Blijf Gods Koninkrijk verkondigen
Blijf Gods Koninkrijk verkondigen
Het thema van Jezus’ prediking was: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mattheüs 4:17). Als een officiële heraut vestigde hij de aandacht van zijn toehoorders op de grote daden van God, zijn Soeverein, en wees er tevens op dat de gelegen tijd om een beslissing te nemen gekomen was. Zoals door Jesaja was voorzegd, bracht hij niet alleen goed nieuws en vertroosting voor de zachtmoedigen, de gebrokenen van hart en de treurenden, terwijl hij bovendien vrijlating voor de gevangenen uitriep, maar maakte hij ook „de dag der wraak van de zijde van onze God” bekend (Jesaja 61:2). Vrijmoedig kondigde hij ten aanhoren van zowel de heersers als het volk Gods voornemens, verordeningen, voorschriften en oordelen aan.
Jezus ging rechtstreeks naar de mensen toe met de Koninkrijksboodschap en onderwees hen in het openbaar en in hun huis (Mattheüs 5:1; 9:10, 28, 35). Toen hij zijn eerste discipelen uitzond om te prediken, zei hij tot hen: „Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is” (Mattheüs 10:7, 11-14). Dit ’onderzoeken’ zou logischerwijs betekenen naar de huizen van de mensen te gaan, waar personen ’die het waard waren’ naar de boodschap zouden luisteren en waar de discipelen logies voor de nacht zouden vinden.
Bij een latere gelegenheid „wees [Jezus] zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar elke stad en plaats waarheen hijzelf van plan was te gaan”. Zij moesten niet alleen op openbare plaatsen prediken, maar moesten mensen ook thuis bezoeken. Jezus gebood hun: „Waar gij ook een huis binnengaat, zegt eerst: ’Vrede zij over dit huis.’” — Lukas 10:1-7.
Na Pinksteren 33 G.T. gingen Jezus’ discipelen ermee voort het goede nieuws rechtstreeks naar de huizen van de mensen te brengen. Hoewel hun bevolen werd ’niet meer te spreken’, zegt het geïnspireerde verslag dat zij „zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis [bleven] onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, [bleven] bekendmaken” (Handelingen 5:40-42). De uitdrukking „van huis tot huis” is een vertaling van het Griekse katʹ oiʹkon, letterlijk: „per (volgens) huis”; het Griekse voorzetsel kaʹta is in distributieve zin gebruikt („van huis tot huis”) en niet slechts bijwoordelijk (’in huis’). (Zie NW, vtn.) Deze methode om mensen te bereiken — rechtstreeks naar hun huis gaan — bracht uitstekende resultaten voort. „Het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen.” — Handelingen 6:7.
Welke resultaten dienen Koninkrijksverkondigers in deze tijd als gevolg van hun inspanningen te verwachten? Paulus’ ervaring was dat „sommigen geloofden . . . wat er werd gezegd; anderen geloofden niet” (Handelingen 28:24). Het kan niet anders of de echte, op Gods Woord gebaseerde christelijke prediking leidt tot de een of andere reactie. De prediking is krachtig, dynamisch en confronteert de mensen bovenal met een strijdvraag ten aanzien waarvan zij een standpunt moeten innemen. Sommigen worden actieve tegenstanders van de Koninkrijksboodschap (Handelingen 13:50; 18:5, 6). Anderen luisteren een poosje, maar keren zich uiteindelijk om verschillende redenen van de boodschap af (Johannes 6:65, 66). Weer anderen aanvaarden het goede nieuws en handelen dienovereenkomstig. — Handelingen 17:11.
Deze predikingsactiviteit van de eerste-eeuwse christenen was een essentieel onderdeel van hun aanbidding, een middel om God te loven, en een vereiste om redding te verwerven. Zij predikten niet alleen omdat zij zich daartoe verplicht voelden, noch bestond hun verkondiging louter in het formeel laten weerklinken van een boodschap. Zij werden ertoe gedreven door een diepgeworteld geloof en deden het omdat zij de wens koesterden God te eren alsook de uit liefde voortspruitende hoop bezaten anderen redding te brengen (Romeinen 10:9, 10). Om deze reden spanden zij zich bij hun prediking ook in om hun toehoorders door logische en overtuigende argumentatie te helpen gelovigen te worden en overeenkomstig hun geloof te handelen. Tot aan „het besluit van het samenstel van dingen” moesten alle discipelen, zowel mannen als vrouwen, aan dit werk blijven deelnemen. — Mattheüs 28:18-20.