Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Tot een getuigenis voor alle natiën”

„Tot een getuigenis voor alle natiën”

„Tot een getuigenis voor alle natiën”

„Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde.” — HANDELINGEN 1:8.

1. Wanneer en waar kregen de discipelen de profetie te horen die in Mattheüs 24:14 staat?

JEZUS’ woorden in Mattheüs 24:14 zijn zo bekend dat velen van ons ze uit het hoofd kennen. En wat is het een opmerkelijke profetie! Wat moeten de discipelen wel gedacht hebben toen ze die voor het eerst hoorden! Het was het jaar 33 van onze jaartelling. De discipelen hadden al zo’n drie jaar met Jezus doorgebracht, en nu waren ze met hem meegegaan naar Jeruzalem. Ze hadden zijn wonderen gezien en zijn leringen gehoord. Hoewel ze zich verheugden in de kostbare waarheden die Jezus hun had geleerd, beseften ze heel goed dat niet iedereen hun enthousiasme deelde. Jezus had machtige, invloedrijke vijanden.

2. Welke gevaren en uitdagingen stonden de discipelen te wachten?

2 Op de Olijfberg zaten vier discipelen gespannen te luisteren toen Jezus sprak over de gevaren en uitdagingen die hun te wachten stonden. Eerder had Jezus hun al verteld dat hij gedood zou worden (Mattheüs 16:21). Nu maakte hij duidelijk dat ook zij wreed vervolgd zouden worden: „Dan zal men u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle natiën.” Maar dat was nog niet alles. Valse profeten zouden velen misleiden. Anderen zouden tot struikelen worden gebracht en elkaar verraden en haten. Weer anderen, „de meesten” zelfs, zouden hun liefde voor God en voor zijn Woord laten verkoelen. — Mattheüs 24:9-12.

3. Wat maakt Jezus’ woorden in Mattheüs 24:14 zo verbazingwekkend?

3 Tegen die ongunstige achtergrond kwam Jezus met een uitspraak die de discipelen verbaasd moet hebben. Hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Het werk dat Jezus in Israël begonnen was, „getuigenis af te leggen van de waarheid”, zou dus door blijven gaan en zich wereldwijd uitbreiden (Johannes 18:37). Wat een verbazingwekkende profetie! Dat werk uitbreiden tot „alle natiën” zou op zich al een uitdaging zijn, maar om dat te doen terwijl ze door alle naties gehaat werden, zou niets minder dan een wonder zijn. Door die reusachtige taak te volbrengen zouden niet alleen Jehovah’s oppergezag en macht worden verheerlijkt, maar ook zijn liefde, barmhartigheid en geduld. Bovendien zou het zijn dienstknechten de kans geven hun geloof en toewijding te tonen.

4. Wie kregen de opdracht om het getuigeniswerk te verrichten, en hoe stelde Jezus hen gerust?

4 Jezus liet er geen twijfel over bestaan dat zijn discipelen een kolossaal werk te doen hadden. Voordat Jezus naar de hemel opsteeg, verscheen hij aan hen en zei: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). Hoewel de discipelen al gauw versterking kregen, waren ze nog steeds met weinigen. Wat een geruststelling moet het zijn geweest te weten dat Gods krachtige heilige geest hen in staat zou stellen deze opdracht van God uit te voeren!

5. Wat wisten de discipelen niet over het getuigeniswerk?

5 De discipelen wisten dat ze het goede nieuws moesten prediken en „discipelen van mensen uit alle natiën” moesten maken (Mattheüs 28:19, 20). Maar ze wisten niet hoe grondig er getuigenis zou worden gegeven, en ze wisten niet wanneer het einde zou komen. Wij ook niet. Dat zijn zaken die alleen Jehovah bepaalt (Mattheüs 24:36). Wanneer Jehovah vindt dat er voldoende getuigenis is gegeven, zal hij een eind maken aan dit goddeloze samenstel. Pas dan zullen christenen doorhebben dat de prediking volbracht is in de mate waarin Jehovah zich dat had voorgenomen. Die vroege discipelen hadden zich nooit kunnen voorstellen dat het getuigenis in deze tijd van het einde nog eens zo’n omvang zou krijgen.

