Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 6

Mensen die prediken: Ze bieden zich gewillig aan

Mensen die prediken: Ze bieden zich gewillig aan

HOOFDGEDACHTE

De Koning brengt een leger van predikers op de been

1, 2. Welk werk had Jezus voorspeld, en welke belangrijke vraag rijst er?

 POLITICI doen vaak beloften die niet waargemaakt worden. Zelfs als ze het goed bedoelen, lukt het ze niet altijd om te doen wat ze hebben beloofd. Gelukkig houdt de Messiaanse Koning, Jezus Christus, zich wel altijd aan zijn woord.

2 Toen Jezus in 1914 Koning werd, was hij er klaar voor een profetie te vervullen die hij zo’n 1900 jaar eerder had geuit. Kort voor zijn dood had hij voorspeld: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt” (Matth. 24:14). De vervulling van die woorden zou een deel zijn van het teken van Jezus’ tegenwoordigheid in Koningsmacht. Maar de vraag is: hoe zou de Koning een leger van gewillige predikers op de been kunnen brengen in de laatste dagen — een tijd waarin veel mensen egoïstisch, liefdeloos en ongodsdienstig zouden zijn? (Matth. 24:12; 2 Tim. 3:1-5) Het antwoord op die vraag is belangrijk voor alle ware christenen.

3. Welk vertrouwen had Jezus, en hoe kwam hij daaraan?

3 Kijk nog eens naar Jezus’ profetie. Klinkt er enige twijfel door in zijn woorden? Nee! Jezus zei dat er gepredikt zal worden; hij had het vertrouwen dat hij in de laatste dagen gewillige aanhangers zou hebben. Hoe kwam hij aan dat vertrouwen? Dat had hij geleerd van zijn Vader (Joh. 12:45; 14:9). Voordat hij naar de aarde kwam, had hij zelf gezien dat Jehovah vertrouwen heeft in de bereidwilligheid van Zijn aanbidders. Hoe uitte Jehovah dat vertrouwen?

„Uw volk zal zich gewillig aanbieden”

4. Wat vroeg Jehovah aan de Israëlieten, en hoe reageerden ze?

4 Denk eens aan wat er gebeurde toen Jehovah Mozes de opdracht gaf de tabernakel te bouwen. Deze tent zou voor Israël het centrum van aanbidding worden. Via Mozes vroeg Jehovah het hele volk om het werk te ondersteunen. Mozes zei: „Zamelt uit uw midden een bijdrage voor Jehovah in. Iedereen met een gewillig hart brenge haar als een bijdrage voor Jehovah.” Het resultaat? Ze brachten „elke morgen een vrijwillige gave”. Er kwam zo veel binnen dat ze „ervan afgehouden” moesten worden nog meer te brengen! (Ex. 35:5; 36:3, 6) Jehovah’s vertrouwen in de Israëlieten werd niet beschaamd.

5, 6. Wat verwachtten Jehovah en Jezus volgens Psalm 110:1-3 in de tijd van het einde bij ware aanbidders te vinden?

5 Verwachtte Jehovah in de laatste dagen net zo’n bereidwilligheid te vinden? Ja! Meer dan duizend jaar voordat Jezus op aarde werd geboren, liet Jehovah David schrijven over de tijd dat de Messias zou gaan regeren. (Lees Psalm 110:1-3.) De nieuwe Koning, Jezus, zou vijanden hebben die hem zouden tegenwerken. Maar hij zou ook een leger aanhangers hebben. Ze zouden niet gedwongen hoeven te worden om de Koning te dienen. Ook jonge mensen zouden zich gewillig aanbieden; ze zouden zo’n grote groep worden dat ze te vergelijken waren met de ontelbare dauwdruppels die in de ochtendzon de grond bedekken. a

Bereidwillige aanhangers van het Koninkrijk zijn als ontelbare dauwdruppels (Zie alinea 5)

6 Jezus wist dat de profetie in Psalm 110 op hem van toepassing was (Matth. 22:42-45). Hij had dus alle reden om erop te vertrouwen dat hij loyale aanhangers zou hebben die zich gewillig zouden aanbieden om het goede nieuws op de hele aarde te prediken. Wat laat de geschiedenis zien? Heeft de Koning in deze laatste dagen inderdaad een leger van gewillige predikers op de been gebracht?

