Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Volg onze onpartijdige God Jehovah na

Volg onze onpartijdige God Jehovah na

Volg onze onpartijdige God Jehovah na

’Bij God is geen partijdigheid.’ — ROMEINEN 2:11.

1, 2. (a) Wat had Jehovah besloten met betrekking tot de Kanaänieten in het algemeen? (b) Wat deed Jehovah, en welke vragen werpt dit op?

TERWIJL de Israëlieten in 1473 v.G.T. op de vlakten van Moab gelegerd waren, luisterden ze aandachtig naar Mozes. Aan de overkant van de Jordaan wachtte hun een moeilijke taak. Mozes zette Jehovah’s voornemen uiteen dat Israël de zeven machtige Kanaänitische volken in het Beloofde Land moest verslaan. Hoe geruststellend waren Mozes’ woorden: „Jehovah, uw God, zal ze stellig aan u overleveren, en gij moet ze verslaan”! Israël mocht geen verbond met hen sluiten, en ze kwamen niet voor enige gunst in aanmerking. — Deuteronomium 1:1; 7:1, 2.

2 Toch spaarde Jehovah één familie uit de eerste stad die door Israël werd aangevallen. Mensen uit vier andere steden ontvingen ook Gods bescherming. Hoe kwam dit? Wat leren de opmerkelijke gebeurtenissen rond de overleving van deze Kanaänieten ons over Jehovah? En hoe kunnen we hem navolgen?

Reacties op Jehovah’s faam

3, 4. Welke uitwerking had het bericht over de overwinningen van de Israëlieten op personen die in Kanaän woonden?

3 Tijdens Israëls veertigjarige omzwerving in de wildernis voordat ze het Beloofde Land binnentrokken, beschermde Jehovah hen en streed hij voor zijn volk. Ten zuiden van het Beloofde Land kwam Israël tegenover de Kanaänitische koning van Arad te staan. Met Jehovah’s hulp versloegen de Israëlieten hem en zijn volk bij Horma (Numeri 21:1-3). Later trok Israël om het land Edom heen en begaf zich noordwaarts naar het noordoosten van de Dode Zee. In dit gebied, dat voorheen door de Moabieten werd bewoond, bevonden zich nu Amorieten. De Amoritische koning Sihon weigerde Israël door zijn gebied te laten trekken. Het kwam tot een treffen bij Jahaz, kennelijk ten noorden van het stroomdal van de Arnon, waar Sihon sneuvelde (Numeri 21:23, 24; Deuteronomium 2:30-33). Verder naar het noorden regeerde Og over andere Amorieten in Basan. Og was dan wel een reus, maar tegen Jehovah was hij niet opgewassen. Og werd bij Edreï gedood (Numeri 21:33-35; Deuteronomium 3:1-3, 11). Het bericht over deze overwinningen en de verhalen over Israëls uittocht uit Egypte hadden een krachtige uitwerking op personen die in Kanaän woonden. *

4 Toen de Israëlieten de Jordaan overgestoken waren en voor het eerst voet op Kanaänitische bodem zetten, legerden ze zich te Gilgal (Jozua 4:9-19). Niet ver daarvandaan lag de ommuurde stad Jericho. Wat de Kanaänitische Rachab over Jehovah’s daden had gehoord, bewoog haar ertoe in geloof te handelen. Als gevolg daarvan werden zij en allen die in haar huis waren, tijdens de vernietiging van Jericho door Jehovah gespaard. — Jozua 2:1-13; 6:17, 18; Jakobus 2:25.

