Beveilig uw naam
Beveilig uw naam
EEN man die prachtige gebouwen ontwerpt, maakt zich een naam als bekwaam architect. Een jonge vrouw die uitblinkt in haar studie, komt bekend te staan als een briljante studente. Zelfs iemand die niets doet, kan zich de naam luiaard verwerven. De bijbel beklemtoont de waarde van het verwerven van een gunstige naam door te zeggen: „Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom en aanzien is beter dan zilver en goud.” — Spreuken 22:1, Willibrordvertaling.
Een goede naam wordt opgebouwd door vele kleine daden in de loop van een tijdsperiode. Er is echter slechts één dwaze daad nodig om hem te bederven. Eén voorval van seksueel wangedrag bijvoorbeeld kan een voortreffelijke reputatie bezoedelen. In het zesde hoofdstuk van het bijbelboek Spreuken verschaft koning Salomo van het oude Israël een waarschuwing tegen houdingen en daden die zowel onze reputatie kunnen bederven als onze band met Jehovah God kunnen schaden. Hiertoe behoren ondoordachte beloften, luiheid, bedrog en seksuele immoraliteit — in wezen dingen die Jehovah haat. Acht slaan op deze raad zal ons helpen onze goede naam te beveiligen.
Bevrijd u van dwaze beloften
Het zesde hoofdstuk van Spreuken begint met de woorden: „Mijn zoon, indien gij u borg hebt gesteld voor uw naaste, indien gij aan de vreemde uw handslag hebt gegeven, indien gij verstrikt zijt door de woorden van uw mond, indien gij gevangen zijt door de woorden van uw mond, treed dan aldus handelend op, mijn zoon, en bevrijd u, want gij zijt in de handpalm van uw naaste gekomen: Ga, verneder u, en bestorm uw naaste met voortdurende aandrang.” — Spreuken 6:1-3.
Deze spreuk geeft de raad zich niet in te laten met de zakelijke transacties van anderen, vooral van vreemden. Het is waar dat de Israëlieten ’hun broeder die verarmd en financieel zwak geworden was, moesten ondersteunen’ (Leviticus 25:35-38). Maar sommige ondernemende Israëlieten waren verwikkeld geraakt in speculatieve zakelijke ondernemingen en hadden financiële steun weten te krijgen door anderen over te halen zich voor hen ’borg te stellen’, waardoor zij hen aansprakelijk stelden voor de schuld. Soortgelijke situaties kunnen zich in deze tijd voordoen. Financiële instellingen bijvoorbeeld kunnen een medeondertekenaar eisen alvorens een lening goed te keuren die ze riskant achten. Wat is het onverstandig om zich in zo’n geval haastig ten behoeve van anderen te binden! Het zou ons financieel kunnen verstrikken en ons zelfs een slechte naam bij banken en andere schuldeisers kunnen bezorgen!
Spreuken 6:4, 5). Het is beter zich zo mogelijk uit een onverstandige verbintenis terug te trekken dan erdoor verstrikt te worden.
Wat te doen als we ons in de hachelijke situatie bevinden iets te hebben ondernomen wat aanvankelijk verstandig leek maar bij nader onderzoek dwaas blijkt te zijn? De raad luidt trots opzij te zetten en ’uw naaste te bestormen met voortdurende aandrang’ — met aanhoudende verzoeken. We moeten al het mogelijke doen om de zaken recht te zetten. Een naslagwerk zet uiteen: ’Laat niets onbeproefd, totdat gij met uw wederpartij overeengekomen zijt en de zaak vereffend is, zodat uw schuldbekentenis niet tegen u en de uwen gebruikt wordt.’ En dit dient onverwijld te geschieden, want de koning voegt eraan toe: „Gun uw ogen in het geheel geen slaap, noch uw stralende ogen enige sluimering. Bevrijd u gelijk een gazelle uit de hand en gelijk een vogel uit de hand van de vogelvanger” (Wees ijverig als de mier
„Ga naar de mier, gij luiaard; zie haar wegen en word wijs”, vermaant Salomo. Wat voor wijsheid kunnen we uit de wegen van een nietig miertje verwerven? De koning antwoordt: „Ofschoon ze geen aanvoerder, beambte of heerser heeft, bereidt ze in de zomer haar voedsel; ze heeft in de oogst haar voedselvoorraden verzameld.” — Spreuken 6:6-8.
