Wat verwacht Jehovah van ons?
Wat verwacht Jehovah van ons?
„Wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” — MICHA 6:8.
1, 2. Waarom zouden sommige dienstknechten van Jehovah ontmoedigd kunnen raken, maar wat zal een hulp blijken te zijn?
VERA is een getrouwe christen van ongeveer 75 jaar met een slechte gezondheid. „Soms”, zegt ze, „kijk ik uit het raam en zie ik mijn broeders en zusters van huis tot huis prediken. Dan krijg ik tranen in mijn ogen omdat ik met hen mee wil, maar ziekte belemmert me in mijn dienst voor Jehovah.”
2 Hebben wij ons ook weleens zo gevoeld? Natuurlijk wil iedereen die van Jehovah houdt, in zijn naam wandelen en aan zijn vereisten voldoen. Maar als we nu met een verslechterende gezondheid te kampen hebben, op leeftijd zijn of gezinsverantwoordelijkheden hebben? Misschien zijn we wat teleurgesteld omdat we door die omstandigheden wellicht niet alles in Gods dienst kunnen doen wat we graag zouden willen. Als dit onze situatie is, zullen we waarschijnlijk merken dat een beschouwing van Micha hoofdstuk 6 en 7 heel aanmoedigend is. Deze hoofdstukken laten zien dat Jehovah’s vereisten zowel redelijk als haalbaar zijn.
Hoe Jehovah met zijn volk handelt
3. Hoe handelt Jehovah met de opstandige Israëlieten?
3 Laten we eerst eens naar Micha 6:3-5 kijken en opmerken hoe Jehovah met zijn volk handelt. Bedenk dat de Israëlieten in Micha’s tijd opstandig zijn. Ondanks dat richt Jehovah zich vol mededogen tot hen met de woorden „O mijn volk”. Hij smeekt: „O mijn volk, gedenk alstublieft.” In plaats van hen fel te beschuldigen, probeert hij hun hart te bereiken door te vragen: „Wat heb ik u gedaan?” Hij moedigt hen zelfs aan ’tegen hem te getuigen’.
4. Welke uitwerking dient Gods voorbeeld in mededogen op ons te hebben?
4 Wat een voorbeeld geeft God ons allemaal! Vol mededogen noemde hij zelfs de opstandige inwoners van het Israël en Juda uit Micha’s tijd „mijn volk” en richtte zich tot hen met de uitdrukking „alstublieft”. Dan dienen wij toch beslist mededogen en vriendelijkheid aan de dag te leggen in de wijze waarop we omgaan met degenen die een deel van de gemeente zijn. Toegegeven, sommigen zijn misschien niet zo makkelijk in de omgang of zijn misschien geestelijk
zwak. Maar als ze Jehovah liefhebben, willen we hen helpen en mededogen met hen tonen.5. Welk fundamentele punt maakt Micha 6:6, 7 duidelijk?
5 Laten we nu naar Micha 6:6, 7 gaan. Micha stelt hier een reeks vragen: „Waarmee zal ik Jehovah tegemoet treden? Waarmee zal ik mij buigen voor God in den hoge? Zal ik hem tegemoet treden met volledige brandoffers, met eenjarige kalveren? Zal Jehovah een welgevallen hebben aan duizenden rammen, aan tienduizenden oliestromen? Zal ik mijn eerstgeboren zoon geven voor mijn opstandigheid, de vrucht van mijn buik voor de zonde van mijn ziel?” Nee, het is niet mogelijk Jehovah te behagen ’met duizenden rammen, met tienduizenden oliestromen’. Maar er is iets anders waarmee hij ingenomen zal zijn. Wat dan wel?
We moeten gerechtigheid oefenen
6. Welke drie goddelijke vereisten worden in Micha 6:8 opgesomd?
6 In Micha 6:8 lezen we wat Jehovah van ons verwacht. Micha stelt de vraag: „Wat vraagt Jehovah van u terug dan gerechtigheid te oefenen en goedheid lief te hebben en bescheiden te wandelen met uw God?” Deze drie vereisten hebben te maken met ons voelen, denken en handelen. We moeten ons geneigd voelen deze eigenschappen aan de dag te leggen, erover nadenken hoe we er blijk van kunnen geven, en actie ondernemen om ze tentoon te spreiden. Laten we deze drie vereisten eens een voor een onder de loep nemen.
