Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK 8

‘Daarvoor ben ik gestuurd’

‘Daarvoor ben ik gestuurd’

1-4. (a) Hoe geeft Jezus op een bekwame manier onderwijs aan een Samaritaanse vrouw, en wat is het resultaat? (b) Hoe reageren zijn apostelen?

 JEZUS en zijn apostelen hebben uren gelopen. Ze zijn vanuit Judea onderweg naar het noorden, naar Galilea. De kortste route — een reis van ongeveer drie dagen — leidt door Samaria. Als de zon bijna op het hoogste punt staat, komen ze bij het stadje Sichar, waar ze stoppen om wat te eten.

2 Terwijl de apostelen iets te eten gaan kopen, rust Jezus uit bij een put buiten de stad. Er komt een vrouw aan die water wil putten. Jezus zou kunnen besluiten haar te negeren. Hij is ‘vermoeid van de reis’ (Johannes 4:6). Het zou begrijpelijk zijn als hij gewoon zijn ogen dichtdeed en de Samaritaanse vrouw liet komen en gaan zonder iets tegen haar te zeggen. Zoals we in hoofdstuk 4 hebben gezien, zou de vrouw waarschijnlijk ook verwachten dat een Jood haar met minachting behandelde. Maar Jezus begint een gesprek met haar.

3 Hij begint een illustratie te vertellen over iets wat de vrouw elke dag doet, iets waar ze op dit moment zelfs mee bezig is. Ze is hier om water te putten, en Jezus spreekt over levengevend water dat haar geestelijke dorst zal lessen. Verschillende keren begint ze over dingen die tot een meningsverschil zouden kunnen leiden. a Jezus gaat die kwesties tactvol uit de weg en houdt vast aan zijn onderwerp. Hij focust op geestelijke dingen: de zuivere aanbidding en Jehovah. Wat Jezus zegt heeft voordeel voor veel mensen, want de vrouw vertelt de mensen in de stad over haar gesprek met Jezus, en ook zij willen naar hem luisteren (Johannes 4:3-42).

4 Ondertussen komen de apostelen terug. Hoe reageren ze als ze zien dat Jezus getuigenis aan het geven is? Ze zijn er niet echt enthousiast over. Ze zijn verbaasd dat Jezus met deze vrouw praat, en blijkbaar zeggen ze niets tegen haar. Als ze weg is, blijven ze er bij Jezus op aandringen dat hij het voedsel eet dat ze hebben gehaald. Maar Jezus zegt: ‘Ik heb voedsel te eten dat jullie niet kennen.’ Ze denken dat Jezus het over letterlijk voedsel heeft, maar hij legt uit: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij heeft gestuurd en zijn werk afmaken’ (Johannes 4:32, 34). Jezus leert hun dat het voornaamste werk in zijn leven belangrijker voor hem is dan eten. Hij wil dat ze net zo over dat werk gaan denken als hij. Om wat voor werk gaat het?

5. Wat was Jezus’ levenswerk, en wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken?

5 Later zei Jezus: ‘Ik moet (...) het goede nieuws van Gods Koninkrijk bekendmaken, want daarvoor ben ik gestuurd’ (Lukas 4:43). Jezus was dus gestuurd om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken en te onderwijzen. b Zijn volgelingen in deze tijd hebben hetzelfde werk te doen. Daarom is het belangrijk om erbij stil te staan waarom Jezus predikte, wat hij predikte en wat zijn houding tegenover zijn taak was.

Waarom Jezus predikte

6, 7. Welke kijk moest ‘elke onderwijzer’ volgens Jezus hebben op het prediken van het goede nieuws? Illustreer dat.

6 We gaan eerst bekijken hoe Jezus dacht over de waarheden die hij onderwees. Daarna gaan we bespreken wat zijn houding was tegenover de mensen die hij onderwees. Jezus gebruikte een levendige illustratie om te laten zien hoe hij dacht over het doorgeven van de waarheden die Jehovah hem had onderwezen. Hij zei: ‘Elke onderwijzer die over het Koninkrijk van de hemel heeft geleerd, is als de meester van een huis die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude schatten tevoorschijn haalt’ (Mattheüs 13:52). Waarom haalt de man in deze illustratie dingen uit zijn voorraadkamer tevoorschijn?