5. Wat bracht de Gibeonieten ertoe slim te handelen?

5 Vervolgens trok Israël vanuit het laagland bij de rivier op naar het centrale heuvelgebied. Op Jehovah’s aanwijzing paste Jozua een krijgslist toe door een hinderlaag tegen de stad Ai te leggen (Jozua hfst. 8). Na het bericht over de val van Ai sloten veel koningen van Kanaän zich aaneen om oorlog te voeren (Jozua 9:1, 2). De bewoners van de nabijgelegen Hevitische stad Gibeon reageerden anders. Zoals in Jozua 9:4 wordt verhaald, „gingen zij, geheel uit eigen beweging, met schranderheid te werk”. Net als Rachab hadden ze gehoord dat Jehovah zijn volk uit Egypte had bevrijd en dat hij Sihon en Og had verslagen (Jozua 9:6-10). De Gibeonieten beseften dat weerstand bieden geen zin had. Daarom zonden ze ten behoeve van Gibeon en drie naburige steden — Kefira, Beëroth en Kirjath-Jearim — een delegatie naar Jozua te Gilgal. De Gibeonitische afgezanten deden het voorkomen alsof ze uit een ver land kwamen. De list werkte. Jozua sloot een verbond met hen om hen in leven te laten. Drie dagen later kwamen Jozua en de Israëlieten erachter dat ze bedrogen waren. Ze hadden het verbond echter met een eed bij Jehovah gesloten, dus hielden ze zich eraan (Jozua 9:16-19). Had dit Jehovah’s goedkeuring?

6. Hoe reageerde Jehovah op het verbond dat Jozua met de Gibeonieten had gesloten?

6 De Gibeonieten mochten houthakkers en waterputters worden voor de Israëlieten, ja zelfs „voor Jehovah’s altaar” in de tabernakel (Jozua 9:21-27). En dat was nog niet alles, want toen vijf Amoritische koningen en hun legers de Gibeonieten bedreigden, greep Jehovah op een wonderbare manier in. Er vielen bij de vijand meer slachtoffers door hagelstenen dan door Jozua’s leger. Jehovah gaf zelfs gehoor aan Jozua’s smeekbede de zon en de maan te laten stilstaan om de vijand een verpletterende nederlaag te kunnen toebrengen. „Geen dag is er als die gebleken, noch daarvoor noch daarna,” merkte Jozua op, „doordat Jehovah naar de stem van een mens luisterde, want Jehovah streed zelf voor Israël.” — Jozua 10:1-14.

7. Welke waarheid die Petrus erkende, werd in het geval van bepaalde Kanaänieten aangetoond?

7 De Kanaänitische Rachab en haar familie, en ook de Gibeonieten, vreesden Jehovah en handelden dienovereenkomstig. Wat er met hen gebeurde, onderstreept duidelijk een waarheid die de christelijke apostel Petrus later onder woorden bracht: „God [is] niet partijdig . . ., maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem.” — Handelingen 10:34, 35.

Hoe Jehovah met Abraham en Israël handelde

8, 9. Hoe blijkt Jehovah’s onpartijdigheid uit zijn bemoeienissen met Abraham en met de natie Israël?

8 De discipel Jakobus vestigde de aandacht op Gods onverdiende goedheid in Zijn bemoeienissen met Abraham en zijn nageslacht. Het was Abrahams geloof, niet zijn etnische afkomst, die hem tot „Jehovah’s vriend” maakte (Jakobus 2:23). Wegens Abrahams geloof en zijn liefde voor Jehovah werden zijn nakomelingen gezegend (2 Kronieken 20:7). Jehovah had aan Abraham beloofd: „Ik [zal] u voorzeker . . . zegenen en uw zaad voorzeker . . . vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn.” Merk echter de belofte in het volgende vers op: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen.” — Genesis 22:17, 18; Romeinen 4:1-8.

9 Verre van partijdigheid aan de dag te leggen, toonde Jehovah door de manier waarop hij met Israël handelde, wat hij kan doen voor hen die hem gehoorzamen. Hieruit blijkt bijvoorbeeld hoe Jehovah loyale liefde voor zijn getrouwe dienstknechten tot uitdrukking brengt. Hoewel Israël Jehovah’s „speciale bezit” was, betekende dit niet dat andere volken van Gods gunst buitengesloten waren (Exodus 19:5; Deuteronomium 7:6-8). Zeker, Jehovah kocht Israël terug uit slavernij in Egypte en verklaarde met het oog daarop: „Ulieden alleen heb ik gekend uit alle families van de aardbodem.” Maar bij monde van de profeet Amos en anderen beloofde Jehovah ook een schitterend vooruitzicht voor mensen van „alle natiën”. — Amos 3:2; 9:11, 12; Jesaja 2:2-4.