7, 8. (a) Wat betekent het „gerechtigheid te oefenen”? (b) Welke onrechtvaardige praktijken vieren in Micha’s dagen hoogtij?
7 ’Gerechtigheid oefenen’ betekent doen wat juist is. Gods manier van handelen is de maatstaf van gerechtigheid. Micha’s tijdgenoten oefenen echter geen gerechtigheid, maar bedrijven ongerechtigheid. In welke opzichten? Kijk eens naar Micha 6:10. Aan het einde van dat vers worden kooplieden beschreven die een „krappe efa-maat”, oftewel een te kleine maat, hanteren. Vers 11 voegt eraan toe dat ze „bedrieglijke weegstenen” gebruiken. En volgens vers 12 ’is hun tong bedrieglijk’. Valse maten, valse gewichten en leugenachtige taal zijn dus alom verbreid in de commerciële wereld van Micha’s tijd.
8 De onrechtvaardige praktijken zijn niet beperkt tot de marktplaats. Ook in de rechtszaal zijn ze de gewoonste zaak van de wereld. Micha 7:3 geeft te kennen: „De vorst vraagt om iets, en degene die rechtspreekt, doet dit om de beloning.” Rechters worden omgekocht om een onrechtvaardig vonnis over onschuldigen uit te spreken. „De grote”, of de invloedrijke burger, maakt zich medeschuldig aan de misdrijven. In feite zegt Micha dat de vorst, de rechter en de grote man hun goddeloze daden ’dooreenweven’ of coördineren.
9. Hoe zijn de onrechtvaardige praktijken van de goddelozen van invloed op Juda en Israël?
9 De door de goddeloze leiders bedreven onrechtvaardige praktijken zijn van invloed op heel Juda en Israël. Micha 7:5 merkt op dat gebrek aan gerechtigheid heeft geleid tot gebrek aan vertrouwen tussen metgezellen, vertrouwde vrienden en zelfs huwelijkspartners. Vers 6 geeft te kennen dat dit heeft geleid tot een situatie waarin zelfs naaste verwanten als zonen en vaders, dochters en moeders elkaar verachten.
10. Hoe gedragen christenen zich in het huidige klimaat van onrecht?
10 Wat valt er over onze tijd te zeggen? Zien we niet soortgelijke toestanden? Net als Micha worden we omringd door gebrek aan gerechtigheid, een atmosfeer van wantrouwen en een ineenstorting van het gezins- en maatschappelijk leven. Toch laten we als Gods dienstknechten die te midden van deze onrechtvaardige wereld leven, niet toe dat de geest van de onrechtvaardige praktijken van deze wereld de christelijke gemeente binnendringt. We doen veeleer ons best om de beginselen van eerlijkheid en integriteit hoog te houden door die in ons dagelijks leven tentoon te spreiden. Ja, we ’gedragen ons in alle dingen eerlijk’ (Hebreeën 13:18). Zijn we het er niet mee eens dat we door gerechtigheid te oefenen, rijke zegeningen genieten omdat we deel uitmaken van een broederschap die van werkelijk vertrouwen blijk geeft?
Hoe horen mensen „de stem van Jehovah zelf”?
11. Hoe gaat Micha 7:12 in vervulling?
11 Micha profeteert dat ondanks de onrechtvaardige toestanden alle soorten van mensen gerechtigheid zullen ondervinden. De profeet voorzegt dat er mensen bijeengebracht zullen worden „van zee tot zee, en van berg tot de berg” om aanbidders van Jehovah te worden (Micha 7:12). In deze tijd, waarin de laatste vervulling van deze profetie plaatsvindt, gaat het niet om één specifieke natie maar om mensen uit alle naties die voordeel trekken van Gods onpartijdige gerechtigheid (Jesaja 42:1). Hoe blijkt dit waar te zijn?