Mieren zijn verbazingwekkend georganiseerd en hun samenwerking is opmerkelijk. Instinctief verzamelen ze voedselvoorraden voor de toekomst. Ze hebben „geen aanvoerder, beambte of heerser”. Er is weliswaar een koningin, maar ze is alleen koningin in de zin dat ze eitjes legt en de moeder van de kolonie is. Ze deelt geen bevelen uit. Zelfs zonder voorman die hen voortdrijft of opzichter die hen controleert, blijven de mieren onvermoeibaar aan het werk.
Dienen wij, net als de mier, niet eveneens ijverig te zijn? Hard werken en ernaar streven beter te worden in ons werk is goed voor ons, of er nu op ons gelet wordt of niet. Ja, op school, op ons werk en terwijl we aan geestelijke activiteiten deelnemen, moeten we ons best doen. Net als de mier profijt trekt van haar ijver, wil God dat ook wij ’het goede zien voor al ons harde werk’ (Prediker 3:13, 22; 5:18). Een rein geweten en persoonlijke voldoening zijn de beloningen van hard werk. — Prediker 5:12.
Met twee retorische vragen probeert Salomo een luiaard wakker te schudden uit zijn indolentie: „Hoe lang, gij luiaard, zult gij blijven neerliggen? Wanneer zult gij opstaan uit uw slaap?” Met een nabootsing van de woorden van de luiaard voegt de koning eraan toe: „Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even de handen vouwen tijdens het neerliggen, en uw armoede zal stellig komen net als een bandiet, en uw gebrek als een gewapend man” (Spreuken 6:9-11). Terwijl de luiaard achteroverligt, overvalt armoede hem met de snelheid van een bandiet en valt gebrek hem aan als een gewapend man. De velden van een luiaard zijn al gauw overwoekerd door onkruid en netels (Spreuken 24:30, 31). Zijn zakelijke onderneming lijdt in een mum van tijd verlies. Hoe lang zou een werkgever een lanterfanter dulden? En kan een leerling die te lui is om te studeren, verwachten het op school goed te doen?
Wees eerlijk
Salomo zet vervolgens nog een ander soort gedrag uiteen waardoor iemand zijn reputatie in de gemeenschap en zijn band met God ruïneert, door te zeggen: „Een nietswaardig mens, een man die het schadelijke beoefent, gaat rond met verkeerde spraak, terwijl hij met zijn oog knipt, met zijn voet tekens geeft, met zijn vingers aanwijzingen geeft. Verkeerdheid is in zijn hart. Hij smeedt aldoor iets kwaads. Hij blijft louter twisten ontketenen.” — Spreuken 6:12-14.
Dit is de beschrijving van een bedrieger. Een leugenaar probeert gewoonlijk zijn onwaarheid
te verbergen. Hoe? Niet alleen „met verkeerde spraak” maar ook met lichaamstaal. Een geleerde zegt: „Gebaren, de toon van de stem en zelfs gelaatsuitdrukkingen zijn berekende methoden van bedrog; achter een façade van oprechtheid schuilt een verdorven en twistzieke geest.” Zo’n nietswaardig mens smeedt boze plannen en ontketent aldoor twisten. Hoe zal het hem vergaan?„Daarom zal plotseling zijn ongeluk komen”, antwoordt de koning van Israël. „In een ogenblik zal hij gebroken worden, en er zal geen genezing zijn” (Spreuken 6:15). Wanneer de leugenaar aan de kaak wordt gesteld, is zijn reputatie ogenblikkelijk geruïneerd. Wie zal hem nog vertrouwen? Zijn einde is inderdaad rampspoedig, want „alle leugenaars” worden gerekend onder degenen die de eeuwige dood zullen ondergaan (Openbaring 21:8). Laten we ons beslist ’in alle dingen eerlijk gedragen’. — Hebreeën 13:18.