Het getuigeniswerk in de eerste eeuw

6. Wat gebeurde er met Pinksteren in het jaar 33 en kort daarna?

6 In de eerste eeuw werden er met de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen verbluffende resultaten geboekt. In het jaar 33 waren er met Pinksteren ongeveer 120 discipelen in een bovenkamer in Jeruzalem. Gods heilige geest werd op hen uitgestort, de apostel Petrus hield een bezielende toespraak waarin hij de betekenis van dat wonder uitlegde, en zo’n drieduizend personen gingen geloven en werden gedoopt. Dat was nog maar het begin. Ondanks verwoede pogingen van de religieuze leiders om de prediking van het goede nieuws een halt toe te roepen, „bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen [de discipelen] toevoegen”. Al gauw bleek dat „het getal der mannen steeg tot ongeveer vijfduizend”, en daarna bleven er „gelovigen in de Heer toegevoegd worden, menigten van zowel mannen als vrouwen”. — Handelingen 2:1-4, 8, 14, 41, 47; 4:4; 5:14.

7. Waarom vormde de bekering van Cornelius een belangrijke ontwikkeling?

7 In het jaar 36 deed zich een belangrijke nieuwe ontwikkeling voor: de bekering en doop van Cornelius, een heiden. Door de apostel Petrus naar deze godvrezende man te sturen, maakte Jehovah duidelijk dat Jezus’ gebod „maakt discipelen van mensen uit alle natiën” niet beperkt was tot de joden in verschillende landen (Handelingen 10:44, 45). Hoe reageerden degenen die de leiding hadden? Toen de apostelen en oudere mannen in Judea begrepen dat ook „mensen uit de natiën”, niet-joden, het goede nieuws te horen moesten krijgen, loofden ze God (Handelingen 11:1, 18). Ondertussen bleef de prediking onder de joden vruchten afwerpen. Enige jaren later (mogelijk ca. 58) waren er naast heidense gelovigen ook „duizenden gelovigen . . . onder de joden”. — Handelingen 21:20.

8. Welke invloed heeft het goede nieuws op mensen?

8 De numerieke groei onder de eerste-eeuwse christenen is natuurlijk indrukwekkend, maar we mogen nooit de personen achter die cijfers uit het oog verliezen. De bijbelse boodschap die ze hoorden was krachtig (Hebreeën 4:12). Er voltrokken zich ingrijpende veranderingen in het leven van degenen die de boodschap aanvaardden. Ze gingen een moreel rein leven leiden, deden de nieuwe persoonlijkheid aan en werden met God verzoend (Efeziërs 4:22, 23). Dat gebeurt nu nog steeds. En al degenen die het goede nieuws aanvaarden, hebben het schitterende vooruitzicht eeuwig te leven. — Johannes 3:16.

Medewerkers van God

9. Van welk voorrecht en welke verantwoordelijkheid waren de vroege christenen zich bewust?

9 De vroege christenen schreven wat er bereikt werd niet aan zichzelf toe. Ze erkenden dat hun prediking „met kracht van heilige geest” werd verricht (Romeinen 15:13, 19). Jehovah was verantwoordelijk voor geestelijke groei. Tegelijkertijd beseften die christenen dat ze het voorrecht en de verantwoordelijkheid hadden „Gods medewerkers” te zijn (1 Korinthiërs 3:6-9). In overeenstemming met Jezus’ aansporing spanden ze zich dan ook krachtig in om het hun toegewezen werk te verrichten. — Lukas 13:24.

10. Hoe spanden sommige vroege christenen zich in om een getuigenis aan alle naties te geven?

10 Als „apostel der natiën” reisde Paulus duizenden kilometers over land en zee en stichtte hij vele gemeenten in de Romeinse provincie Asia en in Griekenland (Romeinen 11:13). Hij reisde ook naar Rome en mogelijk zelfs naar Spanje. Ondertussen ging de apostel Petrus, aan wie „het goede nieuws . . . voor de besnedenen” was toevertrouwd, de andere kant op om te dienen in Babylon, destijds een belangrijk centrum van het judaïsme (Galaten 2:7-9; 1 Petrus 5:13). Onder degenen die zich inspanden in het werk van de Heer, waren vrouwen als Tryfena en Tryfosa. Over een andere vrouw, Persis, wordt gezegd: „Zij heeft veel gearbeid in de Heer.” — Romeinen 16:12.

11. Hoe zegende Jehovah de inspanningen van de discipelen?

11 Jehovah heeft hun inspanningen en die van andere ijverige werkers rijk gezegend. Nog geen dertig jaar nadat Jezus had voorzegd dat er gepredikt zou worden „tot een getuigenis voor alle natiën”, schreef Paulus dat het „goede nieuws” was gepredikt „in heel de schepping die onder de hemel is” (Kolossenzen 1:23). Kwam toen het einde? Ja, in zekere zin. Het joodse stelsel kwam aan zijn eind toen in het jaar 70 Romeinse legers Jeruzalem en de tempel verwoestten. Toch had Jehovah besloten dat er een veel groter getuigenis gegeven zou worden voordat hij een eind zou maken aan heel Satans goddeloze wereld.