Jezus, de onpartijdige onderwijzer

10. Hoe volgde Jezus zijn Vader na in het tonen van onpartijdigheid?

10 Jezus, die de nauwkeurige afdruk van zijn Vader is, volgde tijdens zijn aardse bediening Jehovah’s onpartijdigheid na (Hebreeën 1:3). Zijn voornaamste zorg in die tijd ging ernaar uit „de verloren schapen van het huis van Israël” te zoeken. Maar dat weerhield hem er niet van getuigenis te geven aan een Samaritaanse vrouw bij een bron (Mattheüs 15:24; Johannes 4:7-30). Hij verrichtte ook een wonder op verzoek van een legeroverste, kennelijk een niet-jood (Lukas 7:1-10). Dat kwam bij alles wat hij deed om zijn liefde voor Gods volk te tonen. Jezus’ discipelen predikten eveneens wijd en zijd. Het werd duidelijk dat niet iemands nationaliteit, maar iemands houding het criterium was voor het ontvangen van Jehovah’s zegen. Nederige, oprechte mensen die hongerden naar de waarheid, reageerden gunstig op het goede nieuws van het Koninkrijk. De trotsen en hoogmoedigen daarentegen verachtten Jezus en zijn boodschap. „Ik loof u in het openbaar, Vader, Heer van hemel en aarde,” zei Jezus, „omdat gij deze dingen voor wijzen en intellectuelen zorgvuldig hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard. Ja, o Vader, want het heeft u goedgedacht zo te handelen” (Lukas 10:21). Als we met anderen omgaan op basis van liefde en geloof, handelen we onpartijdig, wetend dat dit Jehovah’s goedkeuring heeft.

11. Hoe kwam in de vroege christelijke gemeente onpartijdigheid tot uiting?

11 In de vroege christelijke gemeente waren joden en niet-joden gelijk. „Heerlijkheid en eer en vrede voor een ieder die het goede doet,” zei Paulus, „eerst voor de jood en ook voor de Griek *. Want er is bij God geen partijdigheid” (Romeinen 2:10, 11). Of ze voordeel trokken van Jehovah’s onverdiende goedheid werd niet bepaald door hun etnische afkomst, maar door hun reactie wanneer ze kennis verwierven over Jehovah en de vooruitzichten die geboden werden door het loskoopoffer van zijn Zoon, Jezus (Johannes 3:16, 36). Paulus schreef: „Niet hij is een jood die het uiterlijk is, noch is besnijdenis dat wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt. Maar hij is een jood die het innerlijk is, en zijn besnijdenis is die van het hart, door geest, en niet door een geschreven reglement.” Vervolgens gebruikte Paulus een woordspeling op de term „jood” (wat „van Juda” betekent, dat wil zeggen, geloofd of geprezen), door eraan toe te voegen: „De lof van zo iemand komt niet van mensen, maar van God” (Romeinen 2:28, 29). Jehovah schenkt op onpartijdige wijze lof. Doen wij dat ook?

12. Welk vooruitzicht biedt Openbaring 7:9, en aan wie?

12 Later zag de apostel Johannes in een visioen de getrouwe gezalfde christenen afgebeeld als een geestelijke natie van 144.000 personen, „verzegeld uit elke stam van de zonen van Israël”. Na dezen zag Johannes „een grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden, en er waren palmtakken in hun handen” (Openbaring 7:4, 9). Geen enkele etnische groep of taal is dus van de hedendaagse christelijke gemeente buitengesloten. Mensen van alle achtergronden hebben het vooruitzicht de komende „grote verdrukking” te overleven en in de nieuwe wereld uit „bronnen van wateren des levens” te drinken. — Openbaring 7:14-17.

