Het hoofd bieden aan „een doorn in het vlees”
Het hoofd bieden aan „een doorn in het vlees”
„Mijn onverdiende goedheid is voldoende voor u.” — 2 KORINTHIËRS 12:9.
1, 2. (a) Waarom moeten wij er niet vreemd van staan te kijken dat wij met beproevingen en problemen worden geconfronteerd? (b) Waarom kunnen wij in weerwil van beproevingen vol vertrouwen zijn?
„ALLEN die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden” (2 Timotheüs 3:12). Waarom is dat zo? Omdat Satan beweert dat de mens God alleen om zelfzuchtige redenen dient, en hij tracht wanhopig dat te bewijzen. Jezus waarschuwde zijn getrouwe apostelen eens: „Satan heeft ulieden voor zich opgeëist, om u te ziften als tarwe” (Lukas 22:31). Jezus wist heel goed dat God Satan toestaat ons door middel van pijnlijke problemen op de proef te stellen. Dit betekent natuurlijk niet dat elke moeilijkheid die wij in het leven onder ogen zien rechtstreeks van Satan of zijn demonen afkomstig is (Prediker 9:11). Maar Satan is eropuit om elk tot zijn beschikking staand middel aan te wenden om onze rechtschapenheid te breken.
2 De bijbel vertelt ons dat wij niet vreemd moeten staan te kijken van onze beproevingen. Wat ons ook mag overkomen, het is niet vreemd en ook niet onverwacht (1 Petrus 4:12). In feite „[voltrekken] dezelfde dingen in de vorm van lijden zich aan de gehele gemeenschap van [onze] broeders in de wereld” (1 Petrus 5:9). In deze tijd oefent Satan zeer sterke druk uit op elke dienstknecht van God. De Duivel schept er behagen in te zien dat zoveel mogelijk met dorens te vergelijken problemen ons kwellen. Daartoe maakt hij op zo’n wijze gebruik van zijn samenstel van dingen dat het waarschijnlijk de eventuele ’dorens in ons vlees’ vermeerdert of verergert (2 Korinthiërs 12:7). Toch hoeven Satans aanvallen onze rechtschapenheid niet te breken. Net als Jehovah ten behoeve van ons „voor de uitweg [zal] zorgen” om de verzoeking te kunnen doorstaan, zal hij hetzelfde doen wanneer wij geconfronteerd worden met moeilijkheden die als dorens in ons vlees zijn. — 1 Korinthiërs 10:13.
Hoe het hoofd te bieden aan een doorn
3. Wat antwoordde Jehovah toen Paulus hem vroeg om de doorn in zijn vlees te verwijderen?
3 De apostel Paulus smeekte God om de doorn uit zijn vlees te verwijderen. „Dienaangaande heb ik de Heer driemaal dringend verzocht dat die van mij zou wijken.” Wat was Jehovah’s antwoord op Paulus’ dringende verzoek? „Mijn onverdiende goedheid is voldoende voor 2 Korinthiërs 12:8, 9). Laten wij dit antwoord eens analyseren en zien hoe het ons kan helpen het hoofd te bieden aan alle eventuele met dorens te vergelijken problemen die ons kwellen.
u, want mijn kracht wordt in zwakheid tot volmaaktheid gebracht” (4. In welke opzichten had Paulus voordeel getrokken van Jehovah’s onverdiende goedheid?
4 Merk op dat God Paulus aanmoedigde om dankbaar te zijn voor de onverdiende goedheid die hem reeds door bemiddeling van Christus was bewezen. Ja, Paulus was in velerlei opzichten zeer gezegend. Jehovah had hem liefdevol het voorrecht van het discipelschap geschonken, ook al was hij een fanatieke tegenstander van Jezus’ volgelingen geweest (Handelingen 7:58; 8:3; 9:1-4). Jehovah gaf Paulus daarna goedgunstig veel opwindende toewijzingen en voorrechten. De voor ons hierin opgesloten les is duidelijk. Zelfs in de allerslechtste tijden verheugen wij ons nog steeds in veel zegeningen waarvoor wij dankbaar kunnen zijn. Nooit dienen onze beproevingen ons de overvloedige goedheid van Jehovah te doen vergeten. — Psalm 31:19.
