Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Politiebescherming — Hoop en vrees

Politiebescherming — Hoop en vrees

Politiebescherming — Hoop en vrees

VEEL Britten stonden aan het begin van de negentiende eeuw afwijzend tegenover voorstellen voor een professionele, geüniformeerde politiemacht. Ze vreesden dat een gewapende macht in handen van de centrale overheid een bedreiging voor hun vrijheid zou zijn. Sommigen waren bang dat ze uiteindelijk een systeem van politiespionnen zouden hebben zoals het Franse onder Joseph Fouché. Desondanks zagen ze zich voor de vraag gesteld: ’Wat beginnen we zonder politiemacht?’

Londen was de grootste en rijkste stad ter wereld geworden; de misdaad nam toe en bedreigde de zakenwereld. Noch de vrijwillige nachtwakers noch de professionele dievenvangers, de door particulieren gefinancierde Bow Street Runners, slaagden erin de bevolking en haar eigendommen te beschermen. Clive Emsley schrijft in zijn boek The English Police: A Political and Social History: „Steeds meer ging men misdaad en ongeregeldheden beschouwen als dingen die in een geciviliseerde samenleving niet mochten voorkomen.” Dus hoopten de Londenaren er het beste van en kozen voor een professionele politiemacht onder leiding van Sir Robert Peel. * In september 1829 begonnen geüniformeerde agenten van de Metropolitan Police hun vaste ronden te doen.

Vanaf het begin van de hedendaagse politiegeschiedenis heeft men ten aanzien van de politie hoopvolle en angstige verwachtingen gekoesterd — de hoop dat ze veiligheid zou brengen en de angst dat ze haar macht zou misbruiken.

Amerikaanse agenten doen hun intrede

In de Verenigde Staten was New York de eerste stad met een professionele politiemacht. Met de groei van de welvaart nam ook de misdaad toe. Rond 1830 kon elk gezin de lugubere verhalen over criminaliteit lezen die in de pasverschenen goedkope boulevardkranten stonden. Het publieke protest nam toe en in 1845 kreeg New York zijn politiemacht. Sindsdien hebben New Yorkers en Londenaren altijd een levendige belangstelling voor elkaars politie gehad.

De Amerikanen deelden de vrees van de Engelsen voor een gewapende macht in handen van de overheid. Maar de twee landen bedachten daar verschillende oplossingen voor. De Engelsen kozen voor een hoeddragende macht van gentleman-agenten, in donkerblauw uniform. Ze waren slechts gewapend met een korte, niet zichtbare wapenstok. Tot op de huidige dag dragen de Britse bobby’s slechts in noodsituaties een vuurwapen. Maar zoals een rapport vermeldt, ’komt men steeds meer tot het besef dat het onvermijdelijk is dat de Britse politie binnen afzienbare tijd een volledig bewapende macht zal worden’.

In de Verenigde Staten leidde de vrees dat de overheid haar macht zou misbruiken echter tot de aanneming van het tweede amendement op de grondwet, dat „het recht van het volk om wapens te bezitten en te dragen” waarborgt. Het gevolg was dat de politie vuurwapens wenste. Na verloop van tijd leidde het gebruik ervan tot de vuurgevechten op straat die kenmerkend werden voor de achtervolging van criminelen door Amerikaanse politieagenten, volgens het algemene beeld althans. Nog een reden waarom men in de Verenigde Staten voorstander was van het dragen van vuurwapens, is dat het eerste politiekorps er tot stand kwam in een wereld die sterk verschilde van die van Londen. In New York was het een chaos geworden door de snelle bevolkingsaanwas. De toevloed van duizenden immigranten, voornamelijk uit Europa, en van Afro-Amerikanen na het begin van de Burgeroorlog van 1861–1865 leidde tot raciaal geweld. De politie vond dat er harder opgetreden moest worden.