7 De man is niet aan het pronken met zijn bezittingen zoals koning Hizkia uit de oudheid dat een keer deed — met heel trieste gevolgen (2 Koningen 20:13-20). Wat is dan wel zijn motief? Stel dat je op bezoek bent bij je favoriete leraar. Hij trekt een bureaula open en haalt er twee brieven uit — de ene is oud en vergeeld, de andere is nieuwer. Het zijn brieven die zijn vader hem heeft geschreven. De ene is tientallen jaren geleden geschreven, toen de leraar nog jong was, en de andere is recenter. Zijn ogen stralen als hij je vertelt hoeveel waarde die brieven voor hem hebben en hoe de raad in die brieven zijn leven heeft veranderd en ook jou zou kunnen helpen. De brieven zijn voor de leraar heel kostbaar, ze zijn als een schat voor hem (Lukas 6:45). Hij laat je die brieven niet zien om erover op te scheppen of om er zelf beter van te worden, maar om jou te helpen en je te vertellen hoe waardevol ze zijn.

8. Waarom hebben we goede redenen om de waarheden die we uit Gods Woord leren, kostbaar te vinden?

8 De Grote Onderwijzer, Jezus, had vergelijkbare motieven om Gods waarheden met anderen te delen. Voor hem waren die waarheden van onschatbare waarde. Hij hield van die waarheden en deelde ze graag met anderen. Hij wilde dat elke volgeling van hem, ‘elke onderwijzer’, er ook zo over dacht. Hoe zit het met ons? We hebben alle reden om te houden van de waarheden die we uit Gods Woord leren. We vinden ze heel kostbaar, of het nu gaat om waarheden die we lang geleden hebben geleerd of waarheden die recent zijn verduidelijkt. Als we met oprecht enthousiasme en liefde praten over de waarheden die Jehovah ons heeft geleerd, brengen we net als Jezus die liefde op anderen over.

9. (a) Hoe dacht Jezus over de mensen die hij onderwees? (b) Hoe kunnen we Jezus’ houding tegenover mensen navolgen?

9 Jezus hield ook van de mensen die hij onderwees, zoals we in deel 3 uitgebreider gaan bespreken. De Bijbel voorspelde dat de Messias ‘medelijden zou hebben met de zwakke en de arme’ (Psalm 72:13). Jezus gaf inderdaad om mensen. Hij was geïnteresseerd in hun gedachten en motieven. Hij maakte zich zorgen over de problemen waaronder ze gebukt gingen en de obstakels die het moeilijk voor hen maakten om de waarheid te begrijpen (Mattheüs 11:28; 16:13; 23:13, 15). Denk bijvoorbeeld aan de Samaritaanse vrouw. Ongetwijfeld was ze erg onder de indruk van Jezus’ belangstelling voor haar. Omdat Jezus haar persoonlijke situatie begreep, geloofde ze dat hij een profeet was en wilde ze anderen over hem vertellen (Johannes 4:16-19, 39). Het is waar dat wij niet in het hart kunnen kijken van de mensen tot wie we prediken. Maar we kunnen net als Jezus belangstelling voor mensen tonen. We kunnen laten merken dat we om ze geven en we kunnen onze prediking afstemmen op hun interesses, problemen en behoeften.

Wat Jezus predikte

10, 11. (a) Wat predikte Jezus? (b) Hoe kwam het dat de mensheid Gods Koninkrijk nodig had?

10 Wat predikte Jezus? Als je het antwoord zou zoeken in de leringen van de vele kerken die beweren hem te vertegenwoordigen, zou je kunnen concluderen dat Jezus een soort sociaal evangelie verkondigde. Of misschien zou je de indruk krijgen dat hij politieke hervormingen promootte of dat hij de nadruk legde op gered worden. Maar zoals we eerder hebben gezien, zei Jezus heel duidelijk: ‘Ik moet (...) het goede nieuws van Gods Koninkrijk bekendmaken.’ Wat hield dat in?

11 Vergeet niet dat Jezus in de hemel aanwezig was toen Satan Jehovah’s heilige naam lasterde en de rechtmatigheid van Gods bestuur in twijfel trok. Wat moet het Jezus pijn hebben gedaan te zien dat zijn rechtvaardige Vader ervan werd beschuldigd een onrechtvaardige Regeerder te zijn die zijn schepselen goede dingen onthoudt! Wat moet het Jezus verdriet hebben gedaan toen Adam en Eva, de toekomstige ouders van de mensheid, Satans laster geloofden! Jezus zag dat de mensheid als gevolg van die opstand met zonde en dood werd besmet (Romeinen 5:12). Maar wat moet hij blij zijn geweest toen hij hoorde dat zijn Vader op een dag alles recht zou zetten!

12, 13. Welk onrecht zal Gods Koninkrijk rechtzetten, en hoe stelde Jezus het Koninkrijk in zijn bediening centraal?