5, 6. (a) Hoe onderwees Jehovah Paulus dat Zijn kracht ’in zwakheid tot volmaaktheid wordt gebracht’? (b) Hoe werd door Paulus’ voorbeeld bewezen dat Satan een leugenaar is?
5 Jehovah’s onverdiende goedheid blijkt in nog een opzicht voldoende te zijn. Gods kracht is meer dan genoeg om ons door onze beproevingen heen te helpen (Efeziërs 3:20). Jehovah leerde Paulus dat Zijn kracht „in zwakheid tot volmaaktheid [wordt] gebracht”. Hoe? Hij schonk Paulus liefdevol alle benodigde kracht om het hoofd te bieden aan zijn beproeving. Op zijn beurt werd door Paulus’ volharding en zijn onvoorwaardelijke vertrouwen in Jehovah aan allen onthuld dat Gods kracht in het geval van deze zwakke en zondige man zegevierde. Beschouw nu eens de uitwerking op de Duivel, die beweert dat mensen God alleen dienen wanneer het leven aangenaam en ongecompliceerd is. Paulus’ rechtschapenheid betekende een klap in het gezicht van die lasteraar!
6 Paulus was Satans bondgenoot in zijn strijd tegen God geweest, een onbeschaamde vervolger van christenen, een ijverige Farizeeër die zich ongetwijfeld eens verheugde in veel geriefelijkheden van het leven omdat zijn familie tot de hogere kringen behoorde. Nu diende Paulus Jehovah en Christus als „de geringste van de apostelen” (1 Korinthiërs 15:9). Als zodanig onderwierp hij zich nederig aan het gezag van het eerste-eeuwse christelijke besturende lichaam. En in weerwil van zijn doorn in het vlees volhardde hij getrouw. Tot grote ergernis van Satan leidden de beproevingen van het leven er niet toe dat Paulus’ ijver afnam. Nooit verloor Paulus de hoop uit het oog dat hij deel zou uitmaken van Christus’ hemelse koninkrijk (2 Timotheüs 2:12; 4:18). Geen doorn, hoe pijnlijk ook, kon zijn ijver bekoelen. Mag ook onze ijver vurig blijven! Door ons in onze beproevingen te schragen, heeft Jehovah ons vereerd met het voorrecht te helpen bewijzen dat Satan een leugenaar is. — Spreuken 27:11.
Jehovah’s voorzieningen van levensbelang
7, 8. (a) Door welke middelen schenkt Jehovah zijn dienstknechten in deze tijd kracht? (b) Waarom is het dagelijks lezen en bestuderen van de bijbel zo uiterst belangrijk om het hoofd te bieden aan een doorn in ons vlees?
7 In deze tijd geeft Jehovah getrouwe christenen kracht door middel van zijn heilige geest, zijn Woord en onze christelijke broederschap. Net als de apostel Paulus kunnen wij onze last in gebed op Jehovah werpen (Psalm 55:22). Hoewel God onze beproevingen misschien niet wegneemt, kan hij ons de wijsheid schenken om er het hoofd aan te bieden, zelfs aan beproevingen die bijzonder moeilijk te dragen zijn. Jehovah kan ons ook vastberadenheid schenken — ons „kracht [geven] die datgene wat normaal is te boven gaat” — om ons te helpen volharden. — 2 Korinthiërs 4:7.
8 Hoe krijgen wij die hulp? Wij moeten Gods Woord ijverig bestuderen, want daarin zullen wij zijn onfeilbare vertroostingen vinden (Psalm 94:19). In de bijbel lezen wij de aangrijpende woorden van Gods dienstknechten als zij om Zijn hulp smeekten. Jehovah’s reacties, die vaak vertroostende woorden bevatten, zijn stof tot meditatie. Studie van Gods Woord zal ons sterken opdat „de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf”. Net als wij ter versterking elke dag letterlijk voedsel moeten eten, dienen wij ons ook geregeld met Gods woorden te voeden. Doen wij dit? Zo ja, dan zullen wij bemerken dat wij, doordat wij „kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” ontvangen, geholpen worden te volharden, welke figuurlijke dorens ons nu ook mogen kwellen.
