Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Liefde in actie — Een hulpverleningsmarathon

Liefde in actie — Een hulpverleningsmarathon

Liefde in actie — Een hulpverleningsmarathon

RICHARD VARA, een ervaren redacteur bij de Houston Chronicle, is niet snel van iets onder de indruk, maar vorig jaar was dat toch wel het geval. „Zoiets heb ik nog nooit gezien!”, riep hij uit. „Het is ongelooflijk.” Zijn gevoelens werden gedeeld door Lee P. Brown, de burgemeester van Houston (Texas, VS). Hij zei: „Ik wou dat iedereen in Houston kon zien wat jullie gedaan hebben. Ik ben enorm onder de indruk.” Wat was de aanleiding tot hun opmerkingen? De redacteur en de burgemeester hadden het over een hulpactie die Jehovah’s Getuigen in Houston ondernomen hadden. Wat was er bij die actie betrokken? Waarom was ze nodig? En wat maakte het zo indrukwekkend? Laten we daarvoor bij het begin beginnen.

Een recordoverstroming

Begin juni 2001 teisterde een hevige tropische orkaan, Allison geheten, het vlakke land van Zuidoost-Texas. Ten slotte, op vrijdag 8 juni, liet Allison in een tijdsbestek van 24 uur 1000 millimeter regen neerkomen op Houston, de op drie na grootste stad van het land. * In een mum van tijd liep het stijgende water winkels, kantoren en tienduizenden woningen binnen. Snelwegen rond de stad veranderden in woeste rivieren die gestrande auto’s en grote vrachtwagens overspoelden. Het water stond zo hoog dat sommige van de overstroomde wegen zelfs voor brandweerauto’s en andere reddingsvoertuigen niet begaanbaar waren. Er moest van helikopters en zware militaire voertuigen gebruik worden gemaakt om mensen te redden.

Toen op maandag 11 juni de lucht eindelijk opklaarde, werd duidelijk dat Allison een dodelijke en dure tol had geëist. Tweeëntwintig mensen waren omgekomen, onder wie twee Getuigen van Jehovah: Jeffrey Green, een ouderling, en zijn schoonzus Frieda Willis. * Daarnaast hadden zo’n 70.000 huizen schade opgelopen, wat deze overstroming tot een van de ergste natuurrampen maakte die ooit een grote agglomeratie hadden getroffen. Door de materiële schade van tegen de $5 miljard werd Allison zelfs de duurste tropische orkaan in de geschiedenis van de Verenigde Staten.

Een stroom van vrijwilligers

De mensen waren geschokt. Een hulpverlener vertelde: „Hun bedden waren nat. Hun tapijt was nat. Hun babyfoto’s waren verloren gegaan.” Veel van de ruim 16.000 Getuigen van Jehovah in en om Houston leden verliezen. Acht Koninkrijkszalen en honderden woningen van Getuigen waren beschadigd. In sommige van die woningen stond een paar centimeter water; in andere stond het water tot aan het dak. In totaal ruim tachtig gemeenten van Jehovah’s Getuigen waren getroffen. Maar die slachtoffers werden niet aan hun lot overgelaten. Slechts enkele dagen later werden ze weer overstroomd — maar deze keer met vrijwilligers die hun te hulp kwamen. Hoe was dat tot stand gekomen?

Nog voordat het water begon te dalen gingen ouderlingen van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen in Houston tot actie over. „We belden en bezochten onze broeders en zusters”, vertelde een ouderling. „Daarop namen we de schade op en op maandag 11 juni hadden we een volledig rapport klaar met een lijst van de slachtoffers, het aantal beschadigde woningen en de omvang van de schade. Dat werd naar het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn gestuurd.” Enkele dagen later richtte het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in de Verenigde Staten een reliefcomité op van acht ouderlingen uit Houston en verschafte het geld voor de hulpverlening. De opdracht van het comité? De slachtoffers te helpen er emotioneel weer bovenop te komen en ook de beschadigde woningen van de Getuigen te herstellen — meer dan 700!

