VERHAAL 30
De brandende struik
OP ZOEK naar gras voor zijn schapen, kwam Mozes op een dag bij de berg Horeb. Hier zag hij een struik in vlam staan, maar die verbrandde niet!
’Wat vreemd’, dacht Mozes. ’Dat moet ik eens van dichtbij bekijken.’ Toen hoorde hij een stem uit de struik zeggen: ’Kom niet dichterbij! Trek je sandalen uit, want je staat op heilige grond.’ Het was God, die door een engel sprak. Daarom bedekte Mozes zijn gezicht.
Toen zei God: ’Ik heb het lijden van mijn volk in Egypte gezien. Daarom ga ik hen bevrijden en jij bent degene die mijn volk uit Egypte moet leiden.’ Jehovah wilde zijn volk naar het prachtige land Kanaän brengen.
Maar Mozes zei: ’Wie ben ik? Hoe kan ik dat doen? Maar als ik nu ga en de Israëlieten vragen mij: „Wie heeft je gestuurd?”, wat moet ik dan zeggen?’
’Dit moet je zeggen’, antwoordde God. ’„JEHOVAH, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij gestuurd.”’ En Jehovah zei erbij: ’Dit is mijn naam voor altijd.’
’Maar als zij mij nu niet geloven wanneer ik zeg dat u mij hebt gestuurd’, antwoordde Mozes.
’Wat heb je in je hand?’ vroeg God.
Mozes antwoordde: ’Een staf.’
’Gooi hem op de grond’, zei God. Toen Mozes dit deed, werd de staf een slang. Daarna liet Jehovah Mozes nog een wonder zien. Hij zei: ’Steek je hand in je mantel.’ Mozes deed het, en toen hij zijn hand terugtrok, was die zo wit als sneeuw! Het leek wel of de hand de gevaarlijke ziekte had die melaatsheid wordt genoemd. Daarna gaf Jehovah Mozes de macht om nog een derde wonder te doen. Tot slot zei hij: ’Wanneer je deze wonderen doet, zullen de Israëlieten geloven dat ik je heb gestuurd.’
Daarop ging Mozes naar huis en zei tegen Jethro: ’Laat mij toch naar mijn familie in Egypte terugkeren om te zien hoe zij het maken.’ Dus namen zij afscheid van elkaar en begon Mozes de lange terugreis naar Egypte.