12. Hoe wordt in deze tijd „de stem van Jehovah zelf” gehoord?
12 Kijk voor het antwoord eens naar wat Micha eerder heeft gezegd. In Micha 6:9 staat: „De stem van Jehovah zelf roept de stad toe, en wie over praktische wijsheid beschikt, zal uw naam vrezen.” Hoe horen mensen uit alle naties „de stem van Jehovah zelf”, en wat heeft dit te maken met het feit dat wij gerechtigheid oefenen? Natuurlijk horen mensen in deze tijd niet letterlijk Gods stem. Maar door onze wereldwijde prediking wordt Jehovah’s stem door mensen van alle rassen en uit alle rangen en standen gehoord. Als gevolg daarvan gaan degenen die luisteren ’Gods naam vrezen’ en er eerbiedige achting voor krijgen. We handelen beslist rechtvaardig en liefdevol door als ijverige Koninkrijksverkondigers te dienen. Door onpartijdig aan iedereen Gods naam bekend te maken, ’oefenen we gerechtigheid’.
We moeten goedheid liefhebben
13. Wat is het verschil tussen liefderijke goedheid en liefde?
13 Laten we nu het tweede in Micha 6:8 genoemde vereiste bespreken. Jehovah verwacht van ons dat we ’goedheid liefhebben’. Het met „goedheid” vertaalde Hebreeuwse woord wordt ook met „liefderijke goedheid” of „loyale liefde” weergegeven. Liefderijke goedheid is een actieve consideratie met anderen, een meedogende bezorgdheid voor hen. Liefderijke goedheid verschilt van de hoedanigheid liefde. Hoe dat zo? Liefde is meeromvattend; ze kan zich zelfs tot dingen en begrippen uitstrekken. De bijbel spreekt bijvoorbeeld over iemand die „wijn en olie liefheeft” en over een man die „wijsheid liefheeft” (Spreuken 21:17; 29:3). Liefderijke goedheid heeft daarentegen altijd betrekking op mensen, vooral degenen die God dienen. Micha 7:20 spreekt dan ook over „de aan Abraham [een man die Jehovah God diende] geschonken liefderijke goedheid”.
14, 15. Hoe wordt liefderijke goedheid getoond, en welk bewijs wordt daarvan aangehaald?
14 Volgens Micha 7:18 zegt de profeet dat God „behagen [schept] in liefderijke goedheid”. In Micha 6:8 wordt ons gezegd liefderijke goedheid niet alleen aan de dag te leggen maar die hoedanigheid ook lief te hebben. Wat leren we uit deze schriftplaatsen? Dat liefderijke goedheid bereidwillig en edelmoedig wordt getoond omdat we dit willen. Net als Jehovah scheppen we er behagen of vreugde in liefderijke goedheid te tonen jegens mensen in nood.
15 In deze tijd is die liefderijke goedheid een kenmerk van Gods volk. Beschouw slechts één voorbeeld: In juni 2001 veroorzaakte een tropische orkaan grote overstromingen in Texas (VS), waarbij duizenden huizen — ook honderden huizen van Getuigen van Jehovah — werden beschadigd. Om hun gedupeerde broeders en zusters te helpen, boden zo’n 10.000 Getuigen bereidwillig en edelmoedig hun tijd en energie aan. Meer dan een half jaar hebben vrijwilligers dag en nacht en in de weekends onvermoeibaar gewerkt om 8 Koninkrijkszalen en meer dan 700 huizen voor hun broeders en zusters te herstellen. Degenen die zulk werk niet konden doen, schonken voedsel, andere benodigdheden en geld. Waarom kwamen al deze duizenden Getuigen hun broeders te hulp? Omdat ze ’goedheid liefhebben’. En wat is het hartverwarmend te weten dat zulke daden van liefderijke goedheid door onze broeders in de hele wereld worden getoond! Ja, het voldoen aan het vereiste „goedheid lief te hebben”, is geen last maar een vreugde!