Het gevolg was dat de politie vaak als een noodzakelijk kwaad werd gezien. De bevolking was bereid af en toe een exces te accepteren in de hoop dat er een zekere mate van orde en veiligheid werd bereikt. Maar in sommige delen van de wereld ontstond er een andere soort politie.

Gevreesde politie

Toen zich in het begin van de negentiende eeuw moderne politiemachten begonnen te ontwikkelen, had het grootste deel van de mensheid onder de heerschappij van Europese mogendheden geleefd. Over het algemeen was de Europese politie georganiseerd om de heersers te beschermen, niet de bevolking. Zelfs de Britten, die het idee van een op militaire leest geschoeide, gewapende politiemacht op eigen bodem zo tegenstond, schenen er geen moeite mee te hebben militaire politie in te zetten om de koloniën onder de duim te houden. Rob Mawby zegt in zijn boek Policing Across the World: „In bijna elk decennium van de geschiedenis van de koloniale politie hebben zich gevallen van bruutheid, corruptie, geweld, moord en machtsmisbruik van de kant van de politie voorgedaan.” Na erop gewezen te hebben dat het werk van de koloniale politie ook zijn nut afwierp, voegt hetzelfde boek eraan toe dat het ertoe leidde dat „men het politieapparaat wereldwijd ging zien als een gezagsorgaan en niet als een voorziening van algemeen belang”.

Despotische regeringen hebben uit angst voor revoluties bijna altijd gebruik gemaakt van geheime politie om hun burgers te bespioneren. Die politie krijgt informatie los door marteling en ruimt vermeende subversieve elementen uit de weg door moord of door arrestatie zonder berechting. De nazi’s hadden hun Gestapo, de Sovjet-Unie had haar KGB en Oost-Duitsland had de Stasi. Het verbazingwekkende is dat de Stasi 100.000 agenten en mogelijk een half miljoen informanten in dienst had om een bevolking van zo’n zestien miljoen zielen te controleren. Agenten luisterden 24 uur per dag telefoongesprekken af en hielden dossiers over een derde van de bevolking bij. „Stasi-agenten kenden geen grenzen en schaamden zich nergens voor”, zegt John Koehler in zijn boek Stasi. „Geestelijken, onder wie hoge functionarissen van zowel protestantse als katholieke richtingen, werden en masse gerekruteerd als geheime informanten. Hun kantoren en biechtstoelen waren vergeven van de afluisterapparatuur.”

Maar vreesaanjagende politie treft men niet uitsluitend op het grondgebied van despotische regeringen aan. De politie in grote steden elders is beschuldigd van terreur wanneer ze de wet op een al te agressieve manier handhaaft, vooral als minderheden het doelwit vormen. In een commentaar op een schandaal in Los Angeles dat veel publiciteit kreeg, verklaarde een opinieblad dat „het wangedrag van de politie daarmee een nieuw niveau van wetteloosheid had bereikt en er een nieuwe term in zwang was gekomen: de gangstercop”.

De autoriteiten hebben zich daarom afgevraagd: Wat kunnen politie-eenheden doen om hun imago te verbeteren? In een poging hun dienstverlenende rol te beklemtonen, hebben veel politiekorpsen getracht de op de samenleving gerichte aspecten van hun werk meer voor het voetlicht te brengen.

De politie dichter bij de burger

De traditionele manier van werken van de Japanse wijkpolitie heeft de belangstelling van andere landen gewekt. Van oudsher werkt de Japanse politie vanuit kleine districtsbureaus met mogelijk een tiental agenten die in ploegen georganiseerd zijn. De Britse docent criminologie Frank Leishman, die lang in Japan heeft gewoond, zegt: „De reikwijdte van de vriendelijke service die koban-agenten verlenen, is legendarisch: informatie verstrekken over adressen in Japans grotendeels naamloze straten; het uitlenen van niet-opgehaalde gevonden paraplu’s aan door regenbuien overvallen forenzen; ervoor zorgen dat dronken sararimen de laatste trein naar huis halen; en raad geven bij ’problemen van de burgerij’.” Mede door de wijkpolitie heeft Japan zich de benijdenswaardige reputatie verworven straten te hebben waar je veilig kunt lopen.

