Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s naam in de Stille Zuidzee

Jehovah’s naam in de Stille Zuidzee

Jehovah’s naam in de Stille Zuidzee

DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER OP FIJI

DE MENIGTE keek vol verbazing toe. De mannen die pas op hun Zuidzee-eiland waren gearriveerd, sloten hun ogen voordat ze aan het feestmaal begonnen dat voor hen was klaargemaakt. „Wat doet u?”, vroegen de eilandbewoners.

„We bedanken God voor Zijn gaven”, was het antwoord.

„Waar woont uw God?”, wilden de eilandbewoners weten.

„In de hemel.”

„Hoe heet Hij?”

„Jehovah.”

„Eet uw God voedsel?”, vroegen ze.

„God is een Geest”, antwoordden de nieuwkomers. „Hij is niet zoals wij; Hij leeft eeuwig. Hij heeft de aarde, de hemel, de zee en alle dingen gemaakt. Hij heeft ook ons gemaakt.”

De eilanders waren verbaasd over deze eenvoudige waarheden en vroegen de vreemdelingen naar de reden van hun bezoek. Het antwoord was simpel: „We komen u vertellen over de ware God, Jehovah, en Zijn Zoon Jezus, onze Redder” (From Darkness to Light in Polynesia).

Wie waren deze vreemdelingen? Hedendaagse Getuigen van Jehovah? Nee. Het waren twee Tahitiaanse onderwijzers, evangelisten, die op 15 juni 1824 aankwamen op het eiland Mangaia (een van de zuidelijke Cookeilanden). Waarom gebruikten ze de naam Jehovah? Was dat een uitzondering? Het antwoord op die vragen verklaart waarom de naam Jehovah in veel culturen van de Zuidzee-eilanden nog steeds heel belangrijk is.

Gods naam wijd en zijd gebruikt

Veel zendelingen die in de negentiende eeuw vanuit Engeland en Amerika naar de Stille Zuidzee kwamen, gebruikten de naam Jehovah in hun dagelijkse spraak en in hun geschriften. Er was zelfs een historicus die ten onrechte beweerde dat die eerste zendelingen „volgelingen van Jehovah waren in plaats van discipelen van Christus”.

Persoonlijke brieven van deze zendelingen begonnen vaak met een zin als: „Moge u gered worden door God, ja Onze Heer Jehovah, en door Jezus Christus, de koning des vredes.” Volgens de bekende taalkundige Albert J. Schütz stond er in een leesboekje dat in 1825 op Fiji werd uitgegeven maar één Engels leenwoord. Het is niet verwonderlijk dat dit de naam Jehova was.

Dat de eerste zendelingen de naam Jehovah gebruikten, had een diepgaande uitwerking op de eilandbevolking. Enkelen van degenen die waren onderwezen, werden zelf ook als zendelingen, of onderwijzers, uitgezonden om hun boodschap naar andere eilanden uit te dragen. Over de bovengenoemde aankomst van de twee Tahitiaanse zendelingen op het eiland Mangaia werd gezegd: „Voor de Tahitiaanse onderwijzers was Jehovah de enige ware God. Hij schiep de hele wereld en de mens was een deel van Gods schepping. . . . [Zij] beweerden dat Jehovah de enige ware God was en dat Zijn Zoon Jezus Christus de Redder van de mensheid was” (The Covenant Makers — Islander Missionaries in the Pacific).

De eerste zendelingen die de bijbelse boodschap naar diverse eilanden brachten, kregen soms, als de bevolking gewelddadig was, met ongelofelijke gevaren te maken. Maar met betrekking tot de moeilijkheden werd het volgende waargenomen: „Een sterk geloof in Jehovah overwon vaak angst en wanhoop” (Mission, Church, and Sect in Oceania).

Een opmerkelijk voorbeeld van een dergelijk geloof in Jehovah was in 1823 te zien toen de bijbelse boodschap werd geïntroduceerd op Rarotonga, een van de Cookeilanden. John Williams, een zendeling en zeeman, stuurde bij aankomst twee echtparen aan land om de Rarotonganen te onderwijzen. Na een meningsverschil met een stomdronken koning kregen deze zendelingen echter een flink pak slaag. Al hun spullen werden gestolen en ze konden ternauwernood aan de dood ontkomen.

Terug op hun schip beschreven de zendelingen de Rarotonganen als het vreselijkste stelletje wilden dat ze ooit waren tegengekomen. Williams vreesde het ergste en besloot het eiland te laten voor wat het was, op zijn minst voor een tijdje. Daarop bood een jonge onderwijzer met de naam Papeiha zich aan om te proberen het eiland in zijn eentje te evangeliseren. „Of deze wilden me nu laten leven of niet,” zei hij, „ik ga naar ze toe.”