’Hoe kunnen we dat reusachtige karwei klaren?’, vroegen de leden van het pas opgerichte Houston Relief Committee 2001 van Jehovah’s Getuigen zich af. Tot laat in de avond waren ze bezig met het opzetten van een aanvangsplan en ze nodigden de ruim 160 gemeenten van Getuigen in en om Houston uit om te helpen. „De reactie was overweldigend”, vertelde de voorzitter van het comité. „Ruim 11.000 Getuigen meldden zich en boden gratis hun tijd, arbeid en bekwaamheden aan.”

De schimmel te lijf

Een paar dagen na de overstroming gingen de vrijwilligers aan de slag in de huizen van de slachtoffers; ze verwijderden de doorweekte tapijten, beschadigde vloeren, geruïneerde wanden, kletsnatte kasten, kromgetrokken deuren en wat er verder nog smerig geworden was door het binnengelopen water dat verontreinigd was met rioolwater. „Het was ons er niet alleen om te doen de huizen van onze broeders in een goede staat terug te brengen,” vertelde een vrijwilliger, „maar ook hun gezondheid te beschermen.” Omdat er al snel een giftige schimmel achter de muren en in kasten zou gaan groeien, moesten de huizen eerst grondig ontsmet worden.

Om dat werk veilig te kunnen verrichten, vroegen verscheidene Getuigen of het Federale Bureau voor Rampenbestrijding (de FEMA), een overheidsinstelling, hun een opleiding wilde geven. Daarna nodigde iedere door de FEMA opgeleide Getuige tien vrijwilligers uit om met hem naar een beschadigde woning te gaan, waar hun werd geleerd hoe dat huis goed te ontsmetten. De dag daarna nam ieder van de tien pas opgeleide vrijwilligers op zijn beurt tien andere vrijwilligers mee. „In een paar dagen tijd”, zo vertelde een vrijwilliger, „was het aantal dat wist hoe dit werk gedaan moest worden, tot enkele honderden uitgegroeid.” De zich verspreidende schimmel kon het groeiende aantal vrijwilligers gewoon niet bijhouden! Gepensioneerden en tieners met schoolvakantie werkten overdag. ’s Avonds namen andere vrijwilligers het over. Binnen zes weken waren alle verontreinigde huizen van de Getuigen schoon en veilig.

Eén centrum en zeven hulpposten

Ondertussen kocht het reliefcomité grote hoeveelheden gipsplaat en tonnen andere bouwmaterialen. Maar waar dat allemaal op te slaan? „Toen de directeur van een bedrijf van onze behoeften hoorde,” vertelde de woordvoerder van het reliefcomité, „bood hij het gebruik van een pakhuis aan — met een vloeroppervlakte van 5000 m— gratis!” Dit pakhuis diende niet alleen als opslagruimte voor bouwmaterialen maar ook als kantoorruimte. Het duurde niet lang of het werd het bestuurscentrum van de hulpactie, waar overdag, ’s avonds en in de weekends zo’n 200 tot 300 vrijwilligers werkten.

Omdat de beschadigde woningen over een groot gebied verspreid stonden, werden in zeven Koninkrijkszalen hulpposten of regionale hulpcentra ingericht. In de weekends wemelde het op elke hulppost van de vrijwilligers. (Zie het kader „Gonzend van activiteit”.) Velen van hen hadden al eerder samengewerkt bij de bouw van Koninkrijkszalen in de regio. In feite kwamen er vrijwilligers met bouwvaardigheden uit elf verschillende Regionale bouwcomités in Arkansas, Louisiana, Oklahoma en Texas helpen. * Op elke hulppost namen timmerlieden, schilders, loodgieters en andere vakmensen de leiding en leidden anderen op. — Zie het kader „Opleidingsprogramma’s”.