Zou deze werkwijze van de politie ook elders effectief kunnen zijn? Er zijn criminologen die er een les in zijn gaan zien. Door de hedendaagse ontwikkelingen in de communicatie is er veelal een afstand ontstaan tussen de politie en de mensen die ze moet dienen. In veel steden schijnt het politiewerk tegenwoordig vaak voornamelijk te bestaan uit het reageren op noodsituaties. Soms lijkt het wel of de oorspronkelijke nadruk op misdaadpreventie verloren is gegaan. Als reactie op deze tendens is de buurtwacht opnieuw populair geworden.

Buurtwacht

„Die werkt echt; de misdaad wordt erdoor teruggedrongen”, vertelt Dewi, een politieagent, over zijn werk in Wales. „Bij de buurtwacht gaat het erom dat mensen op elkaars veiligheid gaan letten. We organiseren bijeenkomsten zodat buren elkaar kunnen leren kennen, namen en telefoonnummers uitwisselen en leren hoe misdaad te voorkomen. Ik heb plezier in het project omdat het gemeenschapsgevoel daardoor weer zijn intrede doet in de wijken. Vaak weten mensen niet eens wie hun buren zijn. Het programma werkt omdat het de waakzaamheid van mensen vergroot.” Ook wordt de relatie tussen de politie en het publiek er beter door.

In het kader van een ander initiatief wordt de politie aangemoedigd van meer medeleven met slachtoffers blijk te geven. De eminente Nederlandse victimoloog Jan van Dijk schreef: „Politieagenten moet geleerd worden dat hun manieren achter hun bureau even belangrijk zijn voor de slachtoffers als de manieren van artsen aan het bed van hun patiënten.” Op veel plaatsen behandelt de politie huiselijk geweld en verkrachting nog steeds niet als echte misdaden. Maar Rob Mawby zegt: „De manier waarop de politie huiselijk geweld en verkrachting benadert, is de afgelopen jaren duidelijk verbeterd. Niettemin is er nog steeds aanzienlijke ruimte voor verbetering.” Machtsmisbruik door de politie is ook een terrein waarop bijna elk korps verbeteringen kan aanbrengen.

De angst voor corruptie bij de politie

Ervan uitgaan dat men zich beschermd kan voelen door de politie lijkt soms naïef, vooral wanneer er berichten circuleren over corruptie bij de politie. Zulke berichten doen al sinds het begin van de politiegeschiedenis de ronde. Met betrekking tot het jaar 1855 beschreef het boek NYPD — A City and Its Police „de indruk van veel New Yorkers dat het lastig werd schurken en politie van elkaar te onderscheiden”. Volgens het boek Faces of Latin America van de hand van Duncan Green worden Latijns-Amerikaanse politiekorpsen „alom gezien als doortrokken van corruptie, incompetent en schenders van de mensenrechten”. Het hoofd personeelszaken van een 14.000 man tellende Latijns-Amerikaanse politiemacht zei: „Wat kun je verwachten als een politieagent nog geen [€ 120] per maand verdient? Wat doet hij als hem steekpenningen worden aangeboden?”

Hoe groot is het corruptieprobleem? Hoe het antwoord luidt, wordt bepaald door aan wie u het vraagt. Een Noord-Amerikaanse agent die jarenlang zijn ronde had gedaan in een stad met een bevolking van 100.000 zielen antwoordt: „Er loopt beslist een percentage oneerlijke agenten rond, maar het grootste deel van de agenten is te vertrouwen. Dat is echt mijn ervaring geweest.” Een rechercheur met 26 jaar ervaring uit een ander land antwoordt daarentegen: „Ik beschouw corruptie als iets wat bijna overal voorkomt. Eerlijkheid bij de politie is heel schaars. Als een agent een huis doorzoekt waar ingebroken is en geld vindt, is de kans groot dat hij dat pakt. Als hij gestolen waardevolle spullen opspoort, zal hij een deel ervan zelf houden.” Hoe komt het dat agenten corrupt worden?