Het getuigeniswerk in deze tijd

12. Hoe werd het gebod om te prediken door de vroege Bijbelonderzoekers opgevat?

12 Na een lange periode van wijdverspreide geloofsafval werd laat in de negentiende eeuw de zuivere aanbidding hersteld. De Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden, hadden heel goed door dat er over de hele aarde discipelen gemaakt moesten worden (Mattheüs 28:19, 20). In 1914 waren er ongeveer 5100 personen die deelnamen aan de prediking, en het goede nieuws had al zo’n 68 landen bereikt. Maar die vroege Bijbelonderzoekers vatten nog niet de volledige betekenis van Mattheüs 24:14. Eind negentiende eeuw was de bijbel, waarin het goede nieuws of het evangelie staat opgetekend, door bijbelgenootschappen in veel talen vertaald en gedrukt en over de hele wereld verspreid. Tientallen jaren lang verkeerden de Bijbelonderzoekers dan ook in de veronderstelling dat er al een getuigenis aan de naties was gegeven.

13, 14. Welk duidelijker begrip van Gods wil en voornemen werd in de Engelse Wachttoren van 1928 uiteengezet?

13 Geleidelijk gaf Jehovah zijn volk een duidelijker begrip van zijn wil en voornemen (Spreuken 4:18). In de Engelse Wachttoren van 1 december 1928 stond: „Kan men zeggen dat met bijbelverspreiding de voorzegde prediking van het evangelie van het koninkrijk is volbracht? Geenszins! Ondanks deze bijbelverspreiding is het nog immer noodzakelijk dat Gods kleine groep getuigen op aarde lectuur drukt waarin Gods [voornemen] wordt uiteengezet en de huizen bezoekt waar deze bijbels verspreid zijn. Anders zouden de mensen er onwetend van worden gelaten dat het Messiaanse koninkrijk in onze tijd is opgericht.”

14 Die uitgave van De Wachttoren zei verder: „In 1920 . . . verkregen de Bijbelonderzoekers een juist begrip van de profetie des Heren die in Mattheüs 24:14 staat. Zij zagen toen in dat ’dit evangelie’ dat in de hele wereld tot een getuigenis voor de heidenen of alle natiën gepredikt diende te worden, geen evangelie van een nog toekomstig koninkrijk was maar een evangelie dat inhield dat de Messiaanse koning reeds over de aarde was gaan regeren.”

15. Hoe heeft het getuigeniswerk zich sinds de jaren twintig uitgebreid?

15 Die „kleine groep getuigen” uit de jaren twintig is niet zo klein gebleven. In de daaropvolgende decennia werd „een grote schare” van „andere schapen” geïdentificeerd, die bijeengebracht begon te worden (Openbaring 7:9; Johannes 10:16). Momenteel zijn er 6.613.829 verkondigers van het goede nieuws in 235 landen op aarde. Wat een prachtige vervulling van profetieën! Nog nooit in de geschiedenis is „dit goede nieuws van het koninkrijk” op zo’n grote schaal gepredikt. Nog nooit zijn er zo veel getrouwe dienstknechten van Jehovah op aarde geweest.

16. Wat is in het afgelopen dienstjaar tot stand gebracht? (Zie de tabel op blz. 27-30.)

16 Met elkaar is deze grote groep Getuigen in het dienstjaar 2005 heel druk bezig geweest. Ze hebben er meer dan een miljard uur aan besteed om in 235 landen het goede nieuws te prediken. Er zijn miljoenen nabezoeken gebracht en miljoenen bijbelstudies geleid. Dit alles is tot stand gebracht door Jehovah’s Getuigen, die kosteloos hun tijd en middelen ter beschikking hebben gesteld om anderen over Gods Woord te vertellen (Mattheüs 10:8). Via zijn krachtige heilige geest blijft Jehovah zijn dienstknechten sterken om zijn wil te volbrengen. — Zacharia 4:6.