Een schema en een databank

De vrijwilligers volgden een bouwschema in zeven fasen. Het bouwmateriaal werd in vier zendingen bij de woningen afgeleverd en de uitvoering van de herstelwerkzaamheden aan elke woning werd gepland voor drie weekends. Op die manier zou de hele hulpactie in zo’n zes maanden voltooid zijn.

Om het plan te laten slagen organiseerde het comité 22 afdelingen, waaronder logistiek, inkoop, huisvesting en transport. Alle afdelingen profiteerden van de informatie in een uitgebreide databank die door de vrijwilligers werd opgezet. Voordat de herstelwerkzaamheden begonnen, besteedden vrijwilligers tien dagen aan het invoeren van informatie. „Het invoeren van de gegevens was een marathonkarwei”, werd in een nieuwsbericht opgemerkt. Maar aan het eind van dat karwei was er een schat aan nuttige feiten beschikbaar. Met een klik van de muis liet de databank zien wanneer de 11.000 vrijwilligers beschikbaar zouden zijn, welke vaardigheden ze bezaten en hoe ze te bereiken waren. Met een andere klik was de stand van zaken van de reparaties te zien, welke bouwvergunningen er nodig waren en andere gegevens over de beschadigde huizen. De databank kwam bekend te staan als „het hart van de hulpactie”.

Ontroerd en dankbaar

De huizen die schimmelvrij en droog waren, werden bezocht door vrijwilligers die bekwame bouwvakkers waren om te bepalen wat er nodig zou zijn om de schade te herstellen. „Deze vrijwilligers gingen na wat er op het gebied van materiaal nodig was, tot op het aantal benodigde spijkers”, vertelde de woordvoerder. „We wilden geen geld of geschonken materiaal verspillen.” Tegelijkertijd haalden andere vrijwilligers bij de stedelijke functionarissen de nodige bouwvergunningen op.

Vervolgens werden de getroffen gezinnen uitgenodigd om in het pakhuis een keuze te maken uit een beperkte selectie tapijten, kasten, vinyl voor op de vloer en andere spullen ter vervanging van wat ze hadden verloren. De slachtoffers van de overstroming waren ontroerd en huilden vaak als ze zagen wat er allemaal voor hen beschikbaar was gesteld. Ze kregen ook raad van vrijwilligers met verstand van verzekeringsaangelegenheden en overheidsmaatregelen. Daarna werd bepaald wanneer welke woningen aan de beurt waren voor reparatie, en exact op de dag dat de herstelploegen bouwmaterialen nodig hadden, werden die door vrijwilligers per vrachtwagen afgeleverd. Een niet-Getuige wiens beschadigde huis hersteld werd, zei tegen zijn vrouw, die wel een Getuige is: „Die broeders van jou zijn een wonder. De ene ploeg vertrekt en de volgende komt al aangesneld. Ze werken als mieren!”

De basisreparaties vergden zo’n drie weekends per woning. „Maar soms namen ze vijf of zelfs acht weken in beslag”, zei de voorzitter van het comité. Als in oudere woningen wanden werden verwijderd, constateerden de vrijwilligers vaak al eerder opgelopen schade, en ze wilden geen nieuwe wanden plaatsen zonder eerst die oude problemen te verhelpen. Een vrijwilliger en vakman vertelde: „Soms zagen we dat planken vol termieten zaten, dus zorgden we ervoor dat eerst de termieten werden verdelgd. We moesten heel wat balken vervangen om de boel in orde te krijgen. We hebben de huizen in goede staat achtergelaten.” Een slachtoffer van de overstroming verwoordde de gevoelens van veel van die woningeigenaars toen hij dankbaar tegen een bezoeker zei: „Mijn huis is nu beter dan toen ik het kocht!”

