HOOFDSTUK 13
‘De wet van Jehovah is volmaakt’
1, 2. Waarom hebben mensen vaak weinig respect voor de wet, maar hoe kunnen we over Gods wetten gaan denken?
‘DE WET is een bodemloze put, ze (...) verslindt alles.’ Die uitspraak verscheen in een boek dat in 1712 werd gepubliceerd. De schrijver hekelde een wetsstelsel waarin rechtszaken zich soms jarenlang voortsleepten, zodat mensen die probeerden recht te krijgen, tot armoede vervielen. In veel landen zijn het wetsstelsel en de rechtspraak zo ingewikkeld en zo vol onrecht, vooroordeel en tegenstrijdigheden dat veel mensen al hun respect voor de wet hebben verloren.
2 Vergelijk dat eens met de volgende woorden, die zo’n 2700 jaar geleden werden geschreven: ‘Hoe lief heb ik uw wet!’ (Psalm 119:97) Waarom zei de psalmist dat? Omdat de wet die hij prees niet van een menselijke regering kwam maar van Jehovah. Als je Jehovah’s wetten bestudeert, zul je er waarschijnlijk net zo over gaan denken als de psalmist. Zo’n studie geeft je inzicht in de manier van denken van de grootste Rechter en Wetgever in het universum.
De allerhoogste Wetgever
3, 4. Op welke manieren heeft Jehovah bewezen een Wetgever te zijn?
3 ‘Er is er maar één die Wetgever en Rechter is’, vertelt de Bijbel ons (Jakobus 4:12). Jehovah is inderdaad de enige die het recht heeft om wetten voor iedereen te maken. Zelfs de bewegingen van de hemellichamen worden bestuurd door zijn ‘wetten van de hemel’ (Job 38:33, NBV21). Ook Jehovah’s myriaden heilige engelen worden door Gods wet bestuurd, want ze zijn in vaste rangen georganiseerd en dienen onder Jehovah’s bevel (Psalm 104:4; Hebreeën 1:7, 14).
4 Jehovah heeft ook de mensheid wetten gegeven. We hebben allemaal een geweten dat Jehovah’s rechtvaardigheidsgevoel weerspiegelt. Het is een soort innerlijke wet die ons kan helpen het verschil te zien tussen goed en fout (Romeinen 2:14). Adam en Eva hadden een volmaakt geweten en daarom hadden ze maar een paar wetten nodig (Genesis 2:15-17). Maar onvolmaakte mensen hebben meer wetten nodig om Gods wil te kunnen doen. Patriarchen als Noach, Abraham en Jakob kregen wetten van Jehovah en gaven die aan hun gezin door (Genesis 6:22; 9:3-6; 18:19; 26:4, 5). Vervolgens werd Jehovah op een nieuwe manier Wetgever toen hij het volk Israël via Mozes een wetsstelsel gaf. Die verzameling wetten leert ons heel veel over Jehovah’s gevoel voor gerechtigheid.
De wet van Mozes: een overzicht
5. Was de wet van Mozes een log, ingewikkeld stelsel van wetten? Leg dat uit.
5 Veel mensen denken dat de wet van Mozes een log, ingewikkeld stelsel van wetten was. Dat was het zeker niet. Het hele wetsstelsel bevat ruim 600 wetten. Dat klinkt misschien als een enorme hoeveelheid, maar sta hier eens bij stil: Tegen het jaar 2000 waren er in de Verenigde Staten zo veel wetten dat ze meer dan 150.000 bladzijden vulden. En elke twee jaar worden er zo’n 600 wetten aan toegevoegd! Als het puur om de hoeveelheid gaat, stelt de wet van Mozes dus weinig voor vergeleken met de berg menselijke wetten. Toch gaf Gods wet de Israëlieten leiding op terreinen waar in de wetten van nu niet eens aan gedacht is. Kijk eens naar een aantal voorbeelden.
6, 7. (a) Waarin verschilt de wet van Mozes van elk ander wetsstelsel, en wat is het grootste gebod van die wet? (b) Hoe konden de Israëlieten laten zien dat ze Jehovah’s soevereiniteit erkenden?