Wandel bescheiden met God
16. Welke illustratie helpt de noodzaak te beklemtonen dat we bescheiden met God moeten wandelen?
16 Het derde in Micha 6:8 opgetekende vereiste is „bescheiden te wandelen met uw God”. Dit betekent onze beperkingen te erkennen en op God te vertrouwen. Denk ter illustratie eens aan een klein meisje dat de hand van haar vader stevig vasthoudt terwijl ze in een storm lopen. Het meisje weet heel goed dat ze niet zo sterk is, maar ze heeft vertrouwen in haar vader. Ook wij moeten onze beperkingen kennen maar vertrouwen hebben in onze hemelse Vader. Hoe kunnen we dat vertrouwen behouden? Eén manier is door in gedachte te houden waarom het verstandig is dicht bij God te blijven. Micha herinnert ons aan drie redenen: Jehovah is onze Bevrijder, onze Gids en onze Beschermer.
17. Hoe bevrijdde, leidde en beschermde Jehovah zijn volk uit de oudheid?
17 Volgens Micha 6:4, 5 zegt God: „Ik heb u uit het land Egypte opgevoerd.” Ja, Jehovah was Israëls Bevrijder. Jehovah zegt verder: „Ik zond voorts Mozes, Aäron en Mirjam voor u uit.” Mozes en Aäron werden gebruikt om de natie te leiden, en Mirjam ging de vrouwen van Israël voor in een overwinningsdans (Exodus 7:1, 2; 15:1, 19-21; Deuteronomium 34:10). Jehovah verschafte leiding via zijn dienstknechten. In vers 5 herinnert Jehovah de natie Israël eraan dat hij hen tegen Balak en Bileam beschermde en dat hij over hen waakte tijdens de laatste etappe van hun tocht vanaf Sittim in Moab tot Gilgal in het Beloofde Land.
18. Hoe handelt God in deze tijd als onze Bevrijder, Gids en Beschermer?
18 Wanneer we met God wandelen, bevrijdt hij ons van Satans wereld, leidt hij ons door middel van zijn Woord en zijn organisatie en beschermt hij ons als groep wanneer we door tegenstanders worden aangevallen. Daarom hebben we alle reden om de hand van onze hemelse Vader stevig vast te houden terwijl we met hem de stormachtige laatste etappe van onze tocht afleggen naar iets veel grootsers dan het Beloofde Land uit de oudheid — Gods rechtvaardige nieuwe wereld.
19. In welk opzicht houdt bescheidenheid verband met onze beperkingen?
19 Bescheiden wandelen met God helpt ons onze omstandigheden realistisch te bezien. Dit is zo omdat bescheidenheid inhoudt dat we ons bewust zijn van onze beperkingen. Ouderdom of een verslechterende gezondheid kan ons enigszins beperken met betrekking tot wat we in Jehovah’s dienst kunnen doen. Maar in plaats van ons hierdoor te laten ontmoedigen, is het goed te bedenken dat God onze krachtsinspanningen en offers aanvaardt ’naar hetgeen wij hebben, niet naar hetgeen wij niet hebben’ (2 Korinthiërs 8:12). Ja, Jehovah verwacht van ons dat we hem met heel onze ziel dienen en doen wat in onze omstandigheden mogelijk is (Kolossenzen 3:23). Als we oprecht en ijverig doen wat we kunnen in Gods dienst, zal hij ons overvloedig zegenen. — Spreuken 10:22.
Een wachtende houding brengt zegeningen
20. Welk besef dient ons te helpen om net als Micha van een wachtende houding blijk te geven?
20 Als we Jehovah’s zegen ervaren, beweegt dat ons ertoe Micha’s houding na te volgen. Hij verklaart: „Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven” (Micha 7:7). Hoe houden deze woorden verband met het feit dat we bescheiden wandelen met God? Een wachtende houding of geduld hebben, helpt ons om niet teleurgesteld te raken omdat Jehovah’s dag nog niet is gekomen (Spreuken 13:12). Eerlijk gezegd verlangen we allemaal naar het einde van deze goddeloze wereld. Maar elke week zijn er duizenden mensen die er net mee beginnen met God te wandelen. Die wetenschap is voor ons een reden om van een wachtende houding blijk te geven. Een Getuige met een lange staat van dienst zei in dit verband: „Terugkijkend op meer dan 55 jaar predikingsdienst, [ben ik] ervan overtuigd dat ik niets misgelopen ben door op Jehovah te wachten. Integendeel, mij is veel hartzeer bespaard.” Is dat ook onze ervaring?
