Waarom zijn de netten leeg?
Waarom zijn de netten leeg?
„Ik heb goede jaren gekend en slechte, maar ik heb nog nooit zo’n crisis in de visserij gezien als nu”, zegt de 65-jarige George, die visser is aan de noordoostkust van Engeland. „Alles verdwijnt — zalm, wijting, kabeljauw, kreeft — noem maar op.”
GEORGE is niet de enige die bezorgd is want soortgelijke verontrustende berichten komen uit alle delen van de wereld. In Peru is Agustín kapitein op een 350-tonner. „Het tekort aan sardines is zo’n twaalf jaar geleden begonnen”, vertelt hij. „In Peru had je het hele jaar door een overvloed aan vis, maar nu valt er soms maanden achtereen niets te vangen. We gingen vroeger nooit verder dan 15 mijl uit de kust, maar nu moeten we wel 170 mijl varen voordat we iets kunnen vangen.”
Antonio, die in Galicië (Spanje) woont, zegt: „Ik vis al meer dan twintig jaar. Beetje bij beetje heb ik gezien dat de rijkdom van de zee werd opgebruikt. We halen meer uit de zee dan die kan voortbrengen.”
Van leeggeviste zeeën kunnen niet zulke spectaculaire foto’s worden gemaakt als van platgewalste regenwouden, maar de ravage is er niet minder om. Een recente waarschuwing van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties luidde: „De situatie is vooral ernstig en onheilspellend gezien het feit dat zo’n 75 procent van de viswateren in de wereld al volledig wordt geëxploiteerd, overgeëxploiteerd of leeggevist.”
Voor een vijfde van de mensheid is vis de voornaamste bron van dierlijke eiwitten. Vandaar dat het behoud van een van onze belangrijkste voedselsoorten op het spel staat. Vis komt niet overal in dezelfde grote hoeveelheden voor. Het grootste deel van de open zee is zelfs zo uitgestorven als een woestijn. De rijkste viswateren liggen meestal
vlak bij de kust en in gebieden met uit de zeebodem opborrelend water dat rijk is aan voedingsstoffen. Die stoffen vormen voedsel voor plantaardig plankton, dat aan het begin van de voedselketen in zee staat. Op welke manier vernielen vissers de visgronden waarvan ze voor hun levensonderhoud juist afhankelijk zijn? De geschiedenis van een bepaald visgebied geeft hier enkele antwoorden op.De Grand Banks: het begin van de uitroeiing
Toen de Italiaanse zeevaarder en ontdekkingsreiziger John Cabot * vanuit Engeland de Atlantische Oceaan overstak en in een gebied met ondiepe wateren voor de kust van Canada de visgronden van de Grand Banks ontdekte, kwam er een soort goldrush op gang. Dat was slechts vijf jaar na de historische reis van Christophorus Columbus in 1492. Al gauw trotseerden honderden vissers de Atlantische Oceaan om bij de Grand Banks te gaan vissen. Er was geen Europeaan die ooit water had gezien waarin zo veel kabeljauw zwom.
Kabeljauw was goud waard. En de vis is wegens het witte, vrijwel vetloze vlees nog steeds de favoriet op de wereldmarkt. Een Atlantische kabeljauw weegt meestal tussen de anderhalf en negen kilo, maar sommige exemplaren die bij de Grand Banks werden gevangen, waren zo groot als een mens. In de daaropvolgende eeuwen werden de vangsten steeds groter toen men leerde trawls (sleepnetten) en beugen met duizenden haken te gebruiken.
De uitwerking van industriële visserij
Tegen de negentiende eeuw begonnen enkele Europeanen hun zorgen over de visstand te uiten, met name over de haringstand. Maar professor Thomas Huxley, de toenmalige president van de Britse Royal Society, verklaarde in 1883 op de internationale visserijtentoonstelling in Londen: „De hoeveelheden waarin deze vis voorkomt, zijn zo onvoorstelbaar groot dat het aantal dat we vangen betrekkelijk onbeduidend is . . . Ik geloof dan ook dat de kabeljauwvisgronden . . . en waarschijnlijk alle grote visgronden van de zee onuitputtelijk zijn.”
Er waren maar weinig mensen die de mening van Huxley in twijfel trokken, zelfs toen er bij de Grand Banks werd begonnen met industriële visserij, met gebruik van schepen die door stoom werden aangedreven. De vraag naar kabeljauw nam toe, vooral na 1925 toen Clarence Birdseye uit Massachusetts (VS) een methode had bedacht om de vis snel in te vriezen. Met gebruik van dieseltrawlers kon nog meer worden gevangen. Maar er zouden nog intensievere methoden volgen.
In 1951 arriveerde er bij de Grand Banks een vissersschip uit Groot-Brittannië dat er vreemd uitzag. Het had een lengte van ruim 85 meter en een inhoud van 2600 brutotonnage: de eerste complete drijvende diepvriesfabriek ter wereld. Op de achtersteven bevond zich een helling met lieren waarmee het grote net kon worden opgehesen, en op de lager gelegen dekken stonden banken met automatische fileermachines en met diepvriezers. Met radar en echopeiling kon het schip dag en nacht en weken achtereen scholen vis achtervolgen.