In verslagen over de vroege zendingsactiviteiten worden vaak de volgende woorden van Papeiha geciteerd: „Ko Jehova toku tiak! Tei roto au i tona rima! (Jehovah is mijn herder! Ik bevind me in Zijn hand!)” Vervolgens sprong hij overboord — slechts lichtgekleed en voorzien van een boek met Tahitiaanse bijbelpassages — en zwom naar de kust. Hij bleef ongedeerd. Sterker nog, hij merkte al gauw dat veel eilanders positief reageerden op de dingen die hij onderwees.

Een Rarotongaan die later zelf zendeling werd, was More Ta’unga. In 1842 werd hij de eerste zendeling die op het eiland Nieuw-Caledonië een zendingspost vestigde. In zijn dagboek schreef hij over een plaatselijke bewoner aan wie hij persoonlijke aandacht had besteed en die hij had leren lezen en schrijven: „Hij leerde die dingen langzaam. Niet lang daarna zei hij tegen me: ’Ik wil bidden.’ Maar ik gaf hem de raad niet te overhaasten. Later vroeg hij me opnieuw: ’Wil je me niet laten bidden?’ Toen vroeg hij me waarom ik het niet goed vond dat hij bad, dus zei ik: ’Je moet eerst je afgodsbeelden wegdoen, dan mag je tot Jehovah bidden. Hij alleen kan je horen.’ Dus toen kwam hij met een mand vol beelden en zei: ’Verbrand ze maar. Vanaf nu is Jehovah mijn God.’ Later heeft hij heel goed leren bidden.”

Eilandbewoners aanvaarden Jehovah

Omdat de zendelingen vaak Gods naam gebruikten, was het niet verwonderlijk dat de mensen tot wie ze predikten Jehovah als hun God gingen aanvaarden. Een boek over de vroege zendelingen in de Stille Zuidzee beschrijft een grote vergadering die na aankomst van het zendingsschip Morning Star op een van de noordelijke eilanden werd gehouden. De eilanders „hielden een stemming waarbij de meesten beide handen opstaken en voor nadruk een hele tijd omhooghielden en verklaarden geen beeldendienst meer te zullen verrichten maar Jehovah te gaan aanbidden. Bovendien zouden ze in alle behoeften van de onderwijzers voorzien. Er werd een stuk land opgedragen aan Jehovah en gereserveerd voor een kerk en een predikantswoning” (Missionary Adventures in the South Pacific).

In een biografie van John Williams staat over de bekering van Malietoa, een vooraanstaande hoofdman op Samoa: „Malietoa hield een lange toespraak voor zijn stam waarin hij publiekelijk beloofde een aanbidder van Jehovah te worden en een kerk voor Zijn aanbidding te bouwen. Hij gaf de mensen die thuisbleven de opdracht meer over Jehovah en Jezus Christus te weten te komen” (Wiliamu — Mariner-Missionary — The Story of John Williams).

Al die activiteit had een blijvende invloed op het leven van veel eilandgemeenschappen. Zo is het op Fiji en Samoa zelfs nu nog gebruikelijk de naam Jehovah op de radio te horen of in plaatselijke kranten te zien.

Maar dat is nog niet alles. In haar boek Treasure Islands (1977) beschrijft Pearl Binder het belang van Jehovah’s naam voor de Banabanen, die oorspronkelijk op Kiribati woonden maar zich later op Rabi, een van de Fiji-eilanden, vestigden. Binder schrijft: „De zendelingen die naar Banaba kwamen, hadden de Banabanen meer gegeven dan ze beseften. . . . Tijdens zeventig jaar van steeds moeilijker wordende beproevingen vormde hun geloof in Jehovah het middelpunt van hun leven, heeft het hen bijeengehouden zoals niets anders had kunnen doen, en tot op de dag van vandaag houdt het hen in geestelijk opzicht in leven. Zonder de Jehovah van de blanke man (die de blanke man zelf steeds meer veronachtzaamt) zouden de Banabanen verloren zijn geweest.”

Gods naam in bijbelvertalingen

Een van de primaire doelstellingen van de vroege zendelingen was begrijpelijke bijbelvertalingen te vervaardigen in de talen van het Stille-Zuidzeegebied. Door hun ijverige inspanningen is de bijbel nu in veel van die talen beschikbaar. Het leek die vertalers logisch om Jehovah’s naam te translitereren, net zoals ze dat met alle andere namen in de bijbel deden.

Het is voor de serieuze bijbelstudent interessant te weten dat die vroege vertalers Jehovah’s naam niet alleen in hun vertalingen van de Hebreeuwse Geschriften gebruikten maar ook in de christelijke Griekse Geschriften, het zogenoemde Nieuwe Testament. Een overzicht van zeven Stille-Zuidzeetalen onthult dat Jehovah’s naam in 72 verzen in de christelijke Griekse Geschriften wordt gebruikt. Dat was niet uitsluitend in vertalingen uit de negentiende eeuw, maar ook in een moderne vertaling in het Rotumaans die in 1999 werd uitgegeven. In deze bijbel wordt de naam Jehovah in 48 verzen in de christelijke Griekse Geschriften gebruikt.