21, 22. Hoe gaat Micha 7:14 in onze tijd in vervulling?
21 Met Jehovah wandelen strekt ons zonder meer tot voordeel. Zoals we in Micha 7:14 lezen, vergelijkt Micha Gods volk met schapen die veilig bij hun herder verblijven. In de hedendaagse, grotere vervulling van deze profetie vinden zowel het overblijfsel van het geestelijke Israël als de „andere schapen” zekerheid en veiligheid bij hun vertrouwde Herder, Jehovah. Ze verblijven ’alleen in een woud — te midden van een boomgaard’, geestelijk afgescheiden van deze wereld die steeds meer problemen en gevaren kent. — Johannes 10:16; Deuteronomium 33:28; Jeremia 49:31; Galaten 6:16.
22 Jehovah’s volk geniet voorspoed, zoals eveneens in Micha 7:14 werd voorzegd. Sprekend over Gods schapen, of volk, zegt Micha: „Laat hen weiden in Basan en Gilead.” Net als schapen in Basan en Gilead op vruchtbare weiden graasden en gedijden, zo geniet Gods volk in deze tijd geestelijke voorspoed — nog een zegen voor degenen die bescheiden met God wandelen. — Numeri 32:1; Deuteronomium 32:14.
23. Welke les kunnen we uit Micha 7:18, 19 leren?
23 In Micha 7:18, 19 beklemtoont de profeet Jehovah’s wens om de berouwvollen te vergeven. Vers 18 zegt dat Jehovah „dwaling vergeeft” en ’voorbijgaat aan overtreding’. Volgens vers 19 zal hij „al hun zonden in de diepten der zee werpen”. Wat is één les die we hieruit kunnen leren? We kunnen ons afvragen of we Jehovah in dit opzicht navolgen. Vergeven wij de dwalingen die anderen misschien tegen ons begaan? Wanneer zulke personen berouw hebben en het weer willen goedmaken, zullen we Jehovah’s bereidheid om volledig en blijvend te vergeven, beslist willen weerspiegelen.
24. Hoe hebben we voordeel getrokken van Micha’s profetie?
24 Hoe hebben we voordeel getrokken van deze bespreking van Micha’s profetie? We zijn eraan herinnerd dat Jehovah een echte hoop schenkt aan degenen die tot hem getrokken worden (Micha 2:1-13). We zijn ertoe aangemoedigd al het mogelijke te doen om de ware aanbidding te bevorderen zodat we voor eeuwig in Gods naam kunnen wandelen (Micha 4:1-4). En we hebben de verzekering gekregen dat we, ongeacht onze omstandigheden, aan Jehovah’s vereisten kunnen voldoen. Ja, Micha’s profetie sterkt ons werkelijk om in Jehovah’s naam te wandelen.
Wat zouden we antwoorden?
• Wat verlangt Jehovah volgens Micha 6:8 van ons?
• Wat is nodig om „gerechtigheid te oefenen”?
• Hoe kunnen we tonen dat we ’goedheid liefhebben’?
• Wat betekent het ’bescheiden te wandelen met God’?
[Studievragen]
[Illustraties op blz. 21]
Ondanks de goddeloze toestanden in zijn tijd voldeed Micha aan Jehovah’s vereisten. Wij kunnen dat ook
[Illustratie op blz. 23]
We oefenen gerechtigheid door mensen uit alle rangen en standen getuigenis te geven
[Illustraties op blz. 23]
We hebben goedheid lief door aan de behoeften van anderen te voldoen
[Illustratie op blz. 23]
We doen wat we kunnen, terwijl we bescheiden onze beperkingen erkennen