Samuël 13:14; 16:7, 12, 13; 1 Kronieken 14:17). Aan koning David beloofde Jehovah een eeuwig koninkrijk. — Psalm 89:20, 27-29.

15. Waarom wierp Jehovah het Judese koninkrijk omver, en voor hoe lang?

15 David, die in 1077 v.G.T. koning werd, was de eerste van een dynastie van Judese koningen die in de stad Jeruzalem regeerden. Wanneer de koning bereidwillig Jehovah gehoorzaamde, genoot de natie voorspoed. Maar als een koning goddeloos werd en tegen Jehovah’s rechtvaardige wetten in opstand kwam, leed het volk (Spreuken 29:2). De laatste koning van Juda, Zedekía, was bijzonder goddeloos. Gods profeet zei tot hem: „’Zet af de kroon. . . . Tot een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal ik ze maken . . . totdat hij komt die het wettelijke recht heeft, en ik moet het aan hem geven.’” De Soevereine Heer Jehovah wierp dat koninkrijk omver, en zo zou de situatie blijven totdat er een koning zou komen die er het „wettelijke recht” op had. — Ezechiël 21:26, 27.

DE KONING MET HET „WETTELIJKE RECHT”

16. Hoe identificeert de Schrift de blijvende erfgenaam van het Koninkrijk?

16 Wie zou het „wettelijke recht” op het Davidische koninkrijk erven? De eerste zeventien verzen van het bijbelboek Matthéüs verschaffen het antwoord. Ze volgen de lijn van het beloofde „zaad” van Abraham tot David, en dan verder tot Jozef, die te zijner tijd met Maria trouwde. Daardoor zou Maria’s eerstgeboren zoon het „wettelijke recht” op het Koninkrijk hebben. Vroeg in het jaar 2 v.G.T. kon de engel Gabriël daarom betreffende de zoon die door een wonder in haar schoot verwekt zou worden, de volgende aankondiging doen:

„Gij [moet hem] de naam Jezus . . . geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Lukas 1:26-33).

Op grootse wijze had Jehovah zich er in de loop der eeuwen mee beziggehouden zijn voornemen te verwezenlijken om deze blijvende erfgenaam van Davids koninkrijk voort te brengen. Als wij aan deze dingen denken, wordt ons geloof in Gods belofte betreffende ’de komst van zijn koninkrijk’ dan niet versterkt?

17, 18. (a) Wie alleen zullen het hemelse koninkrijk beërven? (b) Wie zijn enkelen van de getrouwen die een aardse opstanding zullen krijgen? (c) Waartoe dient dit besef ons aan te moedigen?

17 Het is niet zo dat wij allen kunnen verwachten met Jezus in het hemelse koninkrijk te zijn, want die gelegenheid is slechts voor een „kleine kudde” van zijn discipelen weggelegd (Lukas 12:32). Zelfs koning David bezat die hoop niet. Zo lezen wij: „David immers is niet naar de hemel opgestegen” (Handelingen 2:34). Evenmin gaan Johannes de Doper en andere getrouwe mannen en vrouwen uit oude tijden „het koninkrijk der hemelen” binnen. — Matthéüs 11:11; Hebreeën 11:39, 40.

18 Zulke getrouwen die hun rechtschapenheid hebben bewaard, zullen echter hier op deze aarde een opstanding krijgen, velen van hen om „vorsten” in Gods Koninkrijksregeling te worden (Psalm 45:16). Zou u hen als zij uit het graf komen, niet graag welkom heten en aangename omgang met hen willen genieten? Natuurlijk! Wees daarom vastbesloten uw streven op die „stad” te blijven richten door „medewerkers voor het koninkrijk Gods” te worden, te zamen met alle anderen in deze tijd die deze grootse gelegenheid naar waarde schatten. — Kolossenzen 4:11.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 52, 53]

ZIJ RICHTTEN HUN STREVEN OP GODS KONINKRIJK

ABEL c. 3900 v.G.T.

NOACH 2970-2020 v.G.T.

ABRAHAM, SARA, ISAÄK, JAKOB 2018-1711 v.G.T.

JOZEF 1767-1657 v.G.T.

MOZES 1593-1473 v.G.T.

RACHAB 1473 v.G.T.

RECHTERS 1473-1117 v.G.T.

RUTH, NAOMI c. 1300 v.G.T.

DAVID 1107-1037 v.G.T.

PROFETEN 1117-442 v.G.T.

JOHANNES DE DOPER 2 v.G.T.-​31 G.T.