Sommigen beginnen met hoge maatstaven maar bezwijken dan voor de invloed van corrupte collega’s en de lage normen van de misdadigerskringen waarmee ze te maken hebben. In het boek What Cops Know wordt een politieagent uit Chicago geciteerd: „In het geval van de politieagenten is het kwaad iets waarmee ze persoonlijk in contact komen. Ze zijn erdoor omringd. Ze raken het aan . . . ze proeven het . . . ze ruiken het . . . ze horen het . . . ze moeten ermee omgaan.” Het contact met die verdorvenheid kan gemakkelijk een negatieve uitwerking hebben.

Hoewel de politie van onschatbare betekenis is, is ze verre van ideaal. Mogen we op iets beters hopen?

[Voetnoot]

^ ¶3 De Britse politieagenten kwamen als bobby’s bekend te staan, naar de stichter van het korps, Sir Robert (Bobby) Peel.

[Kader/Illustraties op blz. 8, 9]

„Zijn die Britse bobby’s niet geweldig?”

De Britten behoorden tot de eersten die zich de luxe van een professionele politiemacht konden permitteren. Ze wilden dat hun samenleving goed georganiseerd was — zoals hun efficiënte postkoetsstelsel, dat zo punctueel liep. In 1829 wist de minister van Binnenlandse Zaken, Sir Robert (Bobby) Peel, het parlement ervan te overtuigen dat de Londense Metropolitan Police er moest komen, met Scotland Yard als hoofdkwartier. Hoewel de bobby’s eerst impopulair waren omdat ze dronkenschap en het gokken op straat aanpakten, werden ze uiteindelijk de lievelingen van het publiek.

In 1851 nodigde Londen de wereld trots uit om de Great Exhibition te bezoeken en de prestaties van de Britse industrie te bewonderen. De gasten stonden versteld van de keurige straten en de afwezigheid van dronkaards, prostituees en zwervers. Efficiënte politieagenten wezen menigten de weg, hielpen bezoekers met het dragen van hun bagage, assisteerden mensen bij het oversteken en droegen zelfs bejaarde dames naar een taxi. Geen wonder dat men zowel Britten als buitenlandse bezoekers hoorde zeggen: „Zijn die Britse bobby’s niet geweldig?”

Ze leken zo doeltreffend in het voorkomen van misdrijven dat de commissaris van politie van Chester in 1873 een tijd mogelijk achtte waarin de beroepscriminaliteit vrijwel uitgebannen zou zijn! De politie begon ook ambulance- en brandweerdiensten op te zetten. Ze stichtten liefdadigheidsfondsen om de armen van schoenen en kleding te voorzien. Sommigen organiseerden clubs voor jongens, excursies en vakantietehuizen.

Uiteraard had de nieuwe politie ook haar disciplinaire problemen in verband met corruptie en hardhandig optreden. Maar de meesten waren er trots op de orde met een minimum aan geweld te handhaven. In 1853 moest de politie in Wigan (Lancashire) optreden tegen oproerige stakende mijnwerkers. De moedige brigadier, die aan het hoofd van slechts tien man stond, weigerde vastberaden van de vuurwapens van de mijneigenaar gebruik te maken. Illustratief voor de instelling die zich ontwikkelde, is een brief die Hector Macleod in 1886 ontving toen hij in navolging van zijn vader bij de politie ging. Een citaat eruit in The English Police luidde: „Als je hardvochtig bent, verlies je de sympathie van het publiek . . . Het publiek komt voor mij op de eerste plaats omdat je in dienst van de gemeenschap staat, waar je voorlopig je aanstelling hebt, en het is je plicht niet alleen je chef maar ook het publiek te behagen.”