Maaltijden in hoog tempo

Om de vele vrijwilligers van voedsel te voorzien, transformeerde een groep Getuigen een opslagplaats achter een Koninkrijkszaal in een centrum voor de bereiding en distributie van voedsel. Getuigen overal in het land schonken koelkasten, vrieskisten, vaatwassers, fornuizen en ander keukengerei. Elke zaterdag en zondag maakten 11 koks en zo’n 200 andere vrijwilligers duizenden maaltijden in het centrum klaar. De vrijwilliger die de leiding had over deze keuken zei: „We bereiden al negentien jaar maaltijden voor Koninkrijkszaalbouwprojecten, maar dit project was groter dan we ooit hadden kunnen denken.”

De maaltijden werden in 120 grote containers gedaan. Die werden in 60 wachtende auto’s geladen, die de maaltijden bij alle hulpposten en het bestuurscentrum afleverden. Ondertussen stuurde elke ploeg die in een huis aan het werk was, één vrijwilliger naar hun hulppost om de maaltijden voor de hele ploeg op te halen. De vrijwilligers gebruikten hun maaltijd in de woningen en gingen gelijk weer aan het werk.

Missie volbracht!

Uiteindelijk, in april 2002, bereikten de 11.700 vrijwilligers de finish van een van de langste hulpacties ooit door Jehovah’s Getuigen ondernomen. De vrijwilligers hadden een miljoen uur besteed aan het repareren of herbouwen van in totaal 8 Koninkrijkszalen en 723 woningen. Een slachtoffer van de overstroming sprak namens vele anderen toen hij met tranen van dankbaarheid in zijn ogen zei: „Ik dank Jehovah en de vrijwilligers voor alle hulp die ze hebben verleend. Het is een geweldige troost tot een liefdevolle broederschap te behoren!”

[Voetnoten]

^ ¶4 De steden New York, Los Angeles en Chicago hebben meer inwoners. De agglomeratie van Houston telt zo’n 3.500.000 inwoners en is groter dan de staat Libanon in het Midden-Oosten.

^ ¶5 Een herdenkingsdienst werd bijgewoond door 1300 vrienden van Jeffrey en Frieda. Die steun was een bron van troost voor Abigail — Jeffreys vrouw en Frieda’s zus.

^ ¶15 Regionale bouwcomités verzorgen meestal de bouw van de vergaderplaatsen van Jehovah’s Getuigen.

[Kader/Illustratie op blz. 21]

GONZEND VAN ACTIVITEIT

Het is zaterdagochtend 7.00 uur op Hulppost nr. 4 in het noordoosten van Houston. De Koninkrijkszaal is vol pratende, lachende, koffie drinkende en donut etende vrijwilligers. Sommige hebben vanuit hun woonplaats honderden kilometers afgelegd om hier te komen. Maar om 7.30 uur verstommen de levendige gesprekken en leidt de opziener van de hulppost een bespreking van een bijbeltekst. Hij kondigt ook aan dat er op zondagochtend om 7.30 uur een Wachttoren-studie gehouden zal worden voordat de vrijwilligers naar hun werklokatie vertrekken en hij moedigt iedereen aan deel te nemen aan de studie door in het Engels of Spaans commentaar te geven. Hij brengt een boodschap van het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen over, die met applaus wordt ontvangen.

Vervolgens vertelt de opziener van de hulppost hoe de stand van zaken is en dankt hij de vrijwilligers hartelijk voor hun bereidwillige geest. Hij vraagt: „Is er iemand die niet weet wat hij vandaag moet doen of waar hij heen moet?” Er gaan geen handen omhoog. „Hoeveel maaltijden hebben we nodig?” Nu gaan alle handen omhoog en er klinkt een lachsalvo. Tot slot wordt er een gebed uitgesproken en gaan de 250 vrijwilligers — mannen, vrouwen, jong en oud — op weg, klaar voor weer een lange dag hard werken.

