LIED 31
Met Jehovah wandelen
-
1. Leer mij op u vertrouwen, God,
uw wil bescheiden te doen.
Volg ik echt uw raad? Doe ik wat u vraagt?
Ik wil heel graag uw vriend zijn.
Ja, u, Jehovah, verdient mijn trouw,
mijn liefde, heel mijn hart.
Ik koester daarom elke dag
dat ik met u wand’len mag.
-
2. U leert mij wat echt waarde heeft,
wat heilig, waar is en rein.
Ik wil dan ook graag uw wil doen vandaag.
Ik wil u geen verdriet doen.
O help me als er verleiding is,
blijf dan ook dicht bij mij.
Mag ik het waard zijn, elke dag,
dat ik met u wand’len mag?
-
3. U geeft mij zo veel goeds, mijn God,
een leven rijk en gevuld.
’t Is duid’lijk te zien dat sinds ik u dien
ik echt een ander mens ben.
Ik leef voor u en u zegent mij,
die zorg is onverdiend.
Ik dank u daarom elke dag
dat ik met u wand’len mag.
(Zie ook Gen. 5:24; 6:9; Fil. 4:8; 1 Tim. 6:6-8.)