„Het is mijn voorrecht en plicht die boodschap bekend te maken”

7. Hoe bereidde Jezus zijn volgelingen voor op het werk dat ze moesten doen?

7 Kort nadat Jezus als Koning was geïnstalleerd, begon hij zijn volgelingen voor te bereiden op het enorme werk dat gedaan moest worden. Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gezien, deed hij van 1914 tot begin 1919 een inspectie- en reinigingswerk (Mal. 3:1-4). Daarna, in 1919, stelde hij de getrouwe slaaf aan om de leiding te nemen onder zijn volgelingen en geestelijk voedsel uit te delen (Matth. 24:45). Vooral vanaf die tijd werd in congreslezingen en gedrukte publicaties herhaaldelijk benadrukt dat elke christen de verantwoordelijkheid heeft om een persoonlijk aandeel aan de prediking te hebben.

8-10. Welke stimulans waren congressen voor de prediking? Geef een voorbeeld. (Zie ook het kader „ Congressen die een stimulans waren voor de prediking”.)

8 Congreslezingen. Van 1 tot 8 september 1919 kwamen de Bijbelonderzoekers in Cedar Point (Ohio, VS) bij elkaar voor hun eerste grote congres na de Eerste Wereldoorlog. Op de tweede dag hield broeder Rutherford een lezing waarin hij heel direct tegen de congresgangers zei: „De missie van een christen op aarde (...) is de boodschap bekend te maken van het rechtvaardige Koninkrijk van de Heer.”

9 Het hoogtepunt van dat congres was de lezing die broeder Rutherford drie dagen later hield: „Toespraak tot de medewerkers” (later in The Watch Tower gepubliceerd onder de titel „Het Koninkrijk aankondigen”). Hij zei: „Op ernstige momenten vraagt een christen zich uiteraard af: waarom ben ik op aarde? En het antwoord moet noodzakelijkerwijs luiden: de Heer heeft mij in zijn goedgunstigheid tot zijn gezant gemaakt om de goddelijke boodschap van verzoening aan de wereld te brengen, en het is mijn voorrecht en plicht die boodschap bekend te maken.”

10 In die gedenkwaardige lezing kondigde broeder Rutherford aan dat er een nieuw tijdschrift uitgegeven zou worden: The Golden Age (nu Ontwaakt!). Het zou gebruikt worden om mensen te wijzen op het Koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid. Daarna vroeg hij wie van de toehoorders een aandeel wilden hebben aan het verspreiden van dit tijdschrift. In een verslag over het congres stond: „De reactie was overweldigend. Zesduizend mensen stonden als één man op.” b Het was duidelijk dat de Koning gewillige aanhangers had die graag het Koninkrijk verkondigden!

11, 12. Wat zei The Watch Tower in 1920 over wanneer het werk dat Jezus had voorspeld gedaan zou worden?

11 Gedrukte publicaties. Dankzij The Watch Tower werd steeds duidelijker hoe belangrijk het werk was dat Jezus had voorspeld — de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk. Kijk eens naar een paar voorbeelden uit het begin van de jaren twintig.

12 Welke boodschap zou bekendgemaakt worden als vervulling van Mattheüs 24:14? Wanneer zou dat gedaan worden? In het artikel „Evangelie van het Koninkrijk” (The Watch Tower van 1 juli 1920) werd de boodschap toegelicht: „Het goede nieuws hier betreft het einde van de oude ordening van dingen en de oprichting van het Koninkrijk van de Messias.” Het artikel liet duidelijk zien wanneer die boodschap gepredikt zou worden: „Deze boodschap moet bekendgemaakt worden in de tijd tussen de Grote Oorlog [de Eerste Wereldoorlog] en de ’grote verdrukking’.” Daarom zei het artikel: „Nu is het de tijd (...) om dit goede nieuws overal in de christenheid bekend te maken.”

13. Hoe deed The Watch Tower in 1921 een beroep op de bereidwilligheid van gezalfde christenen?

13 Zouden Gods aanbidders onder druk worden gezet om het werk te doen dat Jezus had voorspeld? Nee. Het artikel „Hebt goede moed” (The Watch Tower van 15 maart 1921) deed een beroep op de bereidwilligheid van gezalfde christenen. Ze werden aangespoord zich af te vragen: „Is het niet een geweldig voorrecht, alsook mijn plicht, om aan dit werk deel te nemen?” Het artikel zei verder: „Wij zijn ervan overtuigd dat als je het zo ziet, je als Jeremia zult zijn. Het woord van de Heer was in zijn hart ’als een brandend vuur, opgesloten in [zijn] beenderen’. Het dreef hem zo aan dat hij niet kon ophouden met spreken” (Jer. 20:9). Die warme aansporing was een weerspiegeling van het vertrouwen dat Jehovah en Jezus hebben in loyale aanhangers van het Koninkrijk.

