Een gewetenskwestie
Een gewetenskwestie
IN DE klassieke film Arsenicum en oude kant uit 1944 werd uitgebeeld hoe verscheidene oudere heren een rap einde vonden na het drinken van vlierbessenwijn waaraan wat arsenicum was toegevoegd. De film belichaamt het algemeen heersende idee dat arsenicum altijd een snelwerkend, dodelijk vergif is. In werkelijkheid waren de plotselinge sterfgevallen in de film niet te wijten aan het arsenicum maar aan het cyanide en de strychnine die ook aan de wijncocktail waren toegevoegd.
„De verschijnselen van arsenicumvergiftiging zijn doorgaans niet acuut”, schrijft dr. Robert E. Gallagher in The New England Journal of Medicine. Hij voegt er echter wel aan toe dat „arsenicumvergiftiging door verontreinigd drinkwater en industriële vervuilende stoffen een ernstig probleem voor de volksgezondheid is in veel delen van de wereld; mensen worden er vatbaar door voor allerlei ziekten, waaronder huid-, blaas-, long- en leverkanker”.
Gezien bovenstaande informatie is het begrijpelijk dat men er in de gezondheidszorg normaal gesproken niet over zou peinzen arsenicum voor te schrijven als therapeutisch middel. Maar lees deze ervaring uit Canada eens aandachtig. Merk op hoe, toen ter behandeling van de patiënt bloedtransfusie en later arsenicum werd voorgesteld, er een gewetensconflict ontstond tussen een patiënt, Darlene geheten, en haar artsen, verpleegkundigen en de betrokken apotheker. Hier volgt Darlenes relaas.
„In mei 1996 kreeg ik last van flinke blauwe plekken, bloedverlies en abnormaal bloedend tandvlees. Mijn hematoloog, dr. John Matthews in Kingston (Ontario), stelde een zeldzame vorm van kanker vast die acute promyelocytenleukemie (APL) heet. Na een reeks onderzoeken, waaronder een beenmergdiagnose, legde dr. Matthews op een heel vriendelijke manier uit wat APL is en hoe de aandoening wordt behandeld. Het normale behandelprotocol omvatte een wisseltransfusie en chemotherapie, maar mijn door de bijbel geoefende geweten liet niet toe dat ik bloedtransfusies aanvaardde.
In plaats van kostbare tijd verloren te laten gaan met pogingen mij op andere gedachten te brengen, waren de artsen zo verstandig op zoek te gaan naar een andere therapie. De aangepaste therapie omvatte het gebruik van een vitamine-A-derivaat, in combinatie met matig intensieve chemotherapie. Mijn leukemie ging drie maanden in remissie, maar kwam vervolgens in alle hevigheid terug. De pijnen in mijn hoofd, veroorzaakt door het zwellen van mijn hersenen, waren ondraaglijk. Bovendien was ik resistent geworden tegen de therapie. Toen liet de dokter ons weten dat ik zonder bloedtransfusies niet te behandelen was. We kregen te horen dat ik geen twee weken meer te leven had.
De daaropvolgende dagen waren hectisch, met meer bloedonderzoek, bezoeken aan de advocaat in verband met mijn testament, en begrafenisregelingen. In die periode vertelde dr. Matthews ons over een ongebruikelijke medische therapie die met succes door artsen in China was toegepast bij APL en waarover verslag was gedaan in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften als Blood en Proceedings of the
National Academy of Sciences. Bij het doen van research hadden de arts en een collega in een medisch blad gelezen dat ’velen waarschijnlijk verbaasd zullen zijn te lezen dat arseentrioxide met succes is gebruikt in intraveneuze vorm, met beperkte toxiciteit, voor de behandeling van acute promyelocytenleukemie (APL)’.Er waren nu twee opties — óf mijn geweten geweld aandoen en een bloedtransfusie aanvaarden, óf deze weinig bekende behandeling met arsenicum ondergaan. Ik koos voor de arseenbehandeling. * Ik besefte niet in wat een gewetensnood artsen, verpleegkundigen, de apotheker en zelfs ziekenhuisfunctionarissen daardoor zouden raken.
Het ziekenhuis nam vervolgens contact op met de bevoegde autoriteiten om bevestigd te krijgen dat arseentrioxide toegediend mocht worden. Pas dan konden zij toestemming geven voor een dergelijke behandeling. Aanvankelijk was de apotheker onwillig om mee te werken, omdat hij in alle oprechtheid vraagtekens zette bij de veiligheid ervan. Mijn behandelend artsen, dr. Matthews en dr. Galbraith, moesten overtuigende en positieve argumenten voor deze behandeling aanvoeren. Na het aandragen van voldoende medische gegevens over de behandeling waren de ziekenhuisautoriteiten en de apotheker uiteindelijk van mening dat zij hun medewerking konden verlenen.
De apotheker stemde erin toe het arseenproduct te bereiden en het te steriliseren voor onmiddellijke infusie. Maar nu liet het collectieve geweten van de verpleegkundigen niet toe dat zij de zak met de controversiële stof voor intraveneuze toediening ophingen. Zij keken toe toen de artsen zelf verscheidene eenheden van de oplossing ophingen. De verpleegkundigen smeekten me bloed te nemen. Ze waren ervan overtuigd dat ik zou sterven, dus deed ik een beroep op hun professionaliteit en vroeg hun mijn door mijn geweten voorgeschreven weigering van bloed te respecteren. Ik uitte mijn waardering, sloeg mijn arm om hen heen en vroeg hun hun persoonlijke gevoelens ter zijde te schuiven. Onze relatie bleef goed. Zes maanden lang kreeg ik arseentrioxide toegediend en ik herstelde goed. Daarop stemden de artsen ermee in dat ik de overige behandelingen thuis zou krijgen.
Er werden regelingen voor thuisbezoeken getroffen met de Victoria Order of Nurses, die thuiszorg geeft. Weer kwam het geweten in het geding. Ook zij waren onwillig de oplossing toe te dienen. Vergaderingen, brieven en medische artikelen uit gerenommeerde medische bladen brachten daar verandering in. De verpleegkundigen stemden erin toe mee te werken. In september 1997 waren mijn behandelingen ten einde.
O ja, mijn soort kanker kan terugkomen. De dokter zegt dat je als het ware op een tijdbom leeft. Maar ik heb geleerd uit elke dag die verstrijkt vreugde te putten, nooit mijn plaats van aanbidding te verzaken en druk bezig te blijven met het uitdragen van de bijbelse hoop op een tijd dat ’geen inwoner zal zeggen: „Ik ben ziek.”’” — Jesaja 33:24.
Op mensen in de medische wereld rust de zware verantwoordelijkheid gezondheidszorg van hoge kwaliteit te verschaffen. Ze nemen dat over het algemeen serieus en behandelen de patiënt gewetensvol binnen de grenzen van hun expertise en huidige kennis. Zoals deze ervaring bewijst, kunnen artsen, verpleegkundigen en andere werkers in de gezondheidszorg veel tot stand brengen door zowel flexibel te blijven als gevoelig voor de overtuiging en het geweten van de geïnformeerde volwassen patiënt.
[Voetnoot]
^ ¶8 Hoewel Ontwaakt! over de ervaring schrijft, spreken we ons niet uit voor een bepaalde geneeskundige behandeling of therapie.
[Illustratie op blz. 20]
Darlene Sheppard