Haten wat Jehovah haat
Het kwade haten — wat een krachtig middel is dat om ons ervan te weerhouden dingen te doen die onze reputatie schaden! Dienen we dus geen afschuw aan te kweken voor wat slecht is? Maar wat precies dienen we te haten? Salomo zegt: „Er zijn zes dingen die Jehovah werkelijk haat; ja, zeven zijn verfoeilijk voor zijn ziel: hovaardige ogen, een leugentong, en handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat schadelijke plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het slechte te snellen, een valse getuige die leugens opdist en een ieder die twisten ontketent onder broeders.” — Spreuken 6:16-19.
De in de spreuk genoemde zeven categorieën zijn fundamenteel en bestrijken praktisch alle soorten van kwaaddoen. Bij „hovaardige ogen” en „een hart dat schadelijke plannen smeedt” gaat het om zonden die bedreven worden in denken. Bij „een leugentong” en „een valse getuige die leugens opdist” betreft het zondige woorden. „Handen die onschuldig bloed vergieten” en „voeten die zich haasten om naar het slechte te snellen” duiden op goddeloze daden. En Jehovah haat vooral degene die er veel genoegen in vindt om twist te ontketenen onder mensen die gewoonlijk vredig samenleven. De stijging in het aantal van zes naar zeven duidt erop dat de opsomming niet bedoeld is om volledig te zijn, omdat mensen hun boze daden altijd blijven vermeerderen.
We moeten inderdaad een afschuw ontwikkelen voor wat God haat. Zo moeten we „hovaardige ogen” of elke andere vorm van trots schuwen. En schadelijk geklets moet zeker vermeden worden, want het kan gemakkelijk ’twisten onder broeders ontketenen’. Door onvriendelijke praatjes, ongerechtvaardigde kritiek of onwaarheden te verbreiden, „vergieten” we misschien geen „onschuldig bloed”, maar we kunnen stellig wel iemands goede reputatie ruïneren.
„Begeer haar schoonheid niet”
Salomo begint het volgende deel van zijn raad met de woorden: „Neem, o mijn zoon, het gebod van uw vader in acht, en verlaat de wet van uw moeder niet. Bind ze voortdurend op uw hart; wind ze om uw hals.” De reden? „Wanneer gij rondtrekt, zal het u leiden; wanneer gij neerligt, zal het de wacht over u houden; en wanneer gij wakker zijt geworden, zal het zich intens met u bezighouden.” — Spreuken 6:20-22.
Kan een bijbelse opvoeding ons werkelijk beveiligen tegen de strik van seksuele immoraliteit? Ja, beslist. We krijgen de verzekering: „Het gebod is een lamp, en een licht is de wet, en de terechtwijzingen van streng onderricht zijn de weg des levens, om u te behoeden voor de slechte vrouw, voor de gladheid van de tong der buitenlandse vrouw” (Spreuken 6:23, 24). Zich de raad uit Gods Woord te binnen brengen en die gebruiken als ’een lamp voor onze voet en een licht op ons pad’, zal ons helpen weerstand te bieden aan de vleiende uitnodigingen van een slechte vrouw, of wat dat aangaat, een slechte man. — Psalm 119:105.
„Begeer haar schoonheid niet in uw hart,” vermaant de wijze koning, „en moge zij u niet vangen met haar glanzende ogen.” Waarom niet? „Want ter wille van een vrouw die een prostituée is, vervalt men tot een rond brood; wat echter de vrouw van een andere man betreft, zij maakt zelfs jacht op een kostbare ziel.” — Spreuken 6:25, 26.
Spreekt Salomo over een overspelige vrouw als een prostituee? Misschien. Of het kan zijn dat hij onderscheid maakt tussen de consequenties van het bedrijven van immoraliteit met een prostituee en de gevolgen van overspel met de vrouw van een andere man. Degene die geslachtsgemeenschap heeft met een prostituee kan tot „een rond brood” — tot extreme armoede — vervallen. Hij kan zelfs het slachtoffer worden van pijnlijke en fnuikende seksueel overdraagbare aandoeningen, met inbegrip van het dodelijke aids. Degene daarentegen die geslachtsgemeenschap zoekt met de huwelijkspartner van iemand anders zou onder de Wet in groter onmiddellijk gevaar verkeren. Een overspelige vrouw brengt de „kostbare ziel” van haar onwettige partner in gevaar. „Er wordt op meer gedoeld dan het verkorten van het leven door losbandigheid”, zegt een naslagwerk. „De zondaar verdient de doodstraf” (Leviticus 20:10; Deuteronomium 22:22). Hoe dan ook, zo’n vrouw dient, ongeacht haar fysieke schoonheid, niet begeerd te worden.