Hard werken om getuigenis te geven

17. Hoe heeft Jehovah’s volk op Jezus’ woorden over de prediking van het goede nieuws gereageerd?

17 Hoewel er bijna tweeduizend jaar zijn verstreken sinds Jezus zei dat het goede nieuws gepredikt zou worden, is de ijver van Gods volk voor het werk niet verflauwd. We weten dat we door te volharden in het doen van wat voortreffelijk is, Jehovah’s eigenschappen liefde, barmhartigheid en geduld weerspiegelen. Net als hij willen we niet dat er iemand vernietigd wordt maar dat mensen tot berouw komen en met Jehovah verzoend worden (2 Korinthiërs 5:18-20; 2 Petrus 3:9). Vurig van geest blijven Jehovah’s Getuigen ijverig het goede nieuws tot de einden der aarde verkondigen (Romeinen 12:11). Als gevolg daarvan aanvaarden mensen overal de waarheid en brengen ze hun leven in overeenstemming met Jehovah’s liefdevolle leiding. Laten we eens een paar voorbeelden bekijken.

18, 19. Vertel enkele ervaringen van personen die gunstig op het goede nieuws hebben gereageerd.

18 Charles was een boer in het westen van Kenia. In 1998 verkocht hij ruim 8000 kilo tabak, wat hem een onderscheiding als de Beste Tabaksboer opleverde. Toen begon hij de bijbel te bestuderen. Al gauw zag hij in dat iemand die bij tabaksproductie betrokken is, Jezus’ gebod om onze naaste lief te hebben overtreedt (Mattheüs 22:39). Charles kwam tot de conclusie dat ’de beste tabaksboer’ eigenlijk ’de beste moordenaar’ was, en hij besproeide zijn tabaksplanten met gif. Hij kwam tot de opdracht en de doop en is nu gewone pionier en dienaar in de bediening.

19 Er bestaat geen enkele twijfel over dat Jehovah ’de naties schudt’ door middel van het getuigenis dat wereldwijd wordt gegeven, en de begeerlijke dingen — mensen — komen binnen (Haggaï 2:7). Pedro uit Portugal ging op zijn dertiende naar het seminarie. Zijn doel was missionaris te worden en bijbelles te geven. Maar na korte tijd verliet hij het seminarie omdat er tijdens de lessen zo weinig aandacht aan de bijbel werd geschonken. Zes jaar later studeerde hij psychologie aan een universiteit in Lissabon. Hij woonde bij zijn tante, een Getuige van Jehovah, die hem aanmoedigde de bijbel te bestuderen. Pedro was er destijds niet zeker van of God wel bestond, en hij kon niet besluiten of hij bijbelstudie zou nemen. Hij sprak met zijn professor psychologie over zijn besluiteloosheid. Die zei dat de psychologie leert dat mensen die geen beslissingen kunnen nemen meestal zelfdestructief zijn. Dat deed Pedro besluiten bijbelstudie te nemen. Hij is onlangs gedoopt en leidt nu zelf bijbelstudies.

20. Waarom kunnen we ons verheugen dat er op zo grote schaal getuigenis aan de naties wordt gegeven?

20 We weten niet in welke mate er nog getuigenis aan de naties gegeven zal worden, en ook weten we dag en uur niet waarop het einde zal komen. We weten alleen dat het binnenkort zal zijn. Het verheugt ons dat de grootschalige prediking van het goede nieuws slechts een van de vele tekenen is dat de tijd nabij is waarop menselijke regeringen plaats moeten maken voor Gods koninkrijk (Daniël 2:44). Met elk jaar dat verstrijkt krijgen miljoenen mensen de gelegenheid om op het goede nieuws te reageren, en dat verheerlijkt onze God, Jehovah. Laten we vastbesloten zijn getrouw te blijven en er samen met onze broeders en zusters wereldwijd ijverig mee voort te gaan getuigenis aan alle naties te geven. Daardoor zullen we zowel onszelf redden als degenen die naar ons luisteren. — 1 Timotheüs 4:16.

Overzichtsvragen

• Waarom is Mattheüs 24:14 zo’n opmerkelijke profetie?

• Welke moeite deden de vroege christenen om te prediken, en met welke resultaten?

• Hoe kwamen de Bijbelonderzoekers tot het besef dat ze aan alle naties getuigenis moesten geven?

• Wat valt je op in de activiteit van Jehovah’s volk in het afgelopen dienstjaar?

[Studievragen]

[Tabel op blz. 27-30]

BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 2005 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD

(Zie ingebonden jaargang)

[Kaart/Illustraties op blz. 25]

Paulus reisde duizenden kilometers over land en zee om het goede nieuws te prediken

[Illustratie op blz. 24]

Jehovah gaf Petrus de opdracht om Cornelius en zijn gezin getuigenis te geven