Positieve uitwerking

13-15. (a) Hoe kunnen we raciale en culturele verschillen overwinnen? (b) Haal voorbeelden aan die de voordelen van het tonen van vriendelijkheid laten zien.

13 Jehovah kent ons door en door, net zoals een goede vader zijn kinderen kent. Zo is het ook wanneer we anderen gaan begrijpen door belangstelling voor hun cultuur en achtergrond te tonen — verschillen worden dan vaak onbeduidend. Etnische barrières verdwijnen en de banden van vriendschap en liefde worden verstevigd. De eenheid wordt versterkt (1 Korinthiërs 9:19-23). Dit wordt duidelijk gedemonstreerd door de activiteit van zendelingen die in een buitenlandse toewijzing dienen. Ze tonen belangstelling voor de mensen die daar wonen, en als gevolg daarvan merken de zendelingen al gauw dat ze volledig opgenomen zijn in de plaatselijke gemeenten. — Filippenzen 2:4.

14 Dat onpartijdig zijn een positieve uitwerking heeft, is in veel landen merkbaar. Aklilu, die uit Ethiopië komt, voelde zich eenzaam in de Engelse hoofdstad Londen. Deze gevoelens werden versterkt door wat hem voorkwam als een algemeen gebrek aan vriendelijkheid tegenover mensen uit andere landen, iets wat in veel grote steden van het huidige Europa wordt waargenomen. Wat een andere ervaring was het voor Aklilu toen hij een christelijke vergadering in de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen bezocht! Hij werd hartelijk verwelkomd, en het duurde niet lang of hij voelde zich thuis. Zijn waardering voor de Schepper groeide snel. Al gauw zocht hij naar gelegenheden om een aandeel te hebben aan de verbreiding van de Koninkrijksboodschap in dat gebied. Toen Aklilu’s predikingspartner hem op een keer vroeg welke doeleinden hij nu in het leven had, antwoordde Aklilu spontaan dat hij hoopte eens deel uit te maken van een gemeente die zijn taal sprak, Amharisch. Toen dat de ouderlingen van de plaatselijke Engelssprekende gemeente ter ore kwam, troffen ze graag regelingen voor een openbare bijbellezing in Aklilu’s moedertaal. Tientallen buitenlanders en plaatselijke bewoners reageerden op de uitnodiging om aanwezig te zijn en ondersteunden de eerste Amharische openbare vergadering in Engeland. Nu zijn Ethiopiërs en anderen in dat gebied verenigd in een bloeiende gemeente. Velen daar hebben bemerkt dat niets hen ervan weerhoudt een standpunt voor Jehovah in te nemen en dit te symboliseren door de christelijke doop. — Handelingen 8:26-36.

15 Karakteristieke eigenschappen en achtergronden verschillen. Ze vormen geen maatstaf voor superioriteit of inferioriteit; het zijn gewoon verschillen. Bij het gadeslaan van de doop van pas opgedragen dienstknechten van Jehovah op het eiland Malta gaven de plaatselijke Getuigen uitbundig uiting aan hun enthousiasme terwijl er in de ogen van bezoekers uit Engeland vreugdetranen opwelden. Beide groepen — zowel de Maltezen als de Engelsen — uitten hun gevoelens, maar op een verschillende manier, en door hun sterke liefde voor Jehovah werden de banden van christelijke broederschap aaneengesmeed. — Psalm 133:1; Kolossenzen 3:14.

Vooroordeel overwinnen

16-18. Vertel een ervaring die aantoont dat in de christelijke gemeente vooroordeel overwonnen kan worden.