6 De wet leerde de Israëlieten om Jehovah als Soeverein te gehoorzamen. Daarom is de wet van Mozes niet te vergelijken met andere wetsstelsels. De grootste wet was: ‘Luister, Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah. Je moet Jehovah, je God, liefhebben met je hele hart, je hele ziel en je hele kracht.’ Hoe moest Gods volk liefde voor hem tonen? Ze moesten hem dienen en zich aan zijn soevereiniteit onderwerpen (Deuteronomium 6:4, 5; 11:13).
7 Elke Israëliet liet zien dat hij Jehovah’s soevereiniteit erkende door zich te onderwerpen aan degenen aan wie Jehovah gezag had gegeven. Dat waren bijvoorbeeld ouders, stamhoofden, rechters, priesters en later ook de koning. Jehovah bezag elke vorm van opstand tegen zulke personen als opstand tegen hem. Maar hij werd ook woedend als iemand zijn gezag misbruikte en andere Israëlieten slecht of onrechtvaardig behandelde (Exodus 20:12; 22:28; Deuteronomium 1:16, 17; 17:8-20; 19:16, 17). Beide partijen hadden dus de verantwoordelijkheid Gods soevereiniteit hoog te houden.
8. Hoe hield de wet Jehovah’s norm van heiligheid hoog?
8 De wet hield Jehovah’s norm van heiligheid hoog. De woorden ‘heilig(e)’ en ‘heiligheid’ komen zo’n 280 keer in de wet van Mozes voor. De wet hielp Gods volk het verschil te zien tussen wat rein en onrein was door zo’n 70 dingen te vermelden die een Israëliet ceremonieel onrein konden maken. De wetten gingen over fysieke hygiëne, voedsel en zelfs afvalverwijdering. Zulke wetten beschermden de gezondheid van de Israëlieten. a Maar ze hadden een nog hoger doel — ze moesten ervoor zorgen dat het volk Jehovah’s goedkeuring hield en afgescheiden bleef van de walgelijke dingen die de volken om hen heen deden. We gaan een voorbeeld bekijken.
9, 10. Welke voorschriften bevatte de wet over seks en het baren van kinderen, en welke voordelen hadden die wetten?
9 De wet van Mozes bepaalde dat seks — zelfs bij personen die getrouwd waren — en het baren van kinderen iemand voor een bepaalde periode onrein maakten (Leviticus 12:2-4; 15:16-18). Toch waren seks tussen getrouwde personen en het krijgen van kinderen reine geschenken van God (Genesis 1:28; 2:18-25). De reden waarom Jehovah die wetten gaf, was dat zijn aanbidders rein zouden blijven en vrij van valse aanbidding. Bij veel volken rondom Israël hoorden seks en vruchtbaarheidsriten bij de verering van hun goden. Bij de religie van de Kanaänieten was prostitutie van mannen en vrouwen betrokken. Dat leidde op grote schaal tot walgelijke praktijken. In tegenstelling daarmee hield de wet van Mozes de aanbidding van Jehovah volledig afgescheiden van seksuele activiteiten. b Er waren ook andere voordelen.
10 Die wetten onderwezen een heel belangrijke waarheid. c Hoewel seks en het baren van kinderen reine geschenken van God zijn, zijn ze ook het middel waardoor Adams zonde van de ene generatie op de volgende wordt overgebracht (Romeinen 5:12). Gods wet herinnerde zijn volk eraan dat ze hun hele leven zondig waren. Wij allemaal zijn in zonde geboren (Psalm 51:5). We hebben vergeving en loskoping nodig om dicht tot onze heilige God te kunnen naderen.
11, 12. (a) Welk belangrijke principe van gerechtigheid onderwees de wet? (b) Hoe beschermde de wet mensen tegen verdraaiing van het recht?
