Troost voor hen die lijden
Troost voor hen die lijden
IN DE loop der eeuwen heeft de vraag waarom God lijden toelaat veel filosofen en theologen hoofdbrekens gekost. Sommigen hebben beweerd dat aangezien God almachtig is, hij uiteindelijk verantwoordelijk moet zijn voor lijden. De schrijver van de Homilae Clementinae, een apocrief tweede-eeuws werk, stelde dat God de wereld met beide handen regeert. Met zijn „linkerhand”, de Duivel, veroorzaakt hij lijden en ellende en met zijn „rechterhand”, Jezus, redt en zegent hij.
Anderen, die niet kunnen accepteren dat God lijden toelaat ook al veroorzaakt hij het niet, hebben verkozen het bestaan van lijden te ontkennen. „Het kwaad is slechts een illusie en heeft geen werkelijke basis”, schreef Mary Baker Eddy. „Als men zonde, ziekte en de dood als niet-bestaand zou beschouwen, zouden ze verdwijnen.” — Science and Health With Key to the Scriptures.
Als gevolg van de tragische historische gebeurtenissen, vooral vanaf de Eerste Wereldoorlog tot onze tijd, zijn velen tot de conclusie gekomen dat God gewoon niet in staat is lijden te voorkomen. „De Holocaust heeft, naar mijn mening, elk gemakkelijke gebruik van alvermogen als een kenmerkende eigenschap van God weggenomen”, schreef de joodse geleerde David Wolf Silverman. „Als God op de een of andere wijze verstandelijk kenbaar is,” zo voegde hij hieraan toe, „dan moet Zijn goedheid te rijmen zijn met het bestaan van kwaad, en dit is alleen mogelijk als Hij niet almachtig is.”
Beweringen dat God op de een of andere manier medeplichtig is aan lijden, dat hij lijden niet kan voorkomen of dat lijden slechts een hersenspinsel is, bieden echter een schrale troost voor degenen die lijden. En wat belangrijker is, zulke opvattingen stroken totaal niet met de rechtvaardige, dynamische en zorgzame God die op de bladzijden van de bijbel wordt onthuld (Job 34:10, 12; Jeremia 32:17; 1 Johannes 4:8). Wat zegt de bijbel dan over de reden waarom lijden is toegelaten?
Hoe is lijden begonnen?
God heeft de mens niet geschapen om lijden te ondergaan. Integendeel, hij schonk het eerste mensenpaar, Adam en Eva, een volmaakte geest en een volmaakt lichaam, maakte een verrukkelijke tuin voor hen gereed om als hun thuis te dienen en gaf hun zinvol, voldoening schenkend werk te doen (Genesis 1:27, 28, 31; 2:8). Hun verdere geluk hing echter af van hun erkenning van Gods heerschappij en zijn recht om uit te maken wat goed en wat kwaad is. Dat aan God voorbehouden recht werd gesymboliseerd door een boom die „de boom der kennis van goed en kwaad” wordt genoemd (Genesis 2:17). Adam en Eva zouden hun onderworpenheid aan God tonen door zich te houden aan zijn gebod om niet van die boom te eten. *
Tragisch genoeg bleven Adam en Eva in gebreke God te gehoorzamen. Een opstandig geestelijk schepsel, later geïdentificeerd als Satan de Duivel, overtuigde Eva ervan dat het niet in haar beste belang was God te gehoorzamen. God zou haar zelfs van iets zeer wenselijks beroven: onafhankelijkheid, het recht om zelf te bepalen wat goed en wat kwaad is. Genesis 3:1-6; Openbaring 12:9). Verlokt door het vooruitzicht van onafhankelijkheid, nam Eva van de verboden vrucht, spoedig gevolgd door Adam.