Hayden, een gepensioneerd inspecteur bij de Metropolitan Police, zegt: „Ons werd geleerd altijd beheerst op te treden, omdat je voor succesvol politiewerk de steun van de gemeenschap nodig hebt. Onze korte houten wapenstok werd alleen gebruikt als het absoluut onvermijdelijk was en de meeste agenten gebruikten hem in hun hele loopbaan niet één keer.” Iets wat ook tot het positieve beeld van de Britse bobby heeft bijgedragen, was een populaire tv-serie die 21 jaar heeft gelopen en ging over een eerlijke agent die iedereen op zijn ronde kende, Dixon of Dock Green. Daardoor is de politie waarschijnlijk aangemoedigd aan dat beeld te voldoen, maar zeker is dat ze de bewondering van de Britse bevolking voor de politie heeft bevorderd.

In de jaren ’60 veranderden de opvattingen in Engeland en maakte de traditionele nationale trots plaats voor een wantrouwige houding tegenover het gezag. In de jaren ’70 kwam er door berichten over corruptie en racisme bij de politie een smet op hun blazoen, ondanks hun pogingen de steun van het publiek te winnen met het programma voor buurtbewaking. De laatste tijd heeft de politie na verscheidene malen beschuldigd te zijn van racisme en van het manipuleren van bewijzen om bekentenissen af te dwingen, verdere, oprechte pogingen gedaan tot verbetering.

[Verantwoording]

Photograph above: http://www.constabulary.com

[Kader/Illustratie op blz. 10]

Een wonder in New York?

Wanneer de politie zich bijzonder inzet, kunnen de resultaten opmerkelijk zijn. New York werd lang als een van de gevaarlijkste steden ter wereld beschouwd en tegen het eind van de jaren ’80 leek het erop dat de gedemoraliseerde politie de controle had verloren. Financiële problemen dwongen het stadsbestuur om de lonen te bevriezen en de politiemacht in te krimpen. Drugsdealers breidden hun activiteiten uit, wat gepaard ging met een afschuwelijke golf van geweld. Bewoners van de binnenstad gingen naar bed bij het geluid van schoten. In 1991 waren er grote rassenrellen en de politie zelf organiseerde een luidruchtig protest om lucht te geven aan hun grieven.

Maar een nieuwe hoofdcommissaris stelde er belang in zijn agenten te motiveren en belegde geregeld bijeenkomsten met hen om per district de te volgen strategie te analyseren. James Lardner en Thomas Reppetto vertellen in hun boek NYPD: „Het hoofd van de recherche of het hoofd van de narcoticabrigade was iemand over wie de districtschefs lazen in de kranten maar die ze zelden ontmoetten. Nu zaten ze allemaal uren achtereen bij elkaar.” De misdaadcijfers begonnen snel te dalen. Volgens berichten daalde het aantal moorden geleidelijk van bijna 2000 in 1993 tot 633 in 1998 — het laagste aantal in 35 jaar. New Yorkers begonnen van een wonder te spreken. De afgelopen acht jaar is het aantal aangegeven misdaden met 64 procent gedaald.

Hoe werd deze verbetering bereikt? In The New York Times van 1 januari 2002 werd verondersteld dat één beslissende factor voor het succes Compstat was, „een opsporingssysteem waarbij elke week de gegevens districtsgewijs worden bestudeerd om problemen zodra ze zich voordoen te identificeren en erop te reageren”. Voormalig commissaris Bernard Kerik verklaarde: „We keken waar de misdaad zich voordeed en waarom en hergroepeerden dan de manschappen [politie] en de hulpmiddelen om ervoor te zorgen dat die gebieden meer aandacht kregen. Zo dring je de misdaad terug.”

[Illustratie op blz. 7]

Een doorsnee Japans politiebureau

[Illustratie op blz. 7]

Verkeerspolitie in Hong Kong

[Illustratie op blz. 8, 9]

Begeleiding van mensenmenigten bij een Engelse voetbalwedstrijd

[Illustratie op blz. 9]

Tot de politietaken behoort het helpen van verkeersslachtoffers