11 De wet hield Jehovah’s volmaakte gerechtigheid hoog. De wet van Mozes onderwees ook het principe van gelijkwaardigheid of evenwicht in de rechtshandhaving. Zo stond in de wet: ‘Een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet’ (Deuteronomium 19:21). In strafzaken moest de straf dus passen bij de ernst van het misdrijf. Dat aspect van Gods gerechtigheid was in de hele wet terug te vinden. Het is tot op de dag van vandaag essentieel voor een goed begrip van het loskoopoffer van Christus Jezus, zoals hoofdstuk 14 duidelijk zal maken (1 Timotheüs 2:5, 6).
12 De wet beschermde mensen ook tegen verdraaiing van het recht. Er waren bijvoorbeeld minstens twee getuigen nodig om vast te stellen of een beschuldiging waar was. Op meineed stond een zware straf (Deuteronomium 19:15, 18, 19). Ook corruptie en omkoperij waren streng verboden (Exodus 23:8; Deuteronomium 27:25). Zelfs bij het zakendoen moest Gods volk Jehovah’s verheven norm van gerechtigheid hooghouden (Leviticus 19:35, 36; Deuteronomium 23:19, 20). De wet van Mozes was echt hoogstaand en rechtvaardig en had veel voordelen voor Israël.
De wet moedigde aan tot barmhartigheid en een eerlijke behandeling
13, 14. Hoe zorgde de wet ervoor dat zowel de dief als zijn slachtoffer eerlijk en rechtvaardig behandeld werd?
13 Was de wet van Mozes een verzameling van starre, onbarmhartige regels? Absoluut niet! Koning David schreef onder inspiratie: ‘De wet van Jehovah is volmaakt’ (Psalm 19:7). Hij wist heel goed dat de wet mensen aanmoedigde om barmhartig te zijn en anderen eerlijk te behandelen. Hoe deed de wet dat?
14 In sommige landen lijkt de wet tegenwoordig meer rekening te houden met de misdadigers dan met de slachtoffers. Het gebeurt bijvoorbeeld dat dieven een tijdlang in de gevangenis zitten, terwijl de slachtoffers nog steeds hun spullen niet terug hebben. Maar de slachtoffers moeten wel de belasting betalen waarmee deze misdadigers gehuisvest en gevoed worden. In het oude Israël bestonden geen gevangenissen zoals we die nu kennen. Er waren strikte regels over de zwaarte van de straffen (Deuteronomium 25:1-3). Een dief moest het slachtoffer een vergoeding geven voor wat hij had gestolen. Maar hij moest ook nog wat extra geven. Hoeveel meer? Dat varieerde. Kennelijk hadden de rechters de vrijheid om een aantal factoren af te wegen, zoals het berouw van de zondaar. Dat zou kunnen verklaren waarom de vergoeding die volgens Leviticus 6:1-7 van een dief werd gevraagd, veel lager is dan de vergoeding die in Exodus 22:7 wordt vermeld.
15. Hoe garandeerde de wet zowel barmhartigheid als gerechtigheid wanneer iemand een ander per ongeluk doodde?
15 De wet liet Jehovah’s barmhartigheid uitkomen door duidelijk te maken dat niet alle overtredingen opzettelijk zijn. Als een man bijvoorbeeld per ongeluk iemand doodde, hoefde hij niet een leven voor een leven te geven als hij de juiste stappen ondernam. Hij moest naar een van de vluchtsteden gaan die over Israël verspreid lagen. Nadat bevoegde rechters zijn zaak hadden onderzocht, moest hij tot de dood van de hogepriester in de vluchtstad blijven. Daarna zou hij vrij zijn om te wonen waar hij wilde. Op die manier trok hij voordeel van Gods barmhartigheid. Deze wet hielp de Israëlieten te begrijpen hoe waardevol een mensenleven voor Jehovah was (Numeri 15:30, 31; 35:12-25).
16. Hoe beschermde de wet bepaalde persoonlijke rechten?
16 De wet beschermde persoonlijke rechten. Denk eens aan de manieren waarop de wet personen met schulden beschermde. Het was verboden het huis van een schuldenaar binnen te gaan om iets van zijn bezittingen als onderpand te nemen. In plaats daarvan moest een schuldeiser buiten wachten totdat de schuldenaar het onderpand bij hem bracht. Hierdoor werd de onschendbaarheid van iemands woning gewaarborgd. Als de schuldeiser het bovenkleed van de schuldenaar als onderpand had genomen, moest hij het voor zonsondergang terugbrengen, want de schuldenaar had het waarschijnlijk nodig om zich ’s nachts warm te houden (Deuteronomium 24:10-14).
