Codex van Aleppo
Dit Hebreeuwse manuscript werd eeuwenlang door de Joodse gemeenschap in Aleppo (Syrië) bewaard, maar is inmiddels ondergebracht in het Israëlmuseum in Jeruzalem. De codex is gemaakt in Tiberias, dat aan de oever van het Meer van Galilea ligt, en dateert uit ongeveer 930 n.Chr. (Zie App. A3.)
Deze codex wordt bezien als het beste manuscript van de Hebreeuwse Geschriften dat door masoretische geleerden is gemaakt. (Zie MASORETISCHE TEKST.) Het manuscript is overgeschreven door de geleerde Sjlomo ben Buya’a. Het werd voltooid door de bekende Joodse geleerde Aäron Ben Asjer, die alle manuscripten van de Hebreeuwse Geschriften die hij tot zijn beschikking had bestudeerde, zodat hij een zo nauwkeurig mogelijke tekst kon vaststellen. Hij voegde vocaaltekens en accenten toe en ook aantekeningen over de tekst. Naar verluidt heeft de gerespecteerde 12de-eeuwse Joodse geleerde Maimonides verklaard dat dit manuscript de meest gezaghebbende tekst van de Hebreeuwse Bijbel is. Daarna hebben veel Joden de tekst als zodanig geaccepteerd.
De Codex van Aleppo bevatte oorspronkelijk de volledige Hebreeuwse Geschriften en was geschreven in het Hebreeuws op zo’n 490 perkamentbladen, meestal in drie kolommen. (Zie PERKAMENT.) Ongeveer een derde van de bladzijden is verdwenen. Aan het begin van de codex bijvoorbeeld ontbreekt het grootste deel van de Pentateuch, en het gedeelte aan het eind — Hooglied (het laatste gedeelte van het boek), Prediker, Klaagliederen, Esther, Daniël, Ezra en Nehemia — ontbreekt ook. Maar de Codex Leningradensis, een masoretische tekst uit 1008/1009 n.Chr., bevat de volledige Hebreeuwse Geschriften. (Zie CODEX LENINGRADENSIS.)