Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Mais — Een bijzondere plant

Mais — Een bijzondere plant

Mais — Een bijzondere plant

TOT een paar jaar geleden verbouwde Harlin mais in het Finger Lakesgebied in de staat New York. Hij vond het altijd leuk om vrienden en bezoekers te vertellen over de bijzondere eigenschappen van mais. Ontwaakt! vroeg hem of hij wat van zijn kennis met onze lezers wilde delen. We zullen ook aandacht besteden aan andere aspecten van deze verrassende plant. Waar komt mais bijvoorbeeld vandaan? Hoe is de plant over de wereld verspreid? En waarvoor wordt mais gebruikt? Harlin vertelt wat hij zo bijzonder vindt aan deze plant.

De plant ’communiceert’

„Voor mij is mais zowel een kunstwerk als een schitterend staaltje van wiskunde. Van de bladeren tot de afzonderlijke korrels op de kolf is alles zo precies gerangschikt dat het een genot is om te zien. Daar komt bij dat de plant je tijdens de groei zal laten weten hoe het met hem gaat. Hij vertelt je wanneer hij dorst heeft of onvoldoende voedingsstoffen krijgt. Een baby huilt wanneer hij iets nodig heeft, maar net als veel andere planten geeft een groeiende maisplant zichtbare signalen, zoals de kleur en vorm van het blad, om zijn behoeften kenbaar te maken. Het is de kunst om die signalen te begrijpen.

Bladeren met roodpaarse vlekken kunnen duiden op een tekort aan fosfaat. Andere symptomen kunnen aangeven dat de plant een tekort heeft aan magnesium, stikstof of kaliumcarbonaat. Een boer kan aan zijn maisplanten ook zien of ze een ziekte hebben of door chemicaliën zijn aangetast.

Zoals iedereen die mais verbouwt, plantte ik in het voorjaar om het zaad door de warmte van de grond te laten ontkiemen. Als de planten na vier tot zes maanden waren volgroeid, waren ze zo’n twee meter hoog.

De groeifasen van een maisplant kunnen worden vastgesteld aan de hand van het aantal bladeren. In het stadium dat de plant vijf bladeren heeft, komen de chemische en ’wiskundige’ krachten pas echt goed tot hun recht. Eerst doen de wortels een uitgebreid bodemonderzoek. De verkregen informatie vormt de basis voor een groeiprogramma dat de gunstigste omvang van de aar bepaalt, oftewel het aantal rijen met korrels. Door een verdere bodemanalyse kan de plant dan tussen het stadium met twaalf en het stadium met zeventien bladeren vaststellen wat het optimale aantal korrels is om aan de kolf te laten groeien. Het komt erop neer dat elke plant op de een of andere manier ’berekent’ hoe hij de best mogelijke resultaten uit de grond kan halen. Een verder bewijs van verbazingwekkend ontwerp wordt geleverd door de complexe manier waarop mais zich voortplant.”

Pluimen, helmknoppen en zaadpluizen

„Elke maisplant heeft zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. Het stakige groeisel dat uit de bovenkant van de plant steekt, is het mannelijke deel, de pluim. Elke pluim heeft zo’n zesduizend helmknoppen. Die verspreiden miljoenen stuifmeelkorrels per plant. Deze stuifmeelkorrels worden door de wind meegevoerd en bevruchten de eicellen binnen in de onvolgroeide aren van planten in de buurt. De eicellen zitten veilig opgeborgen in een vlies.

Hoe komt het stuifmeel langs het beschermende vlies bij de eicellen? Via de zaadpluizen, de zachte, witachtige vezels die uit het puntje van een dichte aar of kolf steken. Elke kolf heeft er een paar honderd. Als je elke afzonderlijke zaadpluis naar zijn oorsprong volgt, kom je terecht bij een zaadknop, waarin zich de eicel bevindt. Eén zaadpluis bevat één eicel. En elke eicel brengt vervolgens een maiskorrel voort.

De zichtbare uiteinden van de zaadpluizen, die heen en weer wiegen in de met stuifmeel gevulde wind, hebben fijne haartjes of stempels waaraan zwevende stuifmeelkorrels blijven plakken. Als een stuifmeelkorrel eenmaal ergens aan een zaadpluis is blijven hangen, ontkiemt hij en laat hij in de zaadpluis een buisje zakken, als een soort wortel, om de eicel te bevruchten.

Ontbrekende korrels zijn een aanwijzing dat sommige zaadpluizen niet bestoven waren, misschien omdat ze niet op tijd volgroeid waren. Dat kan komen door te droge grond. Als een boer de symptomen kent, kan hij meestal wel iets doen om het probleem te corrigeren en de opbrengst te verbeteren, is het niet voor deze oogst, dan op zijn minst voor de volgende. Om mijn oogsten te verbeteren, verbouwde ik het ene jaar mais en het andere jaar sojabonen. Sojabonen zijn peulvruchten die stikstof toevoegen aan de grond en die oneetbaar zijn voor de maisboorder, een vraatzuchtige rups. *

Ik geniet altijd enorm als ik zie dat een kaal veld geleidelijk groen wordt en vervolgens een overvloed aan voedsel voortbrengt. En dat allemaal op een rustige, schone en mooie manier. Ik ben er echt van overtuigd dat mais, net als alle andere planten, een wonder van de schepping is. En dan weet ik nog niet eens alles wat erover te leren valt.”

