Vragen van lezers
Vragen van lezers
Had de slang die met Eva sprak poten?
Zoals in Genesis 3:14 opgetekend staat, richtte Jehovah God zich tot de slang die Eva in de Hof van Eden had bedrogen toen Hij zei: „Omdat gij dit hebt gedaan, zijt gij de vervloekte onder alle huisdieren en onder al het wild gedierte van het veld. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen van uw leven.” De Bijbel zegt niet uitdrukkelijk dat het dier dat werd gebruikt om Eva te verleiden, vroeger poten had gehad maar ze nu kwijtraakte. Hoewel sommigen er misschien door de woordkeus in Genesis 3:14 toe zijn gebracht dat te denken, hoeven we niet per se de conclusie te trekken dat slangen vóór die vervloeking poten hadden. Waarom niet?
Voornamelijk omdat Jehovah’s vonnis in werkelijkheid gericht was tegen Satan, de onzichtbare geest die zich met verkeerde bedoelingen van dat lagere schepsel, de slang, bediend had. De Bijbel beschrijft Satan als „de vader van de leugen” en „de oorspronkelijke slang”. Deze beide uitdrukkingen verwijzen kennelijk terug naar de omstandigheid dat Satan een zichtbaar dier, een slang, als zijn spreekbuis gebruikte om Eva ertoe over te halen ongehoorzaam te zijn aan Gods gebod. — Johannes 8:44; Openbaring 20:2.
God heeft de slangen geschapen, en Adam had ze blijkbaar hun naam gegeven voordat Satan Eva op listige wijze bedroog. De redeloze slang die tegen Eva sprak, trof geen blaam. Ze had niet het besef dat ze door Satan werd gemanipuleerd, en ze had geen begrip van het vonnis dat God over de ongehoorzame partijen velde.
Waarom sprak God dan over de fysieke vernedering van de slang? Het gedrag van een slang in haar natuurlijke omgeving, kruipend op haar buik en haar tong snel bewegend alsof ze stof oplikt, was een passend symbool van Satans vernederde toestand. Van de verheven positie die hij voordien als een van Gods engelen genoot, werd hij gedegradeerd tot de lage toestand die in de Bijbel als Tartarus wordt aangeduid. — 2 Petrus 2:4.
En net als een letterlijke slang iemands hiel zou kunnen verwonden, zou Satan in zijn vernederde toestand Gods „zaad” „in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). Het primaire deel van dat zaad bleek Jezus Christus te zijn, die tijdelijk door toedoen van Satans handlangers lijden onderging. Maar uiteindelijk zal de kop van de symbolische slang blijvend verbrijzeld worden door Christus en zijn uit de dood opgewekte gezalfde christelijke metgezellen (Romeinen 16:20). Dat God zijn vloek richtte tot de zichtbare slang, beeldde dan ook passend af dat de onzichtbare „oorspronkelijk slang”, Satan de Duivel, vernederd en ten slotte vernietigd zou worden.