9. Hoe kunnen ouderlingen steun verlenen aan degenen die met problemen te kampen hebben?
9 Godvrezende christelijke ouderlingen kunnen „een wijkplaats voor de wind blijken te zijn” of „een schuilplaats voor de slagregen”, dat wil zeggen, een bescherming tegen benauwdheid en problemen. Ouderlingen, die aan deze geïnspireerde beschrijving willen voldoen, vragen Jehovah nederig en oprecht om hun „de tong der onderwezenen” te geven, zodat zij mogen weten hoe zij degenen die lijden met de juiste woorden kunnen antwoorden. De woorden van de ouderlingen kunnen zijn als een zachte regen die onze geest rust verschaft en vertroost wanneer wij moeilijke tijden in het leven doormaken. Door „bemoedigend tot de terneergeslagen zielen” te spreken, kunnen ouderlingen hun broeders en zusters die wegens de een of andere doorn in hun vlees misschien moe of neerslachtig worden, echt ondersteunen. — Jesaja 32:2; 50:4; 1 Thessalonicenzen 5:14.
10, 11. Hoe kunnen Gods dienstknechten anderen die zware beproevingen ondergaan, aanmoedigen?
10 Alle dienstknechten van Jehovah maken deel uit van zijn verenigde christelijke gezin. Ja, wij zijn „leden die ieder afzonderlijk elkaar toebehoren”, en wij zijn „verplicht elkaar lief te hebben” (Romeinen 12:5; 1 Johannes 4:11). Hoe komen wij die verplichting na? Volgens 1 Petrus 3:8 doen wij dit door ’medegevoel te betonen, broederlijke genegenheid te hebben, en teder mededogend te zijn’ jegens allen die aan ons verwant zijn in het geloof. Hoe zouden wij allen speciale aandacht kunnen schenken aan degenen, hetzij jong of oud, die het hoofd moeten bieden aan een bijzonder pijnlijke doorn in het vlees?
11 Wij dienen ernaar te streven gevoelig te zijn voor hun lijden. Als wij ongevoelig, koud of onverschillig zijn, zouden wij hun lijden onbedoeld kunnen verergeren. Dat wij ons van hun beproevingen bewust zijn, dient ons ertoe te bewegen voorzichtig te zijn met wat wij zeggen, hoe wij het zeggen en hoe wij handelen. Doordat wij positief en aanmoedigend zijn, kunnen wij ertoe bijdragen iets van de intense pijn die een eventuele doorn hen bezorgt, te verzachten. Wij kunnen daardoor een versterkende hulp voor hen blijken te zijn. — Kolossenzen 4:11.
Hoe sommigen zich hebben weten te redden
12-14. (a) Wat deed een christen die met kanker te kampen had? (b) Hoe steunden en bemoedigden de broeders en zusters van deze vrouw haar?
12 Naarmate wij het einde van deze laatste dagen naderen, nemen de „weeën der benauwdheid” dagelijks toe (Mattheüs 24:8). Dus is de kans groot dat beproevingen iedereen op aarde kwellen, vooral Jehovah’s getrouwe dienstknechten, die zijn wil trachten te doen. Beschouw bijvoorbeeld eens een christen die in de volletijddienst stond. Bij haar werd kanker vastgesteld en haar speeksel- en lymfklieren moesten operatief worden verwijderd. Toen zij en haar echtgenoot te weten kwamen dat zij deze ziekte had, wendden zij zich onmiddellijk in een lang, vurig gebed tot Jehovah. Later zei ze dat er een ongelooflijke vrede over hen was gekomen. Toch verduurde zij veel ups en downs, vooral toen zij met de bijwerkingen van haar behandelingen te maken kreeg.
13 Om haar situatie aan te kunnen, probeerde deze zuster zoveel mogelijk over kanker te weten te komen. Zij raadpleegde haar artsen. In De Wachttoren, Ontwaakt! en verwante christelijke publicaties vond zij persoonlijke verslagen waarin werd verteld hoe afzonderlijke personen emotioneel het hoofd hadden geboden aan deze ziekte. Ook las zij toepasselijke schriftplaatsen waarin gesproken wordt over Jehovah’s vermogen om zijn dienstknechten in moeilijkheden te schragen, en andere nuttige inlichtingen.
