Downloaden:

• Leadsheet

1. 1. Naomi had heel veel verdriet.

   Ze had geen zonen meer.

   Ruth troostte haar en was zo lief,

   al had ook zij het zwaar.

   Ruth was er echt voor haar

   en ze stond altijd voor haar klaar.

   Ze zei toen heel spontaan:

   ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’

   ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’

2. 2. Ze bleven samen, dienden God.

   Hun vriendschap was zo hecht.

   Jehovah zag Ruths liefde en

   zegende haar echt.

   Ze was een steun en toeverlaat.

   Dat is waar vriendschap over gaat.

   Dus zeg ook ik voortaan:

   ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’

3. 3. Heb jij een probleem?

   Voel jij je alleen?

   Dan ben ik er meteen.

   Je kunt me altijd vertrouwen.

   Je kunt op me bouwen.

   Ik ben er voor jou.

   ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’

   ‘Waar jij gaat, zal ik gaan.’