Heeft het verhaal van Harlin u nieuwsgierig gemaakt naar andere aspecten van deze verbazingwekkende plant? Lees dan eens verder over zijn geschiedenis en veelzijdigheid.

Vanuit Mexico de hele wereld over

Het verbouwen van mais begon op het Amerikaanse continent, waarschijnlijk in Mexico, en heeft zich vandaaruit verspreid. De inwoners van Peru in de tijd vóór de Inka aanbaden een maisgodin die getooid was met een kroon van maiskolven die eruitzag als een soort stralenkrans. Joseph Kastner, een auteur van boeken over de natuur, zegt dat de indianen van het Amerikaanse continent mais „aanbaden als het materiaal dat door de goden was gemaakt, het materiaal waarvan de mens zelf was gemaakt . . . Het was heel voordelig om te verbouwen, want een enkele plant verschafte iemand genoeg voedsel voor een dag.” De inheemse volken vulden hun dagelijkse menu echter aan met bonen, iets wat de meeste mensen in Latijns-Amerika nog steeds doen.

De Europeanen ontdekten mais nadat Christophorus Columbus in 1492 in het Caribisch gebied was aangekomen. Ferdinand, de zoon van Columbus, schreef dat zijn vader een soort graan zag „dat ze mais noemen en dat zeer smakelijk is als het wordt gekookt, geroosterd of tot meel wordt vermalen”. Columbus nam wat zaad mee naar huis en „halverwege de zestiende eeuw”, schrijft Kastner, „groeide er niet alleen [mais] in Spanje, maar ook in Bulgarije en Turkije. Slavenhandelaars namen mais mee naar Afrika . . . De mannen van [de ontdekkingsreiziger] Magalhães lieten zaad achter in de Filippijnen en in Azië.” De opmars van mais was begonnen.

Tegenwoordig is mais op tarwe na het meest verbouwde graangewas ter wereld. Rijst staat op de derde plaats. Het grootste deel van de wereldbevolking — en daarnaast nog vee — leeft hoofdzakelijk van deze drie gewassen.

Net als van gras bestaan er van mais veel variëteiten. Alleen al in de VS zijn meer dan duizend benoemde soorten, met inbegrip van hybriden. Sommige planten worden zo’n zestig centimeter hoog, maar er zijn er ook die de reusachtige hoogte van zes meter bereiken. De lengte van de kolven verschilt ook. Sommige zijn maar een paar centimeter lang en andere kunnen wel zestig centimeter lang worden. „Sommige soorten Zuid-Amerikaanse mais die men tegenwoordig verbouwt,” zegt het boek In de Zuid-Amerikaanse keuken, „dragen stevige kolven in de vorm van een rugbybal. De korrels zijn plat, 2,5 centimeter lang en bijna even breed.”

Mais bestaat ook in allerlei kleurvariëteiten. Een kolf kan naast geel ook rood, blauw, roze of zelfs zwart zijn. En in sommige gevallen geven de korrels de kolf een geringd, gevlekt of gestreept uiterlijk. Het is begrijpelijk dat zulke kleurige maiskolven niet altijd in de pan terechtkomen maar soms ook voor decoratieve doeleinden worden gebruikt.

Een veelzijdige graansoort

De vele variëteiten van mais zijn onder te verdelen in zes hoofdsoorten: tandmais, ronde mais, zachte mais, suikermais, kleefmais en pofmais. Suikermais vormt maar een klein deel van de totale maisoogst. De zoetheid ervan is toe te schrijven aan een stofwisselingsstoornis waardoor er minder suiker dan normaal in zetmeel wordt omgezet. Wereldwijd wordt meer dan 60 procent van de maisoogst als veevoeder gebruikt en nog geen 20 procent voor menselijke consumptie. De rest gaat naar de industrie of wordt gebruikt als zaad. Uiteraard verschillen deze percentages per land.

De toepassingen van mais zijn eindeloos. De korrels of de producten ervan worden gebruikt voor van alles en nog wat: van lijm tot mayonaise en van bier tot wegwerpluiers. Mais heeft zelfs een (weliswaar controversieel) plekje veroverd in de brandstofindustrie: namelijk bij de productie van ethanol. Er zullen in de toekomst ongetwijfeld nog meer toepassingen worden gevonden voor deze verbazingwekkende en veelzijdige plant.

[Voetnoot]

[Kader op blz. 11]

Maishybriden

In veel landen verbouwen boeren doorgaans maishybriden omdat die een hoge opbrengst hebben. Dit soort variëteiten, meestal van tandmais, wordt ontwikkeld door gecontroleerd en herhaald kruisen van aan elkaar verwante planten die de gewenste eigenschappen hebben. Een consequentie hiervan is wel dat boeren voor elke oogst zaad moeten kopen omdat de planten die uit het zaad van een vorige kruising voortkomen misschien niet dezelfde kwaliteit hebben en een lagere opbrengst zouden kunnen geven.

[Illustraties op blz. 10]

Over de hele wereld groeien honderden maisvariëteiten

[Verantwoording]

Courtesy Sam Fentress

Courtesy Jenny Mealing/flickr.com