16 Naarmate onze liefde voor Jehovah en voor onze broeders en zusters zich verdiept, kunnen we Jehovah nauwkeuriger navolgen in de manier waarop we anderen bezien. Elk vooroordeel dat we eens misschien tegen bepaalde nationaliteiten, rassen of culturen hebben gekoesterd, kan overwonnen worden. Neem bijvoorbeeld het geval van Albert, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Britse leger diende en bij de capitulatie van Singapore in 1942 door de Japanners werd gevangengenomen. Later werkte hij zo’n drie jaar aan de „dodenspoorweg”, in de buurt van wat bekend kwam te staan als de brug over de rivier de Kwai. Toen hij aan het einde van de oorlog vrijkwam, woog hij nog maar 32 kilo, had een gebroken kaak en neus en leed aan dysenterie, ringworm en malaria. Duizenden van zijn medegevangenen waren er nog slechter aan toe en velen hadden het niet overleefd. Als gevolg van de wreedheden die Albert had gezien en ondervonden, keerde hij in 1945 als een verbitterd man naar huis terug en wilde niets van God of religie weten.

17 Alberts vrouw, Irene, werd een van Jehovah’s Getuigen. Om haar een plezier te doen, bezocht Albert een paar vergaderingen van de plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen. Een jonge fulltimeprediker genaamd Paul bezocht Albert om met hem de bijbel te bestuderen. Albert kreeg al gauw door dat Jehovah naar de hartentoestand van mensen kijkt. Hij droeg zijn leven aan Jehovah op en werd gedoopt.

18 Paul verhuisde later naar Londen, leerde Japans en verbond zich met een Japanssprekende gemeente. Toen hij voorstelde om met enkele Japanse Getuigen die op bezoek waren naar zijn vroegere gemeente te komen, dachten de broeders daar terug aan Alberts sterke vooroordeel tegen mensen met die achtergrond. Sinds zijn terugkeer naar Engeland had Albert het vermeden iemand uit Japan te ontmoeten, dus vroegen de broeders zich af hoe het op hem zou overkomen. Ze hadden zich geen zorgen hoeven maken: Albert ontving de bezoekers met open armen. — 1 Petrus 3:8, 9.

’Ons verruimen’

19. Welke raad van de apostel Paulus kan ons helpen als we de neiging hebben partijdig te zijn?

19 „Het betonen van partijdigheid is niet goed”, schreef de wijze koning Salomo (Spreuken 28:21). Het is niet moeilijk een nauwe verbondenheid te voelen met mensen die we goed kennen. Soms zijn we echter geneigd weinig belangstelling te tonen voor degenen die we niet goed kennen. Die partijdigheid past een dienstknecht van Jehovah niet. We doen er beslist allemaal goed aan Paulus’ duidelijke raad op te volgen om ons te ’verruimen’, ja, ons te verruimen in onze liefde voor medechristenen met verschillende achtergronden. — 2 Korinthiërs 6:13.

20. Op welke terreinen van het leven dienen we onze onpartijdige God Jehovah na te volgen?

20 Of we nu de hemelse roeping hebben ontvangen of de hoop koesteren eeuwig op aarde te leven, door onpartijdig te zijn kunnen we ons in de eenheid van één kudde onder één Herder verheugen (Efeziërs 4:4, 5, 16). Ernaar streven onze onpartijdige God Jehovah na te volgen, kan ons helpen in onze bediening, in ons gezin en in de gemeente, ja, op alle terreinen van het leven. Hoe dat zo? Het volgende artikel gaat daarop in.

[Voetnoten]

^ ¶3 Jehovah’s faam werd later het thema van heilige liederen. — Psalm 135:8-11; 136:11-20.

^ ¶11 Hier duidt de uitdrukking „Griek” op niet-joden in het algemeen. — Inzicht in de Schrift, Deel 1, blz. 890, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Wat zouden we antwoorden?

Hoe toonde Jehovah onpartijdigheid tegenover Rachab en de Gibeonieten?

Hoe toonde Jezus onpartijdigheid in zijn onderwijs?

Wat kan ons helpen eventuele culturele en raciale vooroordelen te overwinnen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 13]

Israëls verovering van Kanaän begint

[Illustratie op blz. 15]

Jezus weerhield zich er niet van getuigenis te geven aan een Samaritaanse vrouw

[Illustratie op blz. 16]

Een Amharische openbare vergadering in Engeland

[Illustratie op blz. 16]

Alberts liefde voor Jehovah hielp hem vooroordeel te overwinnen