14, 15. Waar drong The Watch Tower in 1922 bij gezalfde christenen op aan?

14 Hoe moesten ware christenen mensen met de Koninkrijksboodschap bereiken? Het korte maar krachtige artikel „Dienst essentieel” (The Watch Tower van 15 augustus 1922) drong er bij gezalfde christenen op aan „de gedrukte boodschap actief naar de mensen te brengen, aan de deur met hen te praten en te getuigen dat het Koninkrijk der hemelen nabij is”.

15 Het is duidelijk dat Christus zijn getrouwe en beleidvolle slaaf vanaf 1919 heeft gebruikt om steeds weer te benadrukken dat een christen op aarde het voorrecht en de plicht heeft de Koninkrijksboodschap bekend te maken. Maar hoe reageerden de eerste Bijbelonderzoekers op deze aansporingen?

„De getrouwen zullen vrijwilligers zijn”

16. Hoe reageerden sommigen van de gekozen ouderlingen op de gedachte dat iedereen aan de velddienst deel moest nemen?

16 In de jaren twintig en dertig verzetten sommigen zich tegen de gedachte dat alle gezalfde christenen aan de velddienst deel moesten nemen. In De Wachttoren van december 1927 stond: „Heden treft men in de gemeente eenigen aan, die het verantwoordelijke ambt van ouderling bekleeden, die (...) weigeren de broeders en zusters aan te sporen, een aandeel in den dienst te nemen, terwijl zij ook zelven weigeren aan den dienst deel te nemen. (...) Zij drijven den spot met het idee, om van deur tot deur te gaan, om de boodschap van God, Zijn Koning en Zijn koninkrijk aan de menschen te brengen.” Het artikel zei rechtstreeks: „De tijd is nu voor de getrouwen gekomen, om op dezulken te letten, ze te vermijden en tot hen te zeggen, dat wij zulken menschen niet langer het ambt van ouderling (...) wenschen toe te vertrouwen.” c

17, 18. Hoe reageerden de meesten in de gemeenten op de richtlijnen van het hoofdkantoor, en hoe hebben miljoenen de afgelopen honderd jaar gereageerd?

17 Gelukkig reageerden de meesten in de gemeenten enthousiast op de richtlijnen van het hoofdkantoor. Ze vonden het een voorrecht de Koninkrijksboodschap met anderen te delen. In The Watch Tower van 15 maart 1926 stond: „De getrouwen zullen vrijwilligers zijn (...) om deze boodschap aan de mensen te vertellen.” Die getrouwen deden wat in Psalm 110:3 staat en lieten zien dat ze bereidwillige aanhangers van de Messiaanse Koning waren.

18 De afgelopen honderd jaar hebben miljoenen zich gewillig aangeboden om het Koninkrijk te verkondigen. In de volgende hoofdstukken zullen we bespreken hoe ze hebben gepredikt — de methoden en hulpmiddelen die ze hebben gebruikt — en wat de resultaten zijn geweest. Maar laten we eerst kijken waarom miljoenen vrijwillig het Koninkrijk hebben gepredikt, ook al leven ze in een egoïstische wereld. Daarbij is het goed je af te vragen: waarom vertel ik het goede nieuws aan anderen?

„Blijft dan eerst het koninkrijk (...) zoeken”

19. Waarom volgen we Jezus’ raad op om eerst het Koninkrijk te zoeken?

19 Jezus gaf zijn volgelingen de raad: „Blijft dan eerst het koninkrijk (...) zoeken” (Matth. 6:33). Waarom volgen we die raad op? In wezen omdat we beseffen hoe belangrijk het Koninkrijk is, dat het centraal staat in Gods voornemen. Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien, heeft de heilige geest geleidelijk bijzondere waarheden over het Koninkrijk onthuld. Als zo’n kostbare waarheid ons hart raakt, worden we ertoe aangezet het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen.

Als een man die blij is dat hij een verborgen schat vindt, zijn christenen blij dat ze de waarheid over het Koninkrijk hebben gevonden (Zie alinea 20)

20. Hoe laat Jezus’ illustratie van de verborgen schat zien wat de reactie van zijn volgelingen zou zijn op de raad om eerst het Koninkrijk te zoeken?

20 Jezus wist hoe zijn volgelingen zouden reageren op de raad om eerst het Koninkrijk te zoeken. Dat blijkt uit zijn illustratie van de verborgen schat. (Lees Mattheüs 13:44.) De landarbeider in de illustratie vindt tijdens zijn werk toevallig een verborgen schat en heeft meteen door hoe waardevol die is. Wat doet hij? „In zijn vreugde gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt dat veld.” De les voor ons? Als we de waarheid over het Koninkrijk vinden en de waarde daarvan inzien, brengen we graag de offers die nodig zijn om de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen. d

21, 22. Hoe laten loyale aanhangers van het Koninkrijk zien dat ze eerst het Koninkrijk zoeken? Geef een voorbeeld.

