Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

SIERRA LEONE EN GUINEE

1945-1990 ’Velen tot rechtvaardigheid gebracht’ — Dan. 12:3 (Deel 1)

1945-1990 ’Velen tot rechtvaardigheid gebracht’ — Dan. 12:3 (Deel 1)

Er komen Gileadieten

In juni 1947 arriveerden er in Freetown drie afgestudeerden van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead: Charles Fitzpatrick, George Richardson en Hubert Gresham. Deze broeders waren de eersten van de vele zendelingen die nog zouden komen.

De zendelingen zagen dat de plaatselijke verkondigers graag predikten, maar ze moesten doeltreffender onderwijzers worden (Matth. 28:20). Dus begonnen de zendelingen de verkondigers te leren hoe ze de getoonde belangstelling verder moesten ontwikkelen en Bijbelstudies moesten leiden. Ze gaven ook actuele richtlijnen over gemeentevergaderingen en theocratische organisatie door. Er werd een openbare vergadering gehouden in de Wilberforce Memorial Hall. Tot grote blijdschap van de zendelingen waren er 450 aanwezigen! Later voerden de zendelingen een wekelijkse tijdschriftendag in. Die opleiding moedigde de gemeente aan en legde de basis voor toekomstige toename.

Ondertussen worstelden de zendelingen met het klimaat. In een bijkantoorverslag van 1948 staat: „Het klimaat in Sierra Leone is een grote beproeving. Het regenseizoen duurt zes maanden van het jaar en dan stortregent het langdurig. Soms regent het twee weken onafgebroken. In het droge seizoen is de hitte intens en de vochtigheid hoog.” Eerder hadden Europese bezoekers Sierra Leone het kerkhof van de blanke genoemd. Malaria, gele koorts en andere tropische ziekten vierden er hoogtij. Een voor een werden de zendelingen ziek en moesten vertrekken.

Het is begrijpelijk dat de plaatselijke verkondigers aangeslagen waren door die ontwikkelingen. Maar ze gaven het niet op. Tussen 1947 en 1952 steeg het hoogtepunt aan verkondigers van 38 tot 73. In Waterloo, een stadje niet ver van Freetown, hielpen hardwerkende pioniers een nieuwe gemeente op te richten. Er ontstonden nieuwe studiegroepen in Kissy en Wellington, beide aan de rand van Freetown gelegen. Sierra Leone leek klaar voor uitbreiding. Wat was daarvoor nodig?

Een aanmoedigend bezoek

In november 1952 ging een lange, slanke Amerikaan van voor in de dertig aan wal op de pier van Freetown en liep de bruisende stad in. De bezoeker, Milton Henschel van het internationale hoofdkantoor, vertelde: „Ik was erg verbaasd een moderne stad te zien die heel wat schoner was dan veel andere in de meeste delen van de wereld. (...) Geplaveide straten, drukke winkels, nieuwe auto’s en een eindeloze stroom mensen.”

Broeder Henschel wandelde naar het zendelingenhuis in Freetown, twee blokken van de beroemde kapokboom. Daar liet hij de bijeengekomen broeders weten dat Sierra Leone meer hulp zou krijgen. De zondag daarop kwamen 253 mensen bijeen in de Wilberforce Memorial Hall om hem een reeks opwindende aankondigingen te horen doen: Sierra Leone zou een eigen bijkantoor, een eigen kringopziener en kringvergaderingen krijgen; er zou een nieuwe gemeente worden gevormd in Kissy, en de prediking in de provincies zou aanzienlijk uitgebreid worden. De aanwezigen waren enthousiast!

Broeder Henschel vertelde: „Ze bleven kusheh zeggen, een heel expressief woord dat ’goed zo!’ betekent. Ze waren dolblij. In het duister van de avond verlieten groepjes de zaal, (...) sommige congresgangers onder het zingen van liederen.”

Een pas aangekomen zendeling, William Nushy, werd aangesteld als opziener over het nieuwe bijkantoor. William had vroeger in verschillende delen van de Verenigde Staten als croupier in casino’s gewerkt. Nadat hij christen was geworden, had hij dat werk vaarwelgezegd en hield hij zich vastberaden aan rechtvaardige principes: iets waarmee hij de liefde en het respect van de verkondigers in Sierra Leone zou winnen.