14 In een artikel over het omgaan met wanhoop werden de volgende wijze woorden geciteerd: „Wie zich afzondert, zal zijn eigen zelfzuchtige verlangen zoeken” (Spreuken 18:1). Het artikel gaf derhalve de volgende raad: ’Verzet u ertegen u af te zonderen.’ * De zuster vertelt: „Velen zeiden tot mij dat ze voor me baden; anderen belden me op. Twee ouderlingen informeerden telefonisch geregeld naar mijn welstand. Ik kreeg bloemen en een hoop kaarten. Sommigen bereidden zelfs maaltijden. Ook boden velen zich aan om mij naar het ziekenhuis te brengen.”
15-17. (a) Hoe bood een christen het hoofd aan de moeilijkheden die het gevolg waren van ongelukken? (b) Welke steun verschaften gemeenteleden?
15 Een zuster in New Mexico (VS) die Jehovah reeds vele jaren dient, kreeg twee auto-ongelukken. Zij liep verwondingen aan haar nek en schouders op, waardoor een artritische aandoening, waaraan zij al meer dan 25 jaar leed, werd verergerd. Zij vertelt: „Het kostte me grote moeite mijn hoofd rechtop te houden en iets van meer dan twee kilo te dragen. Maar vurige gebeden tot Jehovah hebben me enorm geschraagd. Dat geldt ook voor de artikelen in De Wachttoren die we hebben bestudeerd. Een daarvan gaf commentaar op Micha 6:8 en merkte op dat bescheiden met God wandelen betekent dat men zijn beperkingen kent. Dit hielp me te beseffen dat ik in weerwil van mijn toestand niet ontmoedigd mocht raken, ook al kon ik niet zoveel tijd in de dienst staan als ik zou willen. Hem met zuivere motieven dienen, is wat in hoofdzaak telt.”
16 Ook bericht zij: „De ouderlingen prezen me altijd voor de moeite die ik me getroostte om de vergaderingen bij te wonen en in de velddienst uit te trekken. Jongeren begroetten me gewoonlijk met een omhelzing. De pioniers waren zo geduldig met me en wijzigden vaak hun plannen als ik te ziek was om in de dienst te gaan. Wanneer het slecht weer was, waren ze gewoonlijk zo vriendelijk om me mee te nemen naar nabezoeken of me uit te nodigen hun bijbelstudies bij te wonen. En aangezien ik geen boekentas kan dragen, deden andere verkondigers mijn lectuur in hun tas wanneer ik in de predikingsdienst uittrok.”
17 Merk op hoe gemeenteouderlingen en medegelovigen deze twee zusters hielpen om het hoofd te bieden aan hun met dorens te vergelijken kwalen. Zij boden praktische, vriendelijke hulp die erop gericht was aan specifieke geestelijke, fysieke en emotionele behoeften te voldoen. Moedigt ons dat niet aan om hulp te bieden aan andere broeders en zusters die problemen hebben? Ook jullie jongeren kunnen een hulp zijn voor degenen in jullie gemeente die met dorens in hun vlees te kampen hebben. — Spreuken 20:29.
18. Welke aanmoediging kunnen wij misschien vinden in de levensgeschiedenissen in De Wachttoren en Ontwaakt!?
18 De tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! hebben veel levensgeschiedenissen en ervaringen gepubliceerd van Getuigen die het hoofd hebben geboden aan problemen en daar nog steeds het hoofd aan bieden. Als je zulke artikelen geregeld
leest, zul je zien dat veel van je broeders en zusters over de hele wereld economische moeilijkheden, het verlies van dierbaren in rampen en gevaarlijke oorlogsomstandigheden hebben verduurd. Anderen leven met verlammende ziekten. Velen kunnen niet eens enkele van de eenvoudige dingen in het leven doen die gezonde personen als vanzelfsprekend beschouwen. Hun ziekten stellen hen uitermate zwaar op de proef, vooral wanneer zij niet zoveel aan christelijke activiteiten kunnen deelnemen als zij zouden wensen. Wat een grote waardering hebben zij voor de hulp en de steun die hun broeders en zusters, jong en oud, hun geven!Volharding schenkt geluk