Satan beweerde dat als ze van de boom zou eten, ’haar ogen stellig geopend zouden worden en ze stellig als God zou zijn, kennend goed en kwaad’ (Diezelfde dag begonnen Adam en Eva de gevolgen van hun opstand te ondervinden. Door goddelijke heerschappij te verwerpen, verspeelden ze de bescherming en zegeningen die hun door onderworpenheid aan God ten deel zouden vallen. God zette hen uit het paradijs en zei tot Adam: „De aardbodem [is] om uwentwil vervloekt. Met smart zult gij de opbrengst ervan eten al de dagen van uw leven. In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert” (Genesis 3:17, 19). Adam en Eva kregen te maken met ziekte, pijn, het verouderingsproces en de dood. Lijden was deel gaan uitmaken van de menselijke ervaring. — Genesis 5:29.
De strijdvraag beslechten
Men zou kunnen vragen: Had God de zonde van Adam en Eva niet eenvoudig kunnen negeren? Nee, omdat het respect voor zijn autoriteit dan nog verder ondermijnd zou worden, waardoor toekomstige opstanden wellicht in de hand zouden worden gewerkt en het lijden alleen maar zou verergeren (Prediker 8:11). Bovendien zou het vergoelijken van een dergelijke ongehoorzaamheid God tot deelgenoot van het kwaad maken. De bijbelschrijver Mozes brengt ons onder de aandacht: „Gods werken zijn volmaakt, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:4, vtn.). Teneinde zijn eigen woord gestand te doen, moest God Adam en Eva de consequenties van hun ongehoorzaamheid laten dragen.
Waarom heeft God het eerste mensenpaar en ook Satan, de oorspronkelijke aanstichter van hun opstand, niet onmiddellijk ter dood gebracht? Hij bezat de macht hiertoe. Adam en Eva zouden dan geen nakomelingen hebben voortgebracht met een erfenis van zonde en de dood. Zo’n demonstratie van goddelijke macht zou echter niet de rechtmatigheid van Gods autoriteit over zijn met verstand begiftigde schepselen hebben aangetoond. Zouden Adam en Eva bovendien kinderloos zijn gestorven, dan zou dat betekend hebben dat Gods voornemen om de aarde met hun volmaakte nakomelingen te vullen had gefaald (Genesis 1:28). En „God is geen mens . . . Als Hij iets zegt, zal Hij het dan niet doen? En als Hij iets belooft, zal Hij het dan niet nakomen?” — Numeri 23:19, Willibrordvertaling.
In zijn volmaakte wijsheid besloot Jehovah God de opstand een beperkte tijd te laten voortbestaan. De opstandelingen zouden ruimschoots in de gelegenheid worden gesteld de gevolgen van onafhankelijkheid van God te ervaren. De geschiedenis zou onmiskenbaar aantonen dat de mensheid goddelijke leiding nodig heeft en dat Gods heerschappij superieur is aan die van de mens of van Satan. Terzelfder tijd ondernam God stappen om ervoor te zorgen dat zijn oorspronkelijke voornemen met de aarde in vervulling zou gaan. Hij beloofde dat er een „zaad” of „nageslacht” zou komen dat ’Satan in de kop zou vermorzelen’, waardoor zijn opstand en de schadelijke gevolgen ervan definitief uitgebannen zouden worden. — Genesis 3:15, vtn.
Jezus Christus was dat beloofde Zaad. In 1 Johannes 3:8 lezen we dat „de Zoon van God openbaar [werd] gemaakt . . . om de werken van de Duivel te verbreken”. Hij deed dit door afstand te doen van zijn volmaakte menselijke leven en de losprijs te betalen teneinde Adams kinderen van overgeërfde zonde en de dood te verlossen (Johannes 1:29; 1 Timotheüs 2:5, 6). Aan degenen die werkelijk geloof oefenen in Jezus’ slachtoffer wordt blijvende verlichting van lijden beloofd (Johannes 3:16; Openbaring 7:17). Wanneer zal dit gebeuren?