Hetzelfde toneel speelt zich af op de zes andere hulpposten en in het pakhuis. Ondertussen staan andere vrijwilligers die in een centrale keuken werken al druk in de kookketels te roeren, want om 12.00 uur zullen ruim 2000 hongerige vrijwilligers over heel Houston verspreid, toe zijn aan een warme maaltijd!

[Kader/Illustratie op blz. 22]

OPLEIDINGSPROGRAMMA’S

Tijdens de hulpactie gaven vakmensen onder de vrijwilligers cursussen om ongeschoolde vrijwilligers voor specifieke taken op te leiden. Sommigen werden opgeleid voor het ontsmetten van huizen. Anderen leerden wanden en kasten plaatsen. Weer anderen leerden stukadoren en schilderen. Deze Opleidingsseminars werden op video opgenomen en de video’s werden vervolgens op de hulpposten gebruikt om nog meer vrijwilligers op te leiden. „Via deze seminars”, zo merkte een lid van het reliefcomité op, „hebben we de hoge kwaliteit van de herstelwerkzaamheden zeker gesteld.”

[Illustratie]

Vaklui gaven cursussen

[Kader op blz. 24]

„DÁT IS EEN DAAD VAN GOD”

Verzekeringsmaatschappijen spreken bij natuurrampen van ’force majeure’. In Engelssprekende landen gebruikt men dan de uitdrukking ’daad van God’. Een lid van het reliefcomité maakte daar een woordspeling op toen hij zei: „Dat de vrijwilligers hier al die maanden hebben gewerkt, dát is een daad van God. Onze broederschap is een wonder!” Tijdens deze hulpactie meldden zich in de weekends 2500 of meer vrijwilligers om te werken. De voorzitter van het comité vertelde: „Die onbetaalde vrijwilligers annuleerden geplande vakanties, gooiden hun gezinsschema’s om en stelden andere privézaken uit om te helpen bij een van de grootste hulpacties die Jehovah’s Getuigen ooit ondernomen hebben.”

De langdurige hulpactie vergde offers. Een vrijwilliger die van het begin tot het eind bij het werk betrokken was, had een vijftigurige werkweek. Toch besteedde hij elke week veertig uur aan het reliefwerk. „Jehovah heeft me de kracht gegeven”, zei hij. „Kennissen vragen me: ’Word je ervoor betaald?’ Dan zeg ik: ’Dat is met geen geld te betalen.’” In de weekends, na een volle week werelds werk, reed een gezin uit de staat Louisiana zo’n 400 kilometer heen en terug om bij de herstelwerkzaamheden te helpen. Velen werkten van zonsopgang tot zonsondergang en reden dan weer naar huis. Een groep van dertig geschoolde vrijwilligers, die zeven tot tien uur moesten rijden om er te komen, zeiden: „Het is het alleszins waard.” Een andere vrijwilligster stopte met haar werk om 15.30 uur en werkte dan tot 22.00 uur in het bestuurscentrum. Ze hielp ook in de weekends. „Het schenkt veel voldoening”, vertelde ze.

Ja, deze en alle andere vrijwilligers waren tot helpen bereid uit broederlijke liefde — het kenmerk van ware christenen (Johannes 13:35). Na een bezoek aan het bestuurscentrum van de hulpactie wilde de burgemeester van Houston aan een groep Getuigen kwijt: „Jullie geloven in doen wat God ons opdraagt. Jullie brengen je geloof in praktijk.”

[Illustratie op blz. 20, 21]

Houston overstroomd, 9 juni 2001

[Verantwoording]

© Houston Chronicle

[Illustratie op blz. 21]

Snelwegen veranderden in rivieren

[Illustratie op blz. 21]

Het water liep de huizen in

[Illustraties op blz. 23]

Enkelen van de duizenden Getuigen die als vrijwilliger dienden

[Illustratie op blz. 24]

De keukenploeg maakte meer dan een kwart miljoen maaltijden klaar!

[Illustratieverantwoording op blz. 19]

NOAA