12 Wat moest er in de allereerste plaats worden rechtgezet? Jehovah’s naam moest geheiligd worden, gezuiverd van elk spoortje smaad dat erop was geworpen door Satan en iedereen die zijn kant koos. Jehovah’s naam omvat zijn reputatie als Regeerder, en daarom moest de rechtmatigheid van zijn soevereiniteit, zijn manier van regeren, gerechtvaardigd worden. Jezus begreep deze belangrijke kwesties beter dan elk ander mens. In het Onzevader leerde hij zijn volgelingen eerst te vragen om de heiliging van Gods naam, dan om de komst van Gods Koninkrijk en daarna of Gods wil op aarde mocht worden gedaan (Mattheüs 6:9, 10). Gods Koninkrijk, met Christus als Regeerder, zal Satans verdorven stelsel binnenkort vernietigen en voor altijd bewijzen dat Jehovah de beste Regeerder is (Daniël 2:44).

13 Dat Koninkrijk was het thema van Jezus’ bediening. Door alles wat hij zei en deed, maakte hij duidelijk wat dat Koninkrijk is en hoe het Jehovah’s doel met de aarde zal realiseren. Jezus liet zich door niets afleiden van zijn opdracht om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken. In Jezus’ tijd speelden er allerlei maatschappelijke kwesties en was er heel veel onrecht, maar hij was gefocust op zijn boodschap en zijn werk. Betekende Jezus’ scherpe focus dat hij in zijn prediking bekrompen, saai en eentonig was? Absoluut niet!

14, 15. (a) Hoe bleek Jezus ‘meer dan Salomo’ te zijn? (b) Hoe kunnen we Jezus navolgen in onze prediking?

14 Zoals we in dit deel steeds weer zullen zien, maakte Jezus zijn onderwijs zowel interessant als kleurrijk. Hij deed een beroep op het hart. Dat doet ons misschien denken aan de wijze koning Salomo, die zocht naar aangename woorden, naar zuivere woorden van waarheid, om de gedachten over te brengen die Jehovah hem onder inspiratie liet opschrijven (Prediker 12:10). Jehovah gaf die onvolmaakte man ‘veel begrip’, zodat hij over allerlei dingen kon spreken, zoals vogels, vissen, zoogdieren en bomen. De mensen kwamen van ver om Salomo te horen spreken (1 Koningen 4:29-34). Maar Jezus was ‘meer dan Salomo’ (Mattheüs 12:42). Hij had veel meer wijsheid en inzicht. Als Jezus mensen onderwees, maakte hij gebruik van zijn superieure kennis van Gods Woord en ook van zijn kennis van onder andere vogels, vissen, landbouw, het weer, actuele gebeurtenissen, geschiedenis en maatschappelijke kwesties. Toch liep Jezus nooit te koop met zijn kennis om indruk op anderen te maken. Hij hield zijn boodschap eenvoudig en duidelijk. Geen wonder dat de mensen graag naar hem luisterden! (Markus 12:37; Lukas 19:48)

15 Christenen in deze tijd proberen Jezus hierin na te volgen. We hebben niet zijn enorme wijsheid en kennis, maar we hebben wel allemaal een mate van kennis en ervaring waar we gebruik van kunnen maken als we Bijbelse waarheden met anderen delen. Ouders bijvoorbeeld kunnen hun ervaring met het opvoeden van kinderen gebruiken om Jehovah’s liefde voor Zijn kinderen te illustreren. Anderen kunnen voorbeelden of illustraties baseren op hun werk, school of hun kennis van mensen en actuele gebeurtenissen. Tegelijkertijd willen we erop letten dat niets de aandacht afleidt van onze boodschap: het goede nieuws van Gods Koninkrijk (1 Timotheüs 4:16).

Jezus’ houding tegenover zijn bediening

16, 17. (a) Welke houding had Jezus tegenover zijn bediening? (b) Hoe liet Jezus zien dat de bediening in zijn leven op de eerste plaats kwam?

16 Jezus bezag zijn bediening als een kostbare schat. Hij genoot ervan mensen te helpen een duidelijk beeld te krijgen van zijn hemelse Vader, dat niet werd vertroebeld door leerstellingen en overleveringen van mensen. Jezus hielp mensen graag om Jehovah’s goedkeuring en de hoop op eeuwig leven te krijgen. Hij vond het geweldig om mensen het goede nieuws te vertellen omdat hij wist dat het ze troost en vreugde zou geven. Hoe liet hij zien dat hij die gevoelens had? We gaan drie manieren bespreken.

17 Ten eerste: Jezus stelde de bediening op de eerste plaats in zijn leven. Het Koninkrijk bekendmaken was zijn levenswerk. Daarom was Jezus zo verstandig zijn leven eenvoudig te houden, zoals we in hoofdstuk 5 hebben gezien. Zoals hij ook anderen aanraadde, hield hij zijn oog gericht op wat het belangrijkst was. Hij liet zich niet afleiden door allerlei dingen die hij zou moeten betalen, onderhouden en na verloop van tijd repareren of vervangen. Hij leefde eenvoudig, zodat niets hem onnodig van zijn bediening zou afleiden (Mattheüs 6:22; 8:20).