Een einde aan lijden
De verwerping van Gods autoriteit heeft onnoemelijk leed veroorzaakt en daarom was het passend dat God zijn autoriteit op een speciale wijze tot uitdrukking zou brengen om een eind aan menselijk lijden te maken en zijn oorspronkelijke voornemen met de aarde tot stand te brengen. Jezus maakte melding van deze goddelijke voorziening toen hij zijn volgelingen leerde bidden: „Onze Vader in de hemelen, . . . uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.” — Mattheüs 6:9, 10.
De tijd die God de mens heeft toegestaan om met zelfbestuur te experimenteren, kan elk moment eindigen. Als vervulling van de bijbelse profetieën werd zijn koninkrijk in 1914 in de hemel opgericht, met Jezus Christus als de Koning ervan. * Binnenkort zal het alle menselijke regeringen verbrijzelen en er een eind aan maken. — Daniël 2:44.
Tijdens zijn korte aardse bediening gaf Jezus een voorproefje van de zegeningen die de mensheid door het herstel van goddelijke heerschappij ten deel zullen vallen. De Evangeliën tonen aan dat Jezus mededogen had met leden van de menselijke samenleving die arm waren en gediscrimineerd werden. Hij genas de zieken, voedde de hongerigen en wekte de doden op. Zelfs de natuurkrachten gehoorzaamden zijn stem (Mattheüs 11:5; Markus 4:37-39; Lukas 9:11-16). Stelt u zich eens voor wat Jezus tot stand zal brengen wanneer hij de reinigende uitwerking van zijn loskoopoffer tot nut van de hele gehoorzame mensheid aanwendt! De bijbel beschrijft wat God door middel van Christus’ heerschappij belooft te doen. Hij „zal elke traan uit [de ogen van de mensheid] wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:4.
Troost voor hen die lijden
Wat is het aanmoedigend te weten dat onze liefdevolle en almachtige God, Jehovah, om ons geeft en dat hij de mensheid binnenkort verlichting zal schenken! Gewoonlijk zal een ernstig zieke patiënt bereidwillig de behandeling aanvaarden die hem zal genezen, ook als deze heel pijnlijk is. Als we weten dat de manier waarop God de aangelegenheden regelt eeuwige zegeningen zal afwerpen, kan die kennis ons evenzo ondersteunen, ongeacht met welke tijdelijke problemen we te maken krijgen.
Ricardo, die in het vorige artikel werd genoemd, heeft geleerd troost te putten uit de bijbelse beloften. „Na de dood van mijn vrouw wilde ik niets liever dan me afzonderen,” vertelt hij, „maar ik besefte al gauw dat ik mijn vrouw hierdoor niet zou terugkrijgen en dat mijn emotionele toestand er alleen maar door zou verslechteren.” In plaats daarvan hield Ricardo vast aan zijn routine om christelijke vergaderingen bij te wonen en de bijbelse boodschap met anderen te delen. „Toen ik Jehovah’s liefdevolle steun ervoer en merkte hoe hij in schijnbaar kleine dingen mijn gebeden verhoorde, werd mijn band met hem steeds hechter”, zegt Ricardo. „Dit bewustzijn van Gods liefde heeft me in staat gesteld de
werkelijk zwaarste beproeving die ik ooit had meegemaakt, te verduren.” Hij geeft toe: „Ik mis mijn vrouw nog altijd heel erg, maar ik ben er nu vast van overtuigd dat niets wat Jehovah toelaat, ons blijvend kan schaden.”Hunkert u, net als Ricardo en miljoenen anderen, naar de tijd waarin het huidige lijden van de mensheid ’niet in de geest zal worden teruggeroepen, noch in het hart zal opkomen’? (Jesaja 65:17) Wees ervan verzekerd dat de zegeningen van Gods koninkrijk binnen uw bereik liggen als u de bijbelse raad opvolgt: „Zoekt Jehovah terwijl hij te vinden is. Roept tot hem terwijl hij nabij blijkt te zijn.” — Jesaja 55:6.