21 Loyale aanhangers van het Koninkrijk zeggen niet alleen dat ze eerst het Koninkrijk zoeken, ze doen het ook. Ze gebruiken hun leven, hun talenten en hun middelen voor de prediking. Velen hebben grote offers gebracht voor de volletijddienst. Al die bereidwillige predikers hebben persoonlijk meegemaakt dat Jehovah degenen zegent die het Koninkrijk op de eerste plaats stellen. Hier volgt een voorbeeld uit de beginjaren.

22 Avery en Lovenia Bristow begonnen eind jaren twintig samen als colporteurs (pioniers) te werken in het zuiden van de VS. Jaren later zei Lovenia: „Avery en ik hebben vele gelukkige jaren samen gepionierd. Vaak wisten we niet waar het geld voor benzine of boodschappen vandaan zou komen. Maar op de een of andere manier zorgde Jehovah altijd voor ons. We gingen gewoon door. We hadden altijd wat we echt nodig hadden.” Lovenia vertelde dat ze in Pensacola (Florida) een keer bijna geen geld en eten meer hadden. Toen ze thuiskwamen, stonden er twee grote tassen vol boodschappen voor hun caravan, met het briefje: „Met de hartelijke groeten van de Pensacola-groep.” e Na tientallen jaren in de volletijddienst zei Lovenia: „Jehovah heeft ons nooit in de steek gelaten. Als we op hem vertrouwen, worden we nooit teleurgesteld.”

23. Hoe denk je over de Koninkrijkswaarheid die je hebt gevonden, en wat heb je je voorgenomen?

23 We kunnen niet allemaal evenveel doen in de prediking, want onze omstandigheden verschillen. Maar we hebben wel allemaal het voorrecht om het goede nieuws met hart en ziel te verkondigen (Kol. 3:23). We hebben de waarheid over het Koninkrijk gevonden en beseffen hoe kostbaar die is. Daarom willen we heel graag alle offers brengen die nodig zijn om zo veel mogelijk te kunnen doen. Is dat ook jouw vaste voornemen?

24. Wat is een van de belangrijkste dingen die het Koninkrijk in de laatste dagen heeft bereikt?

24 De afgelopen honderd jaar heeft de Koning inderdaad zijn profetie in Mattheüs 24:14 uit laten komen. En hij heeft dat gedaan zonder mensen te dwingen. Zijn volgelingen hebben zich losgemaakt van deze egoïstische wereld en bieden zich gewillig aan om te prediken. Hun wereldwijde prediking is een onderdeel van het teken van Jezus’ tegenwoordigheid in Koningsmacht — en een van de belangrijkste dingen die het Koninkrijk in de laatste dagen heeft bereikt.

a In de Bijbel wordt dauw in verband gebracht met overvloed (Gen. 27:28; Micha 5:7).

b In het pamflet To Whom the Work Is Entrusted werd uitgelegd: „Het werk met The Golden Age is een werfactie van huis tot huis met de Koninkrijksboodschap. (...) Bovendien dient in elk huis een exemplaar van The Golden Age achtergelaten te worden, of er nu een abonnement wordt afgesloten of niet.” De broeders en zusters zijn nog jarenlang aangemoedigd om abonnementen op de tijdschriften aan te bieden. Vanaf 1 februari 1940 werd Jehovah’s volk aangemoedigd losse exemplaren te verspreiden, en te rapporteren hoeveel ze er hadden verspreid.

c In die tijd werden ouderlingen democratisch gekozen door de gemeente. Een gemeente kon dus weigeren te stemmen op mannen die tegen de velddienst waren. De verandering naar theocratisch aangestelde ouderlingen zal in hoofdstuk 12 worden besproken.

d Jezus maakte hetzelfde duidelijk in zijn illustratie van een reizende koopman die op zoek gaat naar een waardevolle parel. Als hij de parel vindt, verkoopt hij alles wat hij heeft en koopt die (Matth. 13:45, 46). De twee illustraties leren ons ook dat we de waarheid over het Koninkrijk op verschillende manieren kunnen vinden. Sommigen lopen er toevallig tegen aan; anderen zijn ernaar op zoek. Maar hoe we de waarheid ook vinden, we willen graag offers brengen om het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen.

e Gemeenten werden toen groepen genoemd.