William Wyatt Gill, die jarenlang als zendeling in het gebied van de Stille Zuidzee heeft gediend, schreef aan het eind van de negentiende eeuw over een van de eerste vertalingen: „Na tweeënveertig jaar de Rarotongaanse bijbel te hebben gebruikt, zal waarschijnlijk niemand me kwalijk nemen dat ik die beschouw als een voortreffelijke weergave van het origineel. . . . Net als in alle andere vertalingen van het Stille-Zuidzeegebied en Nieuw-Guinea wordt de heilige naam ’Jehovah’ getranslitereerd, nooit vertaald, waardoor het contrast tussen de eeuwig levende God en de voorwerpen die door de heidenen worden aanbeden, immens groot is.”

Waarom ze Gods naam gebruikten

Waarom gebruikten die zendelingen, bijbelvertalers en onderwijzers zo algemeen Gods naam, Jehovah? Vooral omdat ze het nodig vonden een onderscheid te maken tussen Jehovah, de enige ware God, en de grote hoeveelheid valse goden die door de eilanders werden aanbeden (Johannes 17:3; 1 Korinthiërs 8:5, 6). Al die goden hadden een naam en het was alleen maar logisch dat hun aanbidders vroegen: „Wie is uw God? Hoe heet hij?” De vraagstellers zouden door het gebruik van de plaatselijke term voor „god” in verwarring zijn gebracht of misschien het idee hebben gekregen dat de Almachtige gewoon de zoveelste god was die ze aan hun pantheon van goden konden toevoegen. Het wekt dus geen verbazing dat die vroege zendelingen frequent de naam Jehovah gebruikten.

Wil dit zeggen dat iedereen die de naam Jehovah gebruikt ook echt begrijpt wie hij is? Nee. De zendeling en vertaler Hiram Bingham, zoon van de beroemde Hawaiiaanse zendeling met dezelfde naam, was er getuige van dat de bevolking op Abaiang, een van de eilanden van Kiribati, tijdens het stukslaan van hun afgodsbeeld riep: „Er is maar één God — Jehovah!” Maar over dit voorval wordt opgemerkt:

„Bingham wist echter dat het vernielen van dat afgodsbeeld niet betekende dat de mensen ook echt het christendom aanvaardden — althans nog niet. Ze hadden nog niet veel begrepen van de ware betekenis van de evangelieboodschap, maar het begin was er” (Missionary Adventures in the South Pacific). Het is duidelijk dat het kennen van de naam Jehovah niet voldoende is. Ware christenen moeten Jehovah als persoon leren kennen en hem in elk opzicht gehoorzamen. — Romeinen 10:13-17.

Zelfs de getrouwe Mozes, een man die de naam Jehovah kende en gebruikte, moest meer over hem te weten komen. Hij bad: „Nu dan, alstublieft, indien ik gunst gevonden heb in uw ogen, maak mij dan alstublieft uw wegen bekend, dat ik u mag kennen, opdat ik gunst moge vinden in uw ogen” (Exodus 33:13). Ja, Mozes wilde meer weten dan alleen Gods naam. Hij wilde Jehovah’s eigenschappen leren kennen en weten hoe hij hem kon behagen. Vanwege dit verzoek kreeg Mozes een schitterend voorrecht: hij zag een manifestatie, waarbij op de betekenis van Zijn naam werd ingegaan. — Exodus 33:19; 34:5-7.

Zo gebruiken ook in deze tijd duizenden Getuigen van Jehovah in het Stille-Zuidzeegebied de oorspronkelijke bijbelvertalingen van de vroege zendelingen om oprechte mensen te helpen niet alleen de betekenis van de naam Jehovah te begrijpen maar ook wat hij verlangt van degenen die hem „met geest en waarheid” willen aanbidden (Johannes 4:23, 24). Ja, „op de eilanden der zee” wordt de naam van Jehovah verheerlijkt. Vele duizenden stellen dan ook hun vertrouwen in zijn majestueuze naam. — Jesaja 24:15; 42:12; 51:5; Spreuken 18:10.

[Illustratie op blz. 12]

Eilandbewoners die van de vroege zendelingen van de christenheid leerden wat Gods naam was, maakten die bekend aan anderen

[Verantwoording]

Palm tree and photo at left: From the book Gems From the Coral Islands

[Illustratie op blz. 13]

John Williams

[Verantwoording]

Culver Pictures

[Illustratie op blz. 13]

Papeiha

[Verantwoording]

Courtesy Institute of Pacific Studies, from Mission Life in the Islands of the Pacific, by Aaron Buzacott

[Illustratie op blz. 15]

Jehovah’s Getuigen maken over de hele aarde Gods naam bekend