19. Waarom kon Paulus zich verheugen in weerwil van zijn met dorens te vergelijken beproevingen en zwakheden?
19 Paulus verheugde zich te zien hoe God hem sterkte. Hij zei: „Zeer gaarne zal ik . . . veeleer ten aanzien van mijn zwakheden roemen, opdat de kracht van de Christus gelijk een tent over mij moge blijven. Daarom heb ik behagen in zwakheden, in beledigingen, in noden, in vervolgingen en moeilijkheden, om Christus’ wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik krachtig” (2 Korinthiërs 12:9, 10). Wegens zijn persoonlijke ervaringen kon Paulus vol vertrouwen zeggen: „Ik spreek er niet over dat ik gebrek lijd, want ik heb geleerd om in welke omstandigheden ik ook verkeer, genoegen te nemen met wat ik heb. Ik weet inderdaad wat het zeggen wil weinig te hebben, ik weet inderdaad wat het zeggen wil overvloed te hebben. In alles en in alle omstandigheden heb ik van beide het geheim geleerd: verzadigd te zijn en honger te lijden, overvloed te hebben en gebrek te lijden. Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.” — Filippenzen 4:11-13.
20, 21. (a) Waarom kunnen wij vreugde vinden in het mediteren over „dingen die men niet ziet”? (b) Wat zijn enkele „dingen die men niet ziet” die wij in het aardse paradijs hopen te zien?
20 Nu dan, door welke figuurlijke doorn in ons vlees maar ook te verduren, kunnen wij grote voldoening putten uit het feit dat wij eenieder laten zien dat Jehovah’s kracht in onze zwakheid tot volmaaktheid wordt gebracht. Paulus schreef: „Wij [geven] de moed niet op . . . De mens die wij innerlijk zijn, wordt stellig van dag tot dag vernieuwd. Want alhoewel de verdrukking van korte duur en licht is, bewerkt ze voor ons een heerlijkheid die van een steeds meer allesovertreffend gewicht is en eeuwig duurt, terwijl wij onze ogen . . . gericht houden . . . op de dingen die men niet ziet. Want de dingen . . . die men niet ziet, zijn eeuwig.” — 2 Korinthiërs 4:16-18.
21 De meeste dienstknechten van Jehovah in deze tijd hopen te leven in een aards paradijs en zich te verheugen in de zegeningen die hij heeft beloofd. Zulke zegeningen kunnen in deze tijd door ons worden beschouwd als iets wat men „niet ziet”. Maar de tijd komt snel naderbij dat wij die zegeningen met onze eigen ogen zullen zien, ja, en ons er voor eeuwig in zullen verheugen. Een zo’n zegening zal de verademing zijn om nooit meer met enig met een doorn te vergelijken probleem te hoeven leven! Gods Zoon zal ’de werken van de Duivel verbreken’ en ’degene tenietdoen die het middel bezit de dood te veroorzaken’. — 1 Johannes 3:8; Hebreeën 2:14.
22. Welk vertrouwen dienen wij te hebben en waartoe dienen wij vastbesloten te zijn?
22 Laten wij daarom aan elke doorn in het vlees die ons in deze tijd kwelt, het hoofd blijven bieden. Net als Paulus zullen wij de sterkte daartoe bezitten door bemiddeling van Jehovah, die ons edelmoedig kracht verleent. Wanneer wij in het aardse paradijs leven, zullen wij onze God Jehovah elke dag zegenen voor al zijn wonderbare daden ten behoeve van ons. — Psalm 103:2.
[Voetnoot]
^ ¶14 Zie het artikel „De zienswijze van de bijbel: Het hoofd bieden aan wanhoop” in de Ontwaakt! van 8 mei 2000.
Wat zou u antwoorden?
• Waarom en hoe tracht de Duivel de rechtschapenheid van ware christenen te breken?
• Hoe wordt Jehovah’s kracht „in zwakheid tot volmaaktheid gebracht”?
• Hoe kunnen ouderlingen en anderen degenen aanmoedigen die door problemen gekweld worden?
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 18]
Paulus bad driemaal of God de doorn in zijn vlees wilde verwijderen