Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Toen een chemische fabriek explodeerde

Toen een chemische fabriek explodeerde

Toen een chemische fabriek explodeerde

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN FRANKRIJK

OP 21 SEPTEMBER 2001, net tien dagen na de aanslag op het World Trade Center in New York, richtte een enorme, door een ongeluk veroorzaakte explosie in een chemische fabriek een gigantische schade aan in de buitenwijken van Toulouse in Zuidwest-Frankrijk. Het Franse nieuwsblad Le Point beschreef het als „de ergste industriële ramp in Frankrijk sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog”.

Er ontplofte ongeveer 300 ton kunstmest, wat een krater veroorzaakte van 50 meter doorsnede en 15 meter diep. Door de explosie en de resulterende schokgolf werden 30 mensen gedood en raakten er meer dan 2200 gewond. Zo’n 2000 huizen werden totaal verwoest en binnen een straal van 8 kilometer werden 27.000 huizen beschadigd. Er brak paniek uit omdat de mensen, ten onrechte, dachten dat het een terroristische aanslag was en dat er een gifwolk uit de fabriek was vrijgekomen.

Een aantal Getuigen van Jehovah raakten door de explosie gewond en velen werden er op andere manieren door getroffen. Christelijke liefde bewoog mede-Getuigen ertoe onmiddellijk te reageren (Johannes 13:34, 35). Hier volgt een verslag van de hulpacties.

„Er was niets meer over van het gebouw”

Khoudir is een van de overlevenden die in de chemische fabriek werkten. Door de explosie en het rondvliegende puin verloor hij het bewustzijn, brak hij zijn kaak en raakte zijn sleutelbeen ontwricht. Benjamin, die in een gebouw naast de fabriek werkte, werd dwars door een kantoor geslingerd en drie meter verder tegen een muur gekwakt. Hij liep verschillende verwondingen op door rondvliegend glas. Het kwam ook in zijn rechteroog terecht, waardoor zijn gezichtsvermogen beschadigd werd. „Ik had geluk dat ik niet aan mijn bureau zat”, zei hij. „Er viel zo’n 600 kilo bakstenen op mijn stoel.”

Alain, leraar op een school die maar 200 meter van de fabriek lag, was wat kopieën aan het maken toen de explosie plaatsvond. Hij zei: „Er was niets meer over van het gebouw, alleen stukken staal. Geen muren, geen dak, niets meer. Ik werd door glasscherven geraakt. Ik had snijwonden over mijn hele gezicht. Het was alsof ik met een knuppel in mijn gezicht geslagen werd.” Alain raakte door de explosie aan één oog blind en werd gedeeltelijk doof.

Snelle hulpacties

De ouderlingen van de elf gemeenten van Jehovah’s Getuigen die door de ramp getroffen waren, namen zo snel mogelijk contact op met elk lid van de gemeente om te weten of ze gewond waren of schade hadden. Er werden onmiddellijk vrijwilligers gestuurd naar degenen die het hardst hulp nodig hadden. De vrijwilligers kwamen er al gauw achter dat ongeveer zestig huizen van Getuigen beschadigd waren, en ze hielpen zo’n tien gezinnen ergens anders onder te brengen. Vrijwilligers hielpen ook bij het herstellen van twee beschadigde Koninkrijkszalen. Bovendien boden ze praktische hulp bij het opstellen van schadeclaims.

Catherine en Michel wonen vlak tegenover de fabriek. Catherine reed in haar auto op het moment van de explosie. Ze vertelt: „Eerst leek het alsof er een aardbeving was. Een paar seconden later hoorden we de explosie. Toen zagen we de rook opstijgen. Ik reed naar onze buurt; het zag eruit als een oorlogsgebied. Alle huizen waren opengereten en de winkelruiten waren gesprongen. Mensen renden door de straat. Anderen zaten of lagen op de weg, huilend of schreeuwend. Thuis waren al onze ramen en zelfs de kozijnen eruit geslagen, en er waren geen deuren meer. Onze broeders en zusters kwamen ons snel te hulp. Tegen het eind van de middag was er een team van de gemeente aangekomen met emmers en bezems en met stukken plastic om de ramen af te dekken.”

Alain en Liliane wonen ook vlak bij de fabriek. Hun flat werd zwaar beschadigd door de explosie. „Alles was kapot”, zegt Alain. „De muren en tegels waren gebarsten en de ramen, deuren en meubels waren allemaal vernield. We hadden echt helemaal niets meer. Onze broeders kwamen ons onmiddellijk te hulp. Ze ruimden het puin op en hielpen ook andere flats in het gebouw schoon te maken. Onze buren waren erg verrast toen ze zagen dat er zoveel mensen kwamen helpen.” Op de ochtend van de explosie had een bijbelstudent Alain opgebeld om te vragen of hij met hem de bijbel kwam bestuderen. Liliane was weg om een boodschap te doen. Geen van beiden was dus thuis op het moment van de explosie.

De hulp van de Getuigen bleef niet beperkt tot leden van de gemeente. Nadat ze elkaar hadden geholpen, hielpen ze hun buren door puin uit flats te ruimen en kapotte ramen af te dekken. De buren waren erg dankbaar en waren verbaasd dat ze niets hoefden te betalen.

Er werd ook hulp geboden aan de plaatselijke autoriteiten, die zich overweldigd voelden door de omvang van de schade. Getuigen ruimden scholen en andere openbare gebouwen op. In één buurt stuurden de plaatselijke autoriteiten Getuige-vrijwilligers van deur tot deur om vast te stellen waar de mensen behoefte aan hadden.

Geestelijke hulp bieden

Veel Getuigen in het gebied van de explosie hadden naast materiële hulp ook behoefte aan geestelijke hulp. Reizende opzieners bezochten daarom samen met plaatselijke ouderlingen al degenen die door de ramp getroffen waren. Deze steun werd erg op prijs gesteld. Catherine zei: „De ouderlingen stonden ons bij. Ze kwamen ons aanmoedigen. Eigenlijk hadden we dat meer nodig dan materiële hulp.”

De christelijke liefde die na deze ramp zo snel in daden werd omgezet, leidde tot enkele interessante opmerkingen. Een Getuige die ernstig gewond was geraakt, zei: „We weten gewoon niet wat er morgen gebeurt. We moeten Jehovah constant dienen alsof het onze laatste dag is” (Jakobus 4:13-15). Een andere Getuige concludeerde: „Dit alles heeft ons geholpen te beseffen dat we niet te veel aan materiële dingen moeten hechten. Wat echte waarde heeft, is onder Jehovah’s volk te vinden.”

[Illustratie op blz. 14]

Benjamin en Khoudir

[Illustratie op blz. 14]

Alain

[Illustratie op blz. 15]

Toulouse de dag na de explosie

[Verantwoording]

© LE SEGRETAIN PASCAL/CORBIS SYGMA

[Illustratie op blz. 15]

Alain en Liliane