U zult hierbij geholpen worden als u het lezen en zorgvuldig bestuderen van Gods Woord de eerste plaats in uw leven toekent. Leer God kennen en degene die hij heeft uitgezonden, Jezus Christus. Streef ernaar in harmonie met Gods maatstaven te leven en geef er aldus blijk van dat u bereid bent u aan zijn soevereiniteit te onderwerpen. Zo’n handelwijze zal u nu reeds meer geluk schenken, ondanks de beproevingen waar u misschien mee te maken krijgt, terwijl u in de toekomst zult kunnen leven in een wereld zonder lijden. — Johannes 17:3.
[Voetnoten]
^ ¶7 In de voetnoot bij Genesis 2:17 legt The Jerusalem Bible uit dat de „kennis van goed en kwaad” betrekking heeft op „het vermogen om . . . te beslissen wat goed en wat kwaad is en dienovereenkomstig te handelen, het aanspraak maken op volledige morele onafhankelijkheid, waardoor men weigert zijn status als een geschapen wezen te erkennen”. Er wordt aan toegevoegd: „De eerste zonde was een aanval op Gods soevereiniteit.”
^ ¶17 Zie voor een gedetailleerde bespreking van bijbelse profetieën die met 1914 verband houden hfst. 10 en 11 van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
[Kader op blz. 6, 7]
HOE KUNNEN WE LIJDEN VERDUREN?
’Werp al uw bezorgdheid op God’ (1 Petrus 5:7). Wanneer we lijden ondergaan of iemand van wie we houden zien lijden, is het alleen maar begrijpelijk dat gevoelens van verbijstering, boosheid en verlatenheid zich van ons meester maken. Wees er desondanks van verzekerd dat Jehovah onze gevoelens begrijpt (Exodus 3:7; Jesaja 63:9). Net als getrouwe mensen uit de oudheid kunnen we ons hart voor hem openen en onze twijfels en zorgen kenbaar maken (Exodus 5:22; Job 10:1-3; Jeremia 14:19; Habakuk 1:13). Hij zal onze beproevingen misschien niet op wonderbare wijze wegnemen, maar als antwoord op onze oprechte gebeden kan hij ons de wijsheid en de kracht geven om er het hoofd aan te bieden. — Jakobus 1:5, 6.
„Wees niet verbaasd over de pijnlijke beproeving die u ondergaat alsof u iets vreemds overkomt” (1 Petrus 4:12, New International Version). Petrus spreekt hier over vervolging, maar zijn woorden zijn evenzeer van toepassing op elk lijden dat een gelovige wellicht ondergaat. Mensen lijden gebrek of kampen met ziekte of het verlies van geliefden. De bijbel zegt dat „tijd en onvoorziene gebeurtenissen” iedereen treffen (Prediker 9:11). Zulke dingen maken op het ogenblik deel uit van het menselijk leven. Wanneer we dit beseffen, zal het ons helpen met lijden en tegenspoed om te gaan wanneer deze zich voordoen (1 Petrus 5:9). Bovenal zal het overdenken van de verzekering dat ’de ogen van Jehovah gewend zijn naar de rechtvaardigen, en zijn oren naar hun hulpgeschreeuw’, een bijzondere bron van troost zijn. — Psalm 34:15; Spreuken 15:3; 1 Petrus 3:12.
’Verheug u in de hoop’ (Romeinen 12:12). In plaats van stil te blijven staan bij geluk dat verloren is gegaan, kunnen we mediteren over Gods belofte dat hij een eind zal maken aan alle lijden (Prediker 7:10). Deze goedgefundeerde hoop zal ons beschermen zoals een helm het hoofd beschermt. Hoop vangt de klappen op die we in het leven te verduren krijgen en zorgt ervoor dat ze niet fataal blijken te zijn voor onze mentale, emotionele of geestelijke gezondheid. — 1 Thessalonicenzen 5:8.
[Illustratie op blz. 5]
Adam en Eva verwierpen goddelijke heerschappij
[Illustratie op blz. 7]
God belooft een wereld zonder lijden