’Haal geen vuur in uw boezem bijeen’
Om het gevaar van overspel verder te beklemtonen vraagt Salomo: „Kan een man vuur in zijn boezem bijeenhalen zonder dat zijn kleren verbranden? Of kan een man op gloeiende kolen lopen zonder dat zijn voeten verschroeid worden?” Hij verklaart de betekenis van de illustratie als volgt: „Evenzo met een ieder die betrekkingen heeft met de vrouw van zijn naaste: niemand die haar aanraakt, zal ongestraft blijven” (Spreuken 6:27-29). Zo’n zondaar zal beslist gestraft worden.
„Men veracht een dief niet louter omdat hij diefstal pleegt om zijn ziel te vullen als hij honger heeft”, zo wordt ons onder de aandacht gebracht. Dat neemt echter niet weg dat hij, ’indien betrapt, het zevenvoudig zal vergoeden; alle waardevolle dingen van zijn huis zal hij geven’ (Spreuken 6:30, 31). In het oude Israël moest een dief betalen, ook al betekende dit dat hij alles moest geven wat hij bezat. * Hoeveel temeer zou een overspeler, die geen verontschuldiging heeft voor wat hij heeft gedaan, straf verdienen!
„Al wie overspel pleegt met een vrouw, ontbreekt het aan hart”, zegt Salomo. Een man die het aan hart ontbreekt, mist een goed oordeelsvermogen, want hij „stort zijn eigen ziel in het verderf” (Spreuken 6:32). Uiterlijk wekt hij wellicht de indruk een achtenswaardig persoon te zijn, maar de innerlijke mens vertoont ernstige gebreken.
Een overspeler oogst nog meer wrange vruchten. „Een plaag en oneer zal hij vinden, en zijn smaad zelf zal niet uitgewist worden. Want de woede van een fysiek sterke man is jaloezie, en hij zal geen mededogen tonen op de dag der wraak. Hij zal generlei losprijs in aanmerking nemen, noch zal hij inschikkelijkheid betonen, hoe groot gij het geschenk ook maakt.” — Spreuken 6:33-35.
Een dief kan het gestolene vergoeden, maar een overspeler kan geen compensatie geven. Welke vergoeding zou hij een woedende echtgenoot kunnen aanbieden? Hoezeer de kwaaddoener ook mag pleiten, hij zal waarschijnlijk geen mededogen vinden. Op geen enkele manier kan de overspeler zijn zonde vereffenen. De smaad en oneer die er op zijn eigen naam is geworpen, blijft. Bovendien kan hij zich op geen enkele manier loskopen of vrijkopen van de straf die hij verdient.
Wat is het wijs om ons verre te houden van overspel alsmede andere gedragingen en houdingen die onze goede naam aantasten en smaad op God kunnen werpen! Mogen we er dus voor oppassen dwaze beloften te doen. Mag onze reputatie gesierd worden door ijver en waarheidsgetrouwheid. En mogen we, terwijl we ernaar streven te haten wat Jehovah haat, een goede naam bij hem en onze naaste opbouwen.
[Voetnoot]
^ ¶28 Volgens de Mozaïsche wet moest een dief het dubbele, viervoudige of vijfvoudige terugbetalen (Exodus 22:1-4). De term „zevenvoudig” duidt waarschijnlijk op een volledige mate van straf, wat vele malen meer dan het gestolene kon zijn.
[Illustratie op blz. 25]
Wees voorzichtig met het medeondertekenen van een lening
[Illustratie op blz. 26]
Wees ijverig als de mier
[Illustratie op blz. 27]
Hoed u voor schadelijk geklets