Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vreugdevol deelnemen aan de oogst

Vreugdevol deelnemen aan de oogst

Lied 211

Vreugdevol deelnemen aan de oogst

(Mattheüs 9:37, 38)

1. Wij leven vandaag in de oogsttijd;

Dat voorrecht is groot, biedt ons veel.

De engelen dienen als „oogsters”;

Wij doen van dat werk ook ons deel.

Gods Zoon heeft de aanzet gegeven:

Hij zaaide het zaad op het „veld”.

Het graan is nu rijp en wordt snel geoogst;

Kom, blij voor het werk ons gemeld!

2. De „tarwe” is nu in de ’graanschuur’.

De klasse van „’t onkruid” voert strijd

En tracht steeds ons werk te verstoren,

Maar ’knarsetandt’, ’wenend’ van nijd.

Gods dienstknechten zijn heel druk bezig,

Van vroeg in de morgen tot laat.

De oogst aan Gods „schapen” is werk’lijk groot;

Ga door met dat werk, het brengt baat!

3. Door liefde voor God en de naaste

Breidt ieder zijn dienst steeds meer uit.

Het inzaam’lingswerk is heel dringend:

Dit stelsel vindt thans zijn „besluit”!

De oogsttijd noopt ieder tot actie;

Wie kennis zoekt, wordt graag geleid.

’t Schenkt vreugd als een nieuweling krachtig groeit,

De „tarwe”-klas’ goed onderscheidt.

4. En Jezus, de Oogster, aanschouwt nu

Het koren, tot rijpheid gebracht.

Hoe „wit” is het „veld” waar wij werken

En waar men op onderwijs wacht!

Wij smaken onnoem’lijk veel vreugde

Als helpers van God, groot en klein.

Dien God daarom toegewijd, blij van hart,

Door in zijn oogst werkzaam te zijn.