17, 18. Hoe verschilden de Israëlieten wat oorlogvoering betreft van andere volken, en waarom?
17 Zelfs oorlogvoering was onder de wet gereguleerd. Gods volk voerde oorlogen, niet omdat ze meer macht of een groter gebied wilden, maar omdat ze de ‘oorlogen van Jehovah’ voerden (Numeri 21:14). In veel gevallen moesten de Israëlieten eerst capitulatievoorwaarden aanbieden. Als een stad het aanbod weigerde, dan mochten ze de stad belegeren — maar alleen volgens Gods regels. In tegenstelling tot wat veel soldaten door de geschiedenis heen hebben gedaan, mochten Israëlitische soldaten geen vrouwen verkrachten of genadeloos mensen afslachten. Ze moesten zelfs respect tonen voor het milieu, want ze mochten de vruchtbomen van de vijand niet omhakken. d Andere legers hadden zulke beperkingen niet (Deuteronomium 20:10-15, 19, 20; 21:10-13).
18 Vind je het ook verschrikkelijk als je hoort dat in sommige landen kinderen tot soldaat worden opgeleid? In het oude Israël werden mannen jonger dan 20 jaar niet in het leger toegelaten (Numeri 1:2, 3). Zelfs een volwassen man werd vrijgesteld als hij erg angstig was. Een pasgetrouwde man kreeg een heel jaar vrijstelling. Daardoor kon hij de geboorte van zijn eerste kind meemaken voordat hij zijn leven riskeerde in de oorlog. Op die manier, zo legde de wet uit, kon de jonge echtgenoot ‘thuisblijven om zijn vrouw gelukkig te maken’ (Deuteronomium 20:5, 6, 8; 24:5).
19. Welke voorzieningen bevatte de wet om vrouwen, kinderen, gezinnen, weduwen en wezen te beschermen?
19 De wet beschermde ook vrouwen, kinderen en gezinnen en trof voorzieningen voor hen. Ouders moesten tijd met hun kinderen doorbrengen en ze over Jehovah leren (Deuteronomium 6:6, 7). Alle vormen van incest waren verboden. Er stond zelfs de doodstraf op (Leviticus hoofdstuk 18). De wet verbood ook overspel, dat zo vaak gezinnen kapotmaakt en veel pijn en verdriet veroorzaakt. Er stonden voorzieningen in voor weduwen en wezen, en Jehovah waarschuwde de Israëlieten dat hij hen streng zou straffen als ze zulke personen slecht behandelden (Exodus 20:14; 22:22-24).
20, 21. (a) Waarom stond de wet van Mozes polygamie toe? (b) Waarom verschilde de wet van Mozes van de norm die Jezus later instelde?
20 In dit verband zou iemand zich kunnen afvragen: waarom stond de wet polygamie toe? (Deuteronomium 21:15-17) We kunnen dat alleen begrijpen als we beseffen dat de cultuur en manier van leven van de Israëlieten heel anders waren dan die van ons (Spreuken 18:13). Toen Jehovah Adam en Eva schiep, maakte hij duidelijk dat het huwelijk een duurzame verbintenis tussen één man en één vrouw moest zijn (Genesis 2:18, 20-24). Maar tegen de tijd dat Jehovah de wet aan Israël gaf, was polygamie al eeuwenlang de gewoonte. Jehovah wist heel goed dat zijn ‘koppige volk’ herhaaldelijk ongehoorzaam zou zijn aan zelfs de meest fundamentele geboden, zoals het gebod om geen afgoden te aanbidden (Exodus 32:9). In zijn wijsheid besloot hij dus dat het nog niet de tijd was om al hun gewoonten op het gebied van het huwelijk te veranderen. Bedenk dat Jehovah polygamie niet heeft ingesteld. Maar hij gebruikte de wet van Mozes wel om polygamie onder zijn volk te reglementeren en misbruik ervan te voorkomen.