Ook andere landen zagen de commerciële mogelijkheden, en al gauw visten er honderden soortgelijke schepen die per uur wel 200 ton aan vis ophaalden. Sommige schepen hadden een capaciteit van 8000 ton en netten die zo groot waren dat er wel een jumbojet in paste.
De genadeslag
„Aan het eind van de jaren zeventig”, zegt het boek Ocean’s End, „hielden de meeste mensen nog steeds vast aan het waanidee dat de overvloed van de oceaan onuitputtelijk was.” Tot ver in de jaren tachtig viste een groeiende vloot van reuzentrawlers bij de Grand Banks. Wetenschappers waarschuwden dat de kabeljauwstand op instorten stond. Maar tienduizenden mensen waren inmiddels voor hun levensonderhoud van deze visserij afhankelijk en politici deinsden ervoor terug een impopulaire beslissing te nemen. Ten slotte lieten wetenschappers in 1992 zien dat de kabeljauwpopulatie in dertig jaar tijd met een alarmerend percentage van 98,9 procent was geslonken. Het vissen op kabeljauw bij de Grand Banks werd verboden. Maar het was te laat. Vijfhonderd jaar na zijn ontdekking was een van de rijkste visgronden ter wereld totaal uitgeput geraakt.
Vissers hoopten dat de kabeljauwstand zich snel zou herstellen. Maar kabeljauwen worden meer dan twintig jaar oud en het duurt een tijdje voordat ze volwassen zijn. In de jaren na 1992 is het herstel waarop men hoopte nog steeds niet ingezet.
Wereldwijde crisis in de visserij
De gebeurtenissen bij de Grand Banks zijn een verontrustend voorbeeld van het wereldwijde probleem in de visserijindustrie. In 2002 zei de Britse minister van milieu dat nu „60 procent van de visgronden in de wereld zo wordt bevist dat ze helemaal uitgeput zullen raken”. Tonijn, zwaardvis, haai en schorpioenvis behoren tot de vele vissoorten die bedreigd worden.
Veel welvarende landen, die hun eigen visgronden al hebben gedecimeerd, zijn nu op zoek naar verafgelegen visgronden om te exploiteren. Aan de kusten van Afrika bijvoorbeeld bevinden zich enkele van de vruchtbaarste viswateren ter wereld. Veel Afrikaanse regeerders kunnen het zich eigenlijk niet permitteren om visserijvergunningen te weigeren omdat die heel wat buitenlandse valuta opleveren voor de schatkist. Het wekt geen verbazing dat de plaatselijke bevolking kwaad is dat hun visgronden worden geplunderd.
Waarom duurt de overbevissing voort?
Voor een buitenstaander lijkt de oplossing simpel: maak een eind aan de overbevissing. Maar zo simpel is dat niet. De commerciële visserij vergt enorme investeringen wat uitrusting betreft. Elke visser hoopt dus dat anderen zullen stoppen met vissen zodat hij kan doorgaan. Het gevolg is dat meestal niemand ermee ophoudt. Bovendien zijn regeringen vaak de grootste investeerders in de visserij, waardoor ze zelf deel uitmaken van het probleem. Het tijdschrift Issues in Science and Technology zegt: „Landen zagen [VN-]doelstellingen tot behoud van visgronden vaak als een ethische norm waaraan andere landen zich moesten houden maar die ze zelf wel konden overtreden.”
Ook sportvissers dragen bij tot het probleem. Het tijdschrift New Scientist zei over een Amerikaans onderzoek: „Het sportvissen is verantwoordelijk voor 64 procent van de gerapporteerde vangst van overbeviste soorten langs de Golf van Mexico.” Omdat zowel sportvissers als beroepsvissers grote invloed hebben, zijn politici meestal geneigd te doen wat hun populariteit bevordert en niet zozeer wat de visstand zal beschermen.
Kunnen de visgronden in de wereld worden beschermd? Boyce Thorne-Miller zegt in zijn boek The Living Ocean: „Er is niet iets specifieks dat het leven in de oceanen kan redden tenzij er een ingrijpende omslag in de mentaliteit van de mensen tot stand wordt gebracht.” Gelukkig heeft de Schepper, Jehovah God, een koninkrijk opgericht dat de toekomstige zekerheid van de hele aarde zal garanderen. — Daniël 2:44; Mattheüs 6:10.
[Voetnoot]
^ ¶8 Giovanni Caboto verhuisde rond 1480 van Italië naar Bristol (Engeland) waar zijn naam verengelst werd tot John Cabot. Vandaaruit ging hij in 1497 op reis.
[Inzet op blz. 21]
Net als platgewalste regenwouden zijn leeggeviste zeeën verwoest
[Inzet op blz. 22]
’Zo’n 75 procent van de viswateren in de wereld wordt al volledig geëxploiteerd, overgeëxploiteerd of leeggevist.’ — Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
[Inzet op blz. 23]
Voor een vijfde van de mensheid is vis de voornaamste bron van dierlijke eiwitten
[Illustratie op blz. 23]
Cambodja
[Illustratie op blz. 23]
Commerciële visserij in Alaska
[Illustratie op blz. 23]
Congo (Kinshasa)
[Illustratieverantwoording op blz. 20]
© Janis Miglavs/DanitaDelimont.com
[Illustratieverantwoording op blz. 22]
Top: © Mikkel Ostergaard/Panos Pictures; middle: © Steven Kazlowski/SeaPics.com; bottom: © Tim Dirven/Panos Pictures