18. Op welke manieren deed Jezus zijn uiterste best in de bediening?

18 Ten tweede: Jezus deed zijn uiterste best in de bediening. Hij besteedde er enorm veel energie aan: hij liep letterlijk honderden kilometers door heel Palestina om mensen te zoeken met wie hij het goede nieuws kon delen. Hij praatte met hen in hun huis, op openbare pleinen, op marktpleinen en op veel andere plekken. Hij sprak ook met mensen als hij behoefte had aan rust, voedsel, water of een beetje ontspanning met zijn beste vrienden. Zelfs toen hij aan de martelpaal hing, deelde hij het goede nieuws van Gods Koninkrijk met anderen! (Lukas 23:39-43)

19, 20. Hoe illustreerde Jezus de dringendheid van de prediking?

19 Ten derde: Jezus bezag de bediening als iets dringends. Denk maar aan zijn gesprek met de Samaritaanse vrouw bij de put buiten Sichar. Jezus’ apostelen beseften op dat moment blijkbaar niet hoe dringend het was om het goede nieuws met anderen te delen. Jezus zei tegen hen: ‘Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voordat de oogst komt? Kijk! Ik zeg jullie: kijk eens goed naar de velden, ze zijn wit om geoogst te worden’ (Johannes 4:35).

20 Jezus gebruikte die illustratie vanwege het jaargetijde op dat moment. Het was kennelijk de maand kislev (november/december). Het zou nog vier maanden duren voordat de gerstoogst zou beginnen rond de tijd van het Pascha, op 14 nisan. Dus op dat moment hadden de landbouwers nog niet het gevoel dat de oogst heel dringend was. Die was nog ver weg. Maar hoe stond het met het oogsten van mensen? Velen wilden graag luisteren, leren, discipelen van Christus worden en de schitterende hoop ontvangen die Jehovah hun aanbood. Het was alsof Jezus over die figuurlijke velden kon uitkijken en kon zien dat ze wit waren van al het rijpe graan dat zachtjes in de wind bewoog, wat betekende dat ze klaar waren voor de oogst. c De tijd was aangebroken en het werk was dringend! Toen de inwoners van een bepaalde stad probeerden te voorkomen dat Jezus bij hen weg zou gaan, zei hij dan ook: ‘Ik moet ook in andere steden het goede nieuws van Gods Koninkrijk bekendmaken, want daarvoor ben ik gestuurd’ (Lukas 4:43).

21. Hoe kunnen we Jezus navolgen?

21 We kunnen Jezus navolgen op alle drie de manieren die we net hebben besproken. We kunnen de bediening centraal stellen in ons leven. Ook al hebben we het misschien druk met ons gezin en ons werk, we kunnen laten zien dat de prediking op de eerste plaats komt door net als Jezus geregeld en ijverig te prediken (Mattheüs 6:33; 1 Timotheüs 5:8). We kunnen ons uiterste best doen door in de prediking vrijgevig te zijn met onze tijd, energie en middelen (Lukas 13:24). En we kunnen altijd in gedachte houden dat ons werk dringend is (2 Timotheüs 4:2). We moeten elke gelegenheid aangrijpen om te prediken!

22. Wat gaan we in het volgende hoofdstuk bespreken?

22 Jezus liet ook zien hoe belangrijk het werk was door ervoor te zorgen dat het na zijn dood werd voortgezet. Hij gaf zijn volgelingen de opdracht om door te gaan met prediken en onderwijzen. Over die opdracht gaat het volgende hoofdstuk.

a Door bijvoorbeeld te vragen waarom hij als Jood een Samaritaanse aanspreekt, brengt ze een eeuwenoud conflict tussen de twee volken ter sprake (Johannes 4:9). Ze zegt ook nadrukkelijk dat haar volk van Jakob afstamt, iets wat de Joden in die tijd heftig ontkennen (Johannes 4:12). De Joden noemen de Samaritanen Chutheeërs om te beklemtonen dat ze van vreemde volken afstammen.

b Prediken betekent een boodschap verkondigen of bekendmaken. Onderwijzen is ook het overbrengen van een boodschap, maar dan grondiger en gedetailleerder. Een goede onderwijzer gebruikt onderwijsmethoden waarmee het hart van de leerling wordt bereikt, zodat hij wordt gemotiveerd om toe te passen wat hij leert.

c Een naslagwerk zegt over dit vers: ‘Als graan rijp is, verandert het van een groene in een gele of lichte kleur, wat betekent dat het tijd is om het te oogsten.’