21 In de wet van Mozes stonden heel wat ernstige gronden waarop een man zich van zijn vrouw kon laten scheiden (Deuteronomium 24:1-4). Jezus noemde dat een concessie die God het Joodse volk had gedaan ‘omdat hun hart zo ongevoelig was’. Maar die concessies waren tijdelijk. Voor zijn volgelingen stelde Jezus Jehovah’s oorspronkelijke norm voor het huwelijk weer in (Mattheüs 19:8).
De wet moedigde aan tot liefde
22. Op welke manieren moedigde de wet van Mozes tot liefde aan, en voor wie?
22 Kun je je een modern rechtsstelsel voorstellen dat tot liefde aanmoedigt? De wet van Mozes spoorde de Israëlieten vooral aan liefde te tonen. Alleen al in het boek Deuteronomium komt het woord voor ‘liefhebben’ of ‘houden van’ in verschillende vormen zelfs meer dan 20 keer voor. ‘Je moet je naaste liefhebben als jezelf’ was het op één na grootste gebod van de hele wet (Leviticus 19:18; Mattheüs 22:37-40). Gods volk moest die liefde niet alleen voor elkaar tonen maar ook voor vreemdelingen die in Israël woonden, waarbij ze in gedachte moesten houden dat ook de Israëlieten ooit vreemdelingen in Egypte waren geweest. Ze moesten liefde tonen voor de armen door hen in materieel opzicht te helpen en geen misbruik te maken van hun trieste situatie. Ze kregen zelfs instructies om lastdieren goed te behandelen (Exodus 23:6; Leviticus 19:14, 33, 34; Deuteronomium 22:4, 10; 24:17, 18).
23. Waartoe werd de schrijver van Psalm 119 bewogen, en wat zou je je kunnen voornemen?
23 Geen enkel ander volk had zo’n goed rechtsstelsel! Geen wonder dat de psalmist schreef: ‘Hoe lief heb ik uw wet!’ Maar zijn liefde was meer dan een gevoel. Die liefde zette hem tot actie aan, want hij deed zijn best om die wet te gehoorzamen en ernaar te leven. Hij zei verder: ‘De hele dag overdenk ik die’ (Psalm 119:11, 97). Hij nam geregeld de tijd om Jehovah’s wetten te bestuderen. Ongetwijfeld nam zijn liefde voor die wetten daardoor alleen maar toe en groeide ook zijn liefde voor de Wetgever, Jehovah. Als je ermee doorgaat Gods wet te bestuderen, zul jij ook steeds dichter naderen tot Jehovah, de Grote Wetgever en de God van gerechtigheid.
a Er waren bijvoorbeeld wetten die voorschreven dat menselijke uitwerpselen moesten worden begraven, dat zieken in quarantaine moesten worden gehouden en dat iedereen die een dood lichaam had aangeraakt, zich moest wassen. Zulke wetten waren hun tijd eeuwen vooruit (Leviticus 13:4-8; Numeri 19:11-13, 17-19; Deuteronomium 23:13, 14).
b Kanaänitische tempels hadden vertrekken die voor seksuele activiteiten waren gereserveerd, maar de wet van Mozes bepaalde dat iemand die seks had gehad de hele dag onrein bleef en niet in de tempel mocht komen. Als de Israëlieten zich aan die wet hielden, zouden ze nooit seks vermengen met hun aanbidding in Jehovah’s huis.
c Onderwijs was een belangrijk doel van de wet. Het Hebreeuwse woord voor ‘wet’, tōrah, betekent in feite ‘onderwijs’ (Encyclopaedia Judaica).
d God stelde de indringende vraag: ‘Een boom die in het veld staat is toch geen mens, dat je hem moet belegeren?’ (Deuteronomium 20:19) Philo, een Joodse geleerde uit de eerste eeuw, haalde deze wet aan en legde uit dat het in Gods ogen onrechtvaardig is als mensen die boos zijn op een